31
cijfers kunnen noemen en in details over die bezuiniging tredenmaar
dit zou de Vergadering noodeloos ophouden, Ik zal dit tot later uit
stellen en de zaak schriftelijk uit een zetten.
De Voorzitter. Ik moet er den heer Kaiser aan herinneren, dat
de aanleiding tot het Rapport der Commissie was, het instellen van
een onderzoek naar de mogelijkheid om de schade door het verlies
van het Rijkssubsidie geleden, op de eene of andere wijze te ver
goeden. Het resultaat is, dat wij daartoe geen kans zien. Dit wat
den vorm van het voorstel betreft.
En wat de opmerking aangaat, dat er op de loopende begrooting
van dit jaar een memoriepost van 5000 zoude zjjn uitgetrokken, herhaal
ik dat al de uitgaven voor de school vereischt op de begrooting zijn
gebracht.
De heer Kaiser vraagt verder of indien de commissie tot een ander
resultaat was gekomen en belangrijke wijzigingen had voorgesteld, die
belangrijke bezuiniging ten gevolge hadden gehad of dan toch de
op de begrooting uitgetrokken som moest worden uitgegeven. Zeer
zeker niet! De uitgaven op eene begrooling gebracht zijn crediet-
posten; voor zooverre dus een nader besluit van den Gemeente
raad daarvoor niet noodig is, hebben Burg. en Weth. het recht om
over die sommen te beschikken. Maar het spreekt van zelf, dat
wanneer ten gevolge van een voorstel van de Commissie van toezicht
eene reorganisatie van de Hoogere Burgerschool voor meisjes ware tot
stand gekomenwaardoor niet al de gelden op de begrooting gebracht
noodig waren geweest, dat dan een gedeelte van dat crediet ook on
gebruikt zou zijn gebleven en dat daarmede het batig saldo van de
rekening van 1886 zou worden verhoogd.
Met belangstelling blijf ik het voorstel van den heer Kaiser tegemoet
zienwaardoor met verbetering van het onderwijs eene bezuiniging
van minstens 3500 zal worden verkregen. En wanneer het ons
biykt dat hjj juist heeft gezienzullen Burg, en Weth. het zeer gaarne
in den Raad ondersteunen. Vooralsnog houde de heer Kaiser mij
den twijfel ten goede dat hij daarin zal slagen.
De heer Van der Hoeven. M. de V. Ik vraag het woord tot het
doen van eene motie van orde.
De Voorzitter. Ik verleen U daartoe het woord.
De heer Van der Hoeven. De motie van orde luidt als volgt; »De
Raad alvorens over het aanhangig onderwerp te beslissen wenscht dat
het gevoelen van den Inspecteur van het middelbaar onderwijs worde
ingewonnen en aan den Raad worde medegedeeld."
De motie van den heer Van der Hoeven wordt ondersteund door
de heeren Donner en Cock en komt mitsdien in behandeling.
De Voorzitter. Ik moet op eene zaak attent maken. Wij kunnen
wel advies vragen aan den Inspecteur, maar deze heeft met de inrichting
der Hoogere Burgerschool voor meisjes niets meer te maken sedert het
subsidie door het Rijk is ingetrokken; de controle daarop van die
zijde heeft nu opgehouden. Bjj dien stand van zaken moet ik wel
eenig bezwaar maken om een officieel verzoek van den Raad tot
den Inspecteur te richten om zich te mengen in eene zuivere gemeente
zaak. Ik zou dus den heer Van der Hoeven wel in overweging willen
geven, om zijne motie terug te nemen.
De heer Van der Hoeven. Ik meen dat door het Dagelijkseh be
stuur dat advies ook wel is ingewonnen trouwens, het is door U
zeiven erkendM. de V. en toen was toch ook het subsidie reeds
ingetrokken. Bovendien de Inspecteur bljjft Inspecteur, om het even
of er subsidie wordt verstrekt of niet.
