GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
67
INGEKOMEN STUKKEN.
N*. 174. Leiden, 5 Juli 1886.
In de zitting van 24 Juni jl. werd ons voorstel tot uitdieping van
de Kool- en Brandewijnsgrachten verworpen, zoodat, in verband met
de aanneming van de motie van den heer Van Hoeken in de zitting
van 3 December, waarbij de wenschelijkheid van demping der genoemde
grachten werd uitgesproken, in beginsel tot de demping is besloten.
De vereischte gelden zullen nu nog beschikbaar moeten worden
gesteld en beslist op welke wijze deze zullen worden gevonden.
Blijkens onze voordracht van 20 Mei jl. zijn de kosten van de dem
ping met het leggen van een riool geraamd op ƒ7300.waaronder
evenwel de bestraling niet is begrepen.
Eene bestrating met nieuwe steenen, die de kosten zoude doen
stijgen tot ƒ10000.komt ons onnoodig voorterwijl, zooals in onze
aangehaalde voordracht werd opgemerkt, de bestrating gevoegelijk
door stadswerklieden met oude steenen kan geschieden.
Intusschen zal dan de ter zake op de begrooling uitgetrokken som
met een zeker bedrag moeten worden verhoogd, ten einde te voor
komen dat ander noodig straatwerk achterwege zoude moeten blijven.
Een bedrag van ƒ300.wordt daarvoor door ons voldoende geacht,
zoodat de kosten der geheele demping met toebehooren kunnen wor
den geraamd op ƒ7600.
Wat betreft de wijze waarop de benoodigde gelden moeten worden
gevondenzal uit den aard der zaakovereenkomstig herhaaldelijk door
we Vergadering genomen beslissingen, ook de uitgave voor deze
demping, onzes inziens, moeten worden bestreden uit de buitengewone
ontvangsten.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging:
1°. te besluiten dat de Kool- en Brandewijnsgrachten zullen worden
gedempt en dat de daaraan verbonden uitgave geraamd op 7600.
zal worden gevonden uit de buitengewone ontvangsten,
2°. vast te stellen den hierbij overgelegden suppletoiren staat van
begrootingdienst 1886strekkende tot verhooging van die begrooting
in ontvangst en uitgaaf met 7600.in ontvangst van Volgn*. 51
Geldleening ter voorziening in de kosten van buitengewone werken,
en in uitgaaf Volgn». 100, Dempen van grachten.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 175.
Leiden, 5 Juli 1886.
In de raadszitting van 18 October 1883 werd besloten met de ge
meente Delft eene rechtsvordering in te stellen tegen den pachter van
de opbrengst der passage of gabel- en schouwgelden en diens borgen
tot betaling van het ter zake verschuldigde.
Bij vonnis der Arrondissements Rechtbank te 's Gravenhage van 30
October 1885 is daarop de pachter W. Van der Meer en zijn borg W.
F. Kasteele veroordeeld tot betaling aan de gemeenten Leiden en Delft
van de gevorderde som van 2516 met de interest daarvan berekend
tegen vijf ten honderd in het jaar sedert den 10 December 1884 tot
de voldoening.
Nadat ter uitvoering beslag is gelegd op de vaste goederen van den
borg W. F. Kasteele is vanwege den pachter op 29 Juni jl. ten kantore
van den Gemeenteontvanger gestort een bedrag van ƒ2864,70', als de
in het vonnis vermelde som van ƒ2516.met de rente ad 5 pCt. van
10 December 1885 af, ad ƒ195.— en in mindering van het alsnog
verschuldigde 153.70'. Vermits de pachtsom per jaar bedraagt
ƒ2995.was de pachter op 1 Juli jl. alsnog verschuldigd ƒ8082.54',
tot de betaling waarvan hij in behoorlijken vorm is gesommeerd.
Wij hebben van een en ander aan het Gemeentebestuur van Delft
kennis gegeven, met verzoek een besluit te nemen tot het instellen
van eene tweede rechtsvordering en geven Uwe Vergadering alsnu in
overweging te besluiten om met de gemeente Delft tegen den pachter
voornoemd en zijne borgen eene rechtsvordering in te stellen tot vol
doening van het aan beide gemeenten ter zake van de voormelde
pacht tot op den dag der dagvaarding verschuldigde.
Het door ons ingewonnen rechtskundig advies is met de betrekke
lijke stukken in de leeskamer ter inzage van de leden nedergelegd.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N*. 176. Leiden, den 5 Juli 1886.
Onder overlegging van bijgaande stukken hebben wij de eer U mede
te deelen dat er ook bij ons geene bedenkingen bestaan tegen de in
williging van het verzoek van de directie van de Leidsche Zoutkeet
om een aanvoerbuis voor water te leggen van de Oude Singelgracht
naar de Zoutziederij aldaar, zoodat wij Uwe Vergadering in overweging
geven de gevraagde vergunning te verleenen onder de voorwaarden
vermeld in het rapport der Commissie van fabricage.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
De ondergeteekende Directeur der Leidsche Zoutkeet te Leiden heeft
de Eer UEA. toestemming te vragen tot het leggen van een aanvoer
buis voor water van de Oude Singelgracht tot de Zoutziederij, een
afstand bedragende van ±10 Meter.
