49 Wanneer wij nu tot eene meer uitvoerige behandeling der drie reeds vroeger besprokene onderwerpen: onderwijs, gas en duinwater, overgaan, dan zullen wij de grenzen binnen welke de voorstellers wenschen te blijven niet of slechts weinig behoeven te overschrijden, en ons in hoofdzaak kunnen bepalen tot het betoog dat de maatregel niet wenschelijk, soms onuitvoerbaar is. Wij vangen ditmaal met het onderwijs aan. Dat wij, bestuurders der gemeente, ten koste van de belastingschul digen liberaliteiten bewijzen aan personen die in de lasten onzer ge meente niet bijdragen, zal, zoo beweren de geachte voorstellers, dade lijk worden erkend, »als men, om een enkel voorbeeld te noemen gelieft op te slaan de statistiek van de .gemeente Leiden door onzen geachten Wethouder Bool samengesteld. «Wij vinden daar met betrekking tot het lager onderwijs in deze gemeente opgeteekenddat voor het onderwijs per leerling door deze gemeente wordt toegelegd: op de jongensschool le klf 23.64 op de meisjesschool le kl28.83 op de jongensschool 2e kl«34.18 op de meisjesschool 2e kl»41.67 op de leerschool17.98 «Nu vragen wij niet, of eene billijke regeling met de buitenge meenten alleen te dezer zake, veel of weinig voordeel aan de gemeente zon afwerpen, wij wenschen alleen deze vraag te stellen, of het tegen over onze eigene ingezetenen billijk is te noemen, dat zij in den vorm van belasting ook moeten betalen het tekort op de schoolgelden voor de kinderen van de niet-ingezetenendie niet in dat tekort dragen, en dus zonder eenig aequivalent uit onze gemeentekas een niet te ver smaden geschenk ontvangen? «Wij durven het betwijfelen. «Is deze toestand onbillijk tegenover onze medeburgers, geen zweem van onbillijkheid bestaat er tegenover de niet-ingezetenenals wij hun den toegang tot onze goedingerichte onderwijsinstellingen openstellen maar daaraan den eisch verbinden, dat zij ons zoo na mogelijk den koslenden prijs vergoeden.'' Tot recht verstand van hetgene hier thans volgt, was deze vrij uit voerige aanhaling uit het antwoord der voorstellers noodig. Wjj zul len nu nl. aantoonendat de niet-ingezetenenwel verre van een niet te versmaden geschenk uit onze gemeentekas te ontvangen, alleen reeds door het gebruik dat zij van onze onderwijsinstellingen maken, wel degelijk een aequivalent leveren dat onze belastingschuldigen ten goede komt, in plaats van, zooals de voorstellers beweren, op dezen te drukken. Om dit te bewjjzen hebben wij alleen te onderzoeken hoe groot de som zoude zijn die voor het onderwijs per leerling door deze gemeente zoude worden toegelegd, indien de kinderen uit de buitengemeenten die scholen niet bezochten. Wij zullen daarvoor dezelfde statistiek gebruiken, die door de voorstellers zeiven is aangehaald. Uit die statistiek nu blijkt dat op de jongensschool! e kl. het aantal leerlingen bedroeg463. Aan schoolgeld werd ontvangen7800. hetgeen gemiddeld per leerl. is47.85. Het aantal leerlingen uit gemeenten buiten Leiden was 21 Van deze werd dus aan schoolgeld ontvangen f 1004.85. Wanneer deze leerlingen de school niet hadden bezocht zou dus aan schoolgeld slechts ontvangen zijn6795.15, de bijdrage van het Rijk was3333.60.' Het totaal der ontvangsten zou dus geweest zijn f 10128.75. Het totaal der uitgaven was14986.77, en het tekort zou zijn geweest4858.02, of gedeeld door het aantal leerlingen (142) per leerling. 34.21. Wij zullen dezelfde uitvoerige berekening hier niet voor elke school afzonderlijk herhalenieder kan ze gemakkelijk voor zich zeiven maken en wij bepalen ons dus tot eene enkele opgave van het totaal tekort en per leerlinggevolgd door eene recapitulatie, waaruit men dadeljjk kan zien wat er eigenlijk is van de bewering dat wij niet te ver smaden geschenken ten koste van onze belastingschuldigen uitreiken. Voordemeisjesschoollekl. zoude zijn: het totaal te kort f 5169.17, en per leerling40.39. Voor de jongensschool 2e kl. zijn de cijfers respect. 