33 De heer Fockema Andreae is begonnen met te zeggen dat de Raad zeer goed van gevoelen veranderd kan zijn. Dat geef ik toe, maar het is toch zeer onwaarschijnlijk dat de Raad, na de zeer ampele discussiën die toen gevoerd zijn en de zeer groote meerderheid waar mede hij toen besliste, nu, nauwlijks zes maanden later, van opinie veranderd zou zijn. Slechts een enkel woord dus; het bedrag van de uitgaaf kan het beginsel niet zjjn; wel de aard der uitgaaf; deze is voor ons de maat staf ter beoordeeling of zij zal gebracht worden ten laste van de be lastingschuldigen van één jaar of over die van vele jaren zal worden verdeeld. Wij bandhaven daarom ons voorstel zooals het bjj punt 4 is geformuleerd. De heer Cock. Slechts twee woordenM. de V.om deze zaak niet met stilzwijgen te laten voorbijgaan. Gij hebt er op gewezenM. de V., dat over hetzelfde verschil, dat thans weder bestaat tusschen het Dagelijksch bestuur en de Commissie voor de Financiënzes maan den geleden hier uitvoerige discussiën zjjn gevoerd bij gelegenheid van het toestaan der uitgaven voor de demping van de Zijdgracht. Ook ik wil in die discussie niet terugtreden, maar alleen mijn ge noegen betuigen, dat het werkelijk groote verlies, dat wij hebben geleden in het aftreden van twee leden van den Raad tevens leden van de Commissie van Financiën, wier aanwezigheid bij en deelne ming aan bedoelde discussiën ons allen nog versch in het geheugen ligt en wier afwezigheid na dien tijd wij allen om het meest betreurd hebben, eenigermate hersteld en vergoed wordt door het optreden van de nieuwe leden der Commissie van Financiën, die met kracht opkomen voor dezelfde gezonde begrippen van zuinigheid en goede financieele politiekdie de afgetredenen zoo dapper en krachtig ver dedigden. Ik voel mij, nadat mij dit gebleken is, veel geruster, omdat ik nu weet dat de Commissie van Financiën ook voortaan ons zal trachten terug te houden van onberaden stappen op financieel gebied en ons zal leiden en adviseeren overeenkomstig de gezonde oeconomische be grippen welke zij blijkens het heden uitgebracht rapport huldigt. Over de zaak zelve, die thans in debat is, zal ik geen woorden meer verspillen. De beraadslaging wordt gesloten. De punten 1 en 2 van de conclusie van het Rapport van Burg. en Weth. worden achtereenvolgens zonder hoofdelijke stemming goed gekeurd. De Voorzitter. Ik stel voor om punt 3 voorloopig aan te nemen zooals het is geformuleerd. Wanneer de straten gereed zjjn, zullen Burg. en Weth. een voorstel doen om aan drie daarvan een anderen naam te geven. De Bouwvereeniging kent dan tevens ons voornemen en kan, wanneer zij veel aan het behoud van den viervoudigen Van Banchemsnaam hecht, daarvan eene portefeuille-quaestie maken. Punt 3 wordt bij acclamatie aangenomen. Punt 4 in stemming gebracht wordt met 18 tegen 8 stemmen aan genomen. Tegen stemden de heeren Land Fockema Andreae, Kaiser, Don- ner, Cock, Verster, Juta en Bredius. Afwezig was de heer Ngkamp. XIII. Verzoek van C. A. Simonis, ter bekoming in huur van een perceel in de Gortestraat. (Zie Ing. St. n#. 86 en 93). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming toegestaan. XIV. Voorstel van het raadslid F. A. Verster van Wulverhorst, omtrent het visschen in de singelgrachten. (Zie Ing. St. n°. 91). De heer Vehster. Het heeft mjj genoegen gedaan, dat mijn voor stel bij Burg. en Weth. een gunstig onthaal heeft gevonden, maar nog meer heeft het mij verheugd, dat het aanleiding heeft gegeven tot een gewijzigd voorstel van de zijde van Burg. en Weth., een voorstel dat, ik erken het gaarne, veel beter is dan het mijne. Ik ben namelijk huiverig geweestom het beginselbjj raadsbesluit van 10 December des vorigen jaars aangenomen, namelijk om het visch- recht in de singelgrachten niet meer te verpachten, aan te tasten, terwijl Burg. en Weth., zooals men zegt, de koe bjj de horens grij pende, bjj hun voorstel, ook op dat beginsel terugkomen en in over weging geven om dat recht wel te verpachten, maar uitsluitend voor zooveel betreft het visschen met paling- en aalfuiken. Dat voorstel heeft, boven het mijne, een tweeledig voordeel, vooreerst zal het nog eene geldelijke bijdrage voor de gemeentekas opleveren en daaren boven alle verdenking van gunstbetoon afsnijden. Ik zal mij derhalve met het voorstel van Burg. en Weth. vcrecnigen en trek mijn voorstel in. De heer Van Hoeken. Mij ook heeft het raadsbesluit van 10 Decem ber j.l. groot genoegen gedaan. Dat genoegen is echter zeer vermin derd nu ik kennis genomen heb van het voorstel van Burg. en Weth. En ik heb daar redenen voor, want bij ervaring is mij gebleken dat de pachters van het vischwater zich dikwijls aan buitensporige eischen te buiten gaan als de minste oppervlakte van het water hun ontnomen of onbruikbaar gemaakt wordt. Ik zal daarom tegen het nu gedane voorstel stemmen. Bij het dempen of het leggen van balken in het water heb ik persoonlijk die onhebbelijkheid van de pachters ondervonden. Daarom zou ik indien het voorstel van Burg. en Weth. werd aangenomen wel in overweging willen geven om daarin de be paling op te nemen, dat als hetzij door demping, hetzij door andere oorzaken de oppervlakte van het singelwater mocht worden vermin derd de pachter geen aanspraak heeft op vermindering van pacht of vergoeding van de zijde der betrokken administratiën of personen. De heer Fockema Andreae. Ik zou gaarne van den heer Verster eene inlichting ontvangen. Ik ben niet zeer deskundig op het gebied van peurstok en hengel en zou daarom willen vragen of door het visschen met de fuik niet die visch wordt gevangen, die de visschers met den peurstok gaarne voor zich zelf zouden behouden? De heer Verster. Gaarne wil ik de vraag van ons geacht medelid Fockema Andreae beantwoorden. Het is volkomen waar, dat met den peurstok geene andere viscbsoort als aal en paling wordt gevangen. Maar in onze singelgrachten is het visschen met den peurstok veel minder algemeen dan het visschen met den hengel. Eerstgenoemde soort van visscherij wordt meer uitgeoefend op de Zijl, de Does, de Warmon- der Leede, de Kagermeer, de Kever, het Zweiland enz. enz. Voor de enkele visschers die met den peurstok in de singelgrachten vis schen, zal de verpachting, zooals die door Burg. en Weth. wordt voorgesteld, geen bezwaar opleveren. De Voorzitter. Ik heb met zeer veel genoegen gehoord dat de heer Verster zich vereenigt met de wijziging die wij gemeend hebben in zijn voorstel te moeten aanbrengen. De heer Van Hoeken vraagt te veel. Het zou niet aangaan te bepalen dat de verpachter zich het recht voorbehoudt om van het verpachte zooveel af te nemen als hij zelf goedvindt, zonder dat de pachter daarvoor schadeloos werd gesteld; doch ik geloof dat de wjjziging die wij in de contrac ten gemaakt hebben, aan het bezwaar van den heer Van Hoeken genoegzaam te gemoet komt. Wij hebben daarin n.l. in afwijking van de vroegere, opgenomen dat het bedrag der schadevergoeding wordt vastgesteld door Burg. en Weth. De belangen van derden zijn daar door voldoende gewaarborgd en tegen onbillijke eischen van de pach ters is daardoor gewaakt. Ik vertrouw dat hiermede de bezwaren van den heer Van Hoeken zijn opgeheven. De heer Van Hoeken. Het is mogelijk dat er bjj U bezwaren daar tegen bestaanmaar ik begrijp niet juist waarom hier niet eene der gelijke bepaling kan worden opgenomen als in de contracten bij de verpachting van water waarin gebaggerd wordt. Daar is bepaald dat er jaarlijks of in de vijf of tien jaren zooveel vierkante meter opper vlakte mag worden gedempt zonder dat de aannemer van het bag geren daarvoor vergoeding kan eischen. De Voorzitter. De wjjziging in de pachtcontracten heeft juist ten doel om de rechten van den pachter tegenover derden te regelen. Het voorbehoud van de gemeente tegenover den pachter, van het recht om tot eene maximum oppervlakte van 1000 M1 aan te plem pen, is eene zaak van anderen aard. Hier staan pachter en verpach ter tegenover elkander. De laatste weet, vóór dat hij inschrijft, dat hij de kans loopt om het gepachte, met hoogstens die oppervlakte te zien verminderen en kan daarnaar zijne berekening maken. Wat de heer Van Hoeken verlangt, zou ten gevolge hebben dat de pach ter geheel in het onzekere bleef omtrent hetgene hij eigenlijk had gepacht, en dat hem altijd het gevaar boven het hoofd bleef hangen, dat de verpachter hem ten gerieve van derden, een gedeelte van het gepachte afnam. Dat de vroegere regeling, waarbij derden geheel afhankelijk waren van het goedvinden van den pachter, ook hare bezwaren had, is duidelijk. Wij hebben dus gemeend daaraan te kunnen tegemoet komen door ons zeiven als arbiters te stellen tusschen derden die aanplemping verlangen en de pachters die daardoor een gedeelte van het gepachte verliezen. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel in stemming gebracht wordt met 24 stemmen tegen 1 die van den heer Van Hoeken, aangenomen. Afwezig bij de stemming waren de heeren Nijkarap en Hartevelt. XV. Verzoek van J. P. Lancelom ontslag als leeraar aan de Kweek school voor onderwjjzers. (Zie Ing. St. n*. 90.) Wordt bij acclamatie toegestaan. XVI. Als voren, als hoofd der school 4e kl. n°. 2. (Zie Ing. St. n°. 89.) De Voorzitter. Ik stel voor om het gevraagd ontslag op de meest eervolle wijze te verleenen, onder dankbetuiging voor de langdurige en gewichtige diensten door adressant in het belang der gemeente bewezen. Wordt bij acclamatie dienovereenkomstig verleend, XVII. Verzoek van B. W. F. Dagevos, om ontheffing van de betaling van schoolgeld, Middelbaar onderwjjs. (Zie Ing. St. n'. 87.) De conclusie van Burg. en Weth. wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. XVIII. Als voren van J. G. A. Frommann. (Zie Ing. St. n°. 87.) De heer Was. Ik heb eigenlijk vergeten het woord te vragen bij het vorige punt. Van den geachten Wethouder van Onderwijs wenschte ik te weten of vroeger de verordening niet anders is toegepast en of wij dus in dit voorstel niet vinden eene nieuwe leer. De heer Bool. In vroeger tijd is de verordening anders toegepast maar dat was verkeerd. Toen het nu bleek dat de toepassing onjuist was, hebben wij gemeend maatregelen te moeten nemen om daaraan een einde te maken en de verordening toe te passenzooals zjj wer kelijk luidt. Van daar ook het voorstel van heden om in dezen af wijzend te beschikken. Het valt echter niet te ontkennen dat er in sommige gevallen in de toepassing der bepaling eenige hardheid is gelegen. Hel voornemen bestaat dan ook om eene wijziging der ver ordening voor te stellen, welke in die gevallen de bevoegdheid zal

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1886 | | pagina 7