De Voorzitter. Er is geen Inspecteur voor de niet-gesubsidieerde
Meisjesscholen. Zijne instructie en de wet bepalen wat de werkkring
is van den Inspecteur van het middelbaar onderwjjs; waar deze ons
nu op ons verzoek geschreven heeftis het ontvangen stuk van geheel
vertrouweljjken aard.
De heer Van der Hoeven. Ik wensch aan die correspondentie dat
vertrouwelijk karakter te ontnemen en een advies te ontvangen in zoo-
danigen vormdoor den Inspecteur zelf zoodanig ingerichtdat het
geschikt is om aan den Raad te worden overgelegd. Wanneer de
Inspecteur reeds eenmaal een brief heeft geschreven die niet geschikt
is voor overleggingdan zie ik er niets in, dat hem naderhand wordt
gevraagd«schrijf ons nu eens een advies dat wel overgelegd kan wor
den." Wij vragen licht om eerst daarna te beslissen; wij willen niet
besluiten, nu wij weten dat er licht geschenen heeft, maar voor ons
onder de korenmaat is gezet.
De Voorzitter. Er is geen Inspecteur van^de Middelbare Scholen
voor meisjes.
De heer Van der Hoeven. En gij zelf hebt hem geraadpleegd!
De Voorzitter. Wij hebben den heer Van Aken geraadpleegd,
maar geen Inspecteur der Middelbare Scholen voor meisjes.
De heer Van der Hoeven. Dat laatste staat ook niet in de motie.
De heer Donner. M. de V. Ik geloof dat dit eene vergissing
bij u is. Door het ophouden van het staatssubsidie heeft deze
school het karakter gekregen van eene bijzondere school voor mid
delbaar onderwijs. Nu staan alle andere bijzondere scholen ook
onder het toezicht der algemeene schoolcommissie en der inspecteurs.
Onze scholen trekken geen subsidie en zij staan toch onder het toe
zicht, zij zijn in meer dan één opzicht onderworpen aan de bepalin
gen, ik zou mij dus zeer moeten bedriegen indien deze school niet
evenzeer aan het toezicht bleef onderworpen.
De Voorzitter. Ik vrees dat de heer Donner zich vergist en er
nadrukkelijk in de wet staat dat de inrichting der Hoogere Burger
scholen voor meisjes binnen de grenzen door de wet gesteld, geheel
aan de regeling van de gemeentebesturen is overgelaten. Maar de
wet bevindt zich hier en ik zal het dus even nazien.
Ik heb te algemeen en daardoor onjuist gesproken; echter niet
voor zoover de eigenlijke quaestie betreft. Het toezicht van den In
specteur bepaalt zich tot de zorg dat worde voldaan aan de eischen
door de wet op het middelbaar onderwijs gesteld; omtrent de inrich
ting van de school zijn de gemeenten echter geheel vrij. En daar
deze nu de quaestie is waarmede wij ons bezig houden, geloof ik
dat wij verkeerd zouden doen om den Inspecteur officieel daarin te
mengen. Het is nu alleen de vraag of het onderwijs zoodanig kan
hervormd worden, dat de f 5000.verlies daardoor geheel of ge
deeltelijk worden goedgemaakt.
De heer Fockema Andreae. Wij kunnen ons dunkt mij volkomen
onthouden van de bespreking der vraag in hoeverre de Inspecteur
van het middelbaar onderwijs eenige macht heeft over onze scholen.
Maar het staat ons vrij, ik zou haast zeggen wij zjjn verplicht, om
hem als een deskundige te beschouwen en kunnen hem als zoodanig
raadplegen. Wij vragen dus slechts een advies van een deskundige
over eene vraag die zich in den Raad heeft voorgedaanmaar daarom
binden wij ons niet. Ik kan niet inzien dat de quaestie van de meer
dere of mindere macht van den Inspecteur over deze school, een
argument kan zijn tegen de voorgestelde motie van den heer Van der
Hoeven, die blijkbaar alleen ten doel heeft ons voorlichting van een
deskundige te verschaffen.
De Voorzitter. De bedoeling van de motie is om het advies van
den Inspecteur te vragen niet als deskundige maar als Inspecteur.