10405.49, en40.64. Voor de meisjesschool 2e kl9464.58, en47.33, en voor de leerschool6860.40, en20.85! Die cjjfers zamenvattende wordt het totaal der tekorten op de vijf scholen volgens de statistiek van den Heer Bool 33685.58, en volgens de zooeven medegedeelde berekening 36757.66, gevende dus een verschil vanf 3072.08, en de tekorten per leerling zouden op de vijf scholen zijn: in plaats van f 23.64 f 34.21 28.83 40.39 34.18 40.64 41.67 47.33 17.98 20.85 En nu mogen de voorstellers niet vragen of eene billijke regeling alleen te dezer zake met de buitengemeenten veel of weinig voordeel zal afwerpenwij vragen of iemand met deze cijfers voor oogenin ernst zal durven beweren dat wjjbestuurders dezer gemeenteter zake van het onderwijs ten koste van onze belastingschuldigen libera liteiten bewijzen aan de buiten Leiden wonenden en of niet veeleer zal moeten worden erkenddat wjjwel is waar aan dezen eene welwil lendheid betoonen die zij zeker op hoogen prjjs mogen stellen, maar die dan toch bij het slot der rekening, tot een niet onaanzienlijk be drag aan onze belastingschuldigen ten goede komt. Is het onbillijk, vragen de voorstellers, dat wij voor de kinderen der omwonenden onze goedingerichte onderwijsinstellingen openstellen, maar daaraan den eisch verbinden dat zij ons zoo na mogelijk den kostenden prijs vergoeden en zullen die omwoners daartegen bezwaar hebben Zullen zij alleen om die reden hunne kinderen van onze scholen verwijderen en daardoor het nadeel veroorzaken dat Burgemeester en Wethouders duchten? Zij koesteren daarvoor geene vrees, waarschijn lijk omdat zij zich geen rekenschap hebben gegeven van wat eigen lijk die kostende prijs is. De berekening is toch eenvoudig genoeg. Wanneer men het totaal der uitgaven vermindert met het Rijks subsidie en het verschil deelt door het aantal kinderen uit onze ge meente dan vindt men voor den kostenden prijs per leerling op de scholen van den Heer Japiksef 82.06 van Mej. Jesse89.38 van den Heer Van Wijk55.13 van Mej. Winkler59.54 van den Heer Van Djjk33.35 Misschien kunnen de meer gefortuneerden die hunne kinderen naar de scholen le kl. zenden, zich den zwaarderen last laten gevallen: doch is het aan te nemen dat de ouders der leerlingen van de scholen der 2e kl. tot zulk eene opoffering in staat zouden zijn? Of is het aan te nemen dat de besturen der gemeenten waar die ouders wonen geneigd zullen zijn eene overeenkomst met Leiden te sluiten, om dien kostenden prijs te voldoen, (men vergete niet dat het geheele systeem van den kostenden prijs, zonder medewerking dier gemeentebesturen eene onmogelijkheid is) en aldus mede te werken om die «kern van ingezetenen" te vormen, dieelk materieel belang by verzet verloren hebbende de annexatieplannen zullen bevorderenwaardoor de onwil der ge meentebesturen noodwendig in kracht zal verliezen?" Die hierop toestemmend antwoorden, zeggen wij voor dit geval m.m. den voorstellers na, rekenen op eene onbaatzuchtigheid en naï veteit onzer naburige gemeentebesturenwaaraan wij op onze beurt geen geloof slaan. De geachte voorstellers noemen ons argument, dat elk kind uit eene andere gemeente dat tot de school wordt toegelaten een voordeel oplevert voor de gemeentekas, zonderling, en beweren dat op den zelfden grond zou kunnen worden verdedigd gesteld de wet liet dit toe de kinderen uit andere gemeenten voor half geld toe te laten. Inderdaad, tegen de stelling waarmede de voorstellers hun be ginsel verdedigen, nl. dat wjj ten koste van onze belastingschuldigen liberaliteiten bewijzen aan niet-ingezetenenzou de toelating dier kinde ren tegen half geld even juist alleen wat het bedrag betreft min der krachtig zijn. Maar het kan wel nimmer in ernst in iemand opko men zulk eene regeling voor te stellen. Niet omdat de wet voorschrijft dat in dezelfde klasse het schoolgeld voor ieder kind gelijk moet zijn, maar omdat de wet toestaat ter tegemoetkoming in de kosten van het onderwijs die voor rekening der gemeente blijven, eene bijdrage van ieder schoolgaand kind te heffen: en het zoude niet te verdedigen zjjn, die tegemoetkoming voor kinderen uit andere gemeenten lager te stellen dan voor die uit de eigen: de welwillendheid jegens na buren zou dan een anderen, minder gewenschten naam verdienen. Ons tweede argument: «Eerst dan wordt de toevloed van kinderen uit andere gemeenten een iinantiëel nadeel, wanneer daardoor hetzij uitbreiding van de localiteit, hetzij vermeerdering van personeel noo dig wordt", beantwoorden de voorstellers alleen met den twijfel of het getal van 152 dier leerlingen niet reeds van invloed is op het aantal onderwijzers. Dit moge zoo zjjnmaar het finantieel nadeel ont staat eerst dan, wanneer de kosten van vermeerdering van personeel of vergrooting van localiteitende finantiëele voordeelen welke wij hier boven berekenden overschrijden. Dat dit niet het geval isblijkt uit de opgaven die wij hier laten volgen. Wij missen eene juiste opgaaf van de verdeeling over de verschil lende klassen der leerlingen uit de buitengemeenten, over hetzelfde jaar waarover de statistieke gegevens van den Heer Bool loopenwelke wij hierboven gebruikten. Wij nemen daaromzoowel wat het aantal onderwijzers als dat der leerlingen betreft, den actueelen toestand. Op de school van den Heer Japikse zijn thans 30 leerlingen uit andere gemeented. i. dus 9 meer dan in de vorige berekening werd opgenomen. Het ontvangen schoolgeld moet dus met 9 xf 47.85 of f 430.65 vermeerderd worden. Op de school van Mej. Jesse 32; d. i. eene vermeerdering van 11 leerlingen. Het schoolgeld wordt dus 11 x f 49 of 539 hooger. Bij Mej. Winkler steeg het getal tot 29; d. i. 8 meer dan vroeger; de verhooging van het schoolgeld bedraagt dus 8 xf 12.21 of/97.68. Bij de fieeren Van Wijk en Van Dijk bleef het aantal onveranderd. Het vroeger opgegeven voordeelig verschil ad f 3072.08 moet dus met 1067.33 worden ver hoogd en wordtf 4139.41 Volgens de opgaven der hoofden van de vijf genoemde scholen zoudeindien de leerlingen uit de buitengemeenten werden geweerd het getal onderwijzers bij den Heer Japikse met één kunnen worden verminderd, waardoor eene bezoldiging van f 600 zou vrijvallen. Bij Mej. Jesse voor het tegenwoordige niet, doch waarschijnlijk bjj den aanvang van den nieuwen cursus in Augustus wel. Wjj stellen dus ook daarvoor eene mindere uitgaaf van 600. Bjj den Heer Van Wijk is het daarentegen, juist met het oog op de vermoedelijke inschrijvingen in Juli, minder waarschijnlijk. Wjj willen echter aannemen dat desniettegenstaande een onderwijzer zou kunnen worden gemist en alzoo ook daar eene besparing van f 600 zoude kunnen worden gemaakt. Op de scholen van Mej. Winkler en den Heer Van Dijk, heeft de toelating van leerlingen van buiten Leiden geen invloed op het aan tal onderwijzeressen en onderwijzers. Er zoude dus in het geheel in het onderstelde geval f 1800 min der uitgegeven behoeven te worden, waarvan 70 pCt. of f 1260 ten laste der gemeente zjjn. Deze van de hooger opgegeven f 4139.41 afgetrokken, bljjft het voordeel voor de belastingschuldigen f 2879.41. Men yindt het aantal kinderen uit de buitengemeentendie op 1 Januari 1884 de scholen bezochten, in het jaarverslag der gemeente over 1883.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1886 | | pagina 3