'tWelk doende,
A. L. De Stbrler.
Leiden, 30 Juni 1886.
De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van de
Directie der Leidsche Zoutkeet te berichtendat bjj haar geen bezwaar
bestaat tegen het verleenen der gevraagde vergunning om een aan
voerbuis voor water te leggen van de Oude Singelgracht naar de
Zoutziederij aldaar, mits tegen vergoeding der kosten van opbreken
en herstraten der openbare straat, zonder hinder voor de passage,
onder toezicht van den Gemeente-Architect en tegen betaling van het
recht, bepaald bij art. 3 N'. 10 van het Tarief, vastgesteld den 5
Maart 1857.
Aan Heeren Burg. en Weth.
der gemeente Leiden.
De Commissie van Fabricage.
N°. 177, Leiden, den 6 Juli 1886.
Evenmin als bij het hoofd der Jongensschool 2de klasse bestaat er
bij ons bezwaar tegen de inwilliging van het verzoek van F. J. F.
Tijssen om eervol ontslag uit zijne betrekking van 2en onderwijzer
aan de genoemde school. Wij geven Uwe Vergadering derhalve in
overweging hem dal ontslag te verleenen en zulks ingevolge het ver
zoek met ingang van 16 Augustus a. s.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Edel Achtbare Heeren!
De ondergeteekende, onderwijzer aan de openb. jongensschool 2de
klasse alhier neemt beleefd de vrjjheid eervol ontslag te verzoeken
uit genoemde betrekking tegen 15 Aug. e. k.wegens zjjne benoeming
tot hoofd der openb. school te Geldrop.
Leiden, 5 Juli 1886.
Aan den Gemeenteraad te Leiden.
Met de meeste hoogachting
Uw dw. dr.
F. J. F. Tussen.
Leiden, 6 Juli 1886.
De ondergeteekende heeft de eer UEd. Achtbare te berichten, dat
bij hem geen bezwaar bestaat tegen de inwilliging van het verzoek
van den onderwijzer F. J. F. Tijssenom eervol ontslag uit zijne be
trekking van onderwjjzer aan de Openbare Jongensschool 2de klasse
tegen den 16en Augustus aanstaande.
Het hoofd der school
J. D. Van Wijk.
Den Edel Achtbaren Heer Burgemeester van Leiden.
N°. 178. Leiden, 5 Juli 1886.
Wij hebben de eer Uwe Vergadering mede te deelen dat er ook
bij ons geen bezwaar bestaat tegen de inwilliging van het verzoek
van Mejuffrouw A. Honig, om eervol ontslag uit hare tegenwoordige
betrekking van tweede onderwijzeres aan de Meisjesschool 2e klasse.
Wij geven U daarom in overweging haar dat ontslag te verleenen en
zulks ingevolge haar verzoek met ingang van 16 Augustus a. s.
De betrekkelijke stukken worden hierbij overgelegd.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den WelEd. Achtbaren Gemeenteraad van Leiden
geeft de ondergeteekende met den verschuldigden eerbied te kennen
dat zij tegen half Augustus eervol ontslagen wenscht te worden als
tweede onderwijzeres aan de openbare Meisjesschool 2de klasse.
Leiden, 1 Juli 1886. A. Honig.
Leiden, 3 Juli 1886.
Aan Burgemeester en Wethouders van Leiden.
In antwoord op uwe apostille van 1 Juli 11. heb ik de eer U te
melden, dat bij mij geen bezwaar bestaat, dat aan mej. A. Honig het
gevraagde ontslag tegen den bepaalden tijd verleend wordt.
Het hoofd der openb. Meisjesschool 2de kl.
S. Winkler.
N'. 170. Leiden, den 5 Juli 1886.
Onder overlegging van nevensgaande stukken, hebben wij de eer
Uwe Vergadering mede te deelen dat er ook bij ons geene bedenking
bestaat tegen de inwilliging van het verzoek van Mejuffrouw Risseeuw,
om ontheven te worden van de waarneming der betrekking van
leerares in de vrouwelijke handwerken aan de Kweekschool voor
onderwijzers en onderwijzeressen, wegens minder gunstigen gezond
heidstoestand.
Wij geven U derhalve in overweging Mej. A. Risseeuw eervol te
ontheffen van de waarneming van de genoemde betrekking tegen 1
September a. s.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Onder hartelijke dankzegging voor het verleend verlof heeft de
ondergeteekende de eer U te melden, dat zij in zooverre hersteld is,
dat zij de lessen in de Gymnastiek kan hervatten.
Tot haar groot leedwezen moet zij er bjj voegen, dat hare krachten
haar niet veroorloven tevens les in de vrouwelijke handwerken te
gevenom welke reden zjj eervol ontslag verzoekt als leerares in dit
vak aan de Kweekschool voor Onderwijzers en Onderwijzeressen alhier.
Hoogachtend heeft zij de eer te zjjn
UEA. Dienstw. Dienaresse
Leiden, 29 Juni 1886. A. Risseeuw.