De heer Van der Hoeven. Wanneer dit M. de V. bij u of eenig
ander lid der vergadering het bezwaar is, dan wil ik dit gaarne op
heffen door by myne motie nog te voegen: als deskundige.
De Voorzitter. Ik heb bezwaar tegen de motie, omdat ik geene
reden zie om in deze zaak aan een deskundige advies te vragen, nu
wij het deskundig advies hebben van onze Commissie van toezicht.
De heer Van der Hoeven. Ieder weet dat in zake middelbaar on
derwas de Inspecteur zeer zeker een deskundige is, en daarom wensch
ik zyn gevoelen te vragen.
De Voorzitter. De Inspecteur heeft met deze quaestie niets te
maken. Het geldt hier alleen de vraag of wij't zij door verhooging
van schoolgeld't zij door eene andere inrichting van het onderwijs
zullen trachten geheel of gedeeltelijk het ontnomen subsidie te dekken.
De beantwoording dezer vragenvooral van de eerstehangt te veel
af van plaatselijke toestanden en omstandigheden, om te mogen ver
wachten dat de Inspecteur daarover beter zou kunnen oordeelen dan
onze gewone adviseurs.
De heer Zaaijer. Ik meen dat het vragen van een advies in den
geest als door den heer Van der Hoeven bedoeld wordt, ons niet
veel verder zou brengen, omdat bij al de bekwaamheid, die aan
den Inspecteur van het middelbaar onderwijs als deskundige wordt
toegekendhem de kennis der plaatselijke omstandigheden ontbreekt
welke ik ben het met U eens hier den doorslag moet geven.
Doch om de geopperde bezwaren uit den weg te ruimen zou ik U
M. de V. wel in overweging willen geven om toch aan het verzoek
der heeren Van der Hoeven en Cock te voldoen in den geest nl.
waarin dit het laatst is geformuleerd en de verlangde stukken onder
geheimhouding voor de leden ter lezing te leggen. Dan vervalt de
klacht dat het licht ontbreekt, dat men verlangt.
De Voorzitter. Als ik U goed begrijp dan zoudt U willen dat de
stukken, die de heer Van der Hoeven wenscht te kennen, in de lees
kamer voor kennisneming van de leden werden nedergelegd. Of on
dersteunt U het voorstel om advies te vragen aan den heer Van
Aken?
De heer Zaaijer. Ik meen duidelijk gezegd te hebben, dat ik in
overweging geef om de stukken van de Commissie van toezicht en
van den Inspecteur, overeenkomstig het verzoek van de heeren Van
der Hoeven en Cock in de leeskamer neder te leggen ter kennisneming
voor de leden, onder geheimhouding.
De Voorzitter. Ik moet bezwaar blijven maken tegen de inwil
liging van het verzoek. De heer Zaaijer weet dat in overleg met de
Commissie van toezicht tot geheimhouding is besloten en ik zou mij
dus zelfs niet gerechtigd achten om af te wijken van hetgeen met
de Commissie is overeengekomen.
De heer Zaaijer. Dat bezwaar zou kunnen worden weggenomen
wanneer U zoo goed zoude willen zynM. de V. om aan de Commissie
verlof te vragen tot de overlegging.
De beraadslaging wordt gesloten.
De motie van orde van den heer Van der Hoeven wordt in
stemming gebracht met 14 tegen 13 stemmen verworpen.
Tegen hebben gestemd de heeren: Van Reenen, Le Poole, Zaaijer,
Alma, Land, Du Rieu, De Fremery, De Goeje, Vos, Zaalberg, Ny-
kampHartevelt, Bool en de Voorzitter.
Voor hebben gestemd de heeren: Krantz, Fockema Andreae, Driessen,
Was, Kaiser, Knappert, Donner, Cock, Van der Hoeven, Van Hoeken.
Verster, Juta en Bredius.
De Voorzitter. Thans zal ik in stemming brengen het voorstel
van Burg. en Weth. om hun rapport voor kennisgeving aan te nemen.
De heer Vos. M. de V. zoudt D nu niet eerst het voorstel van
den heer Zaaijer in omvraag willen brengen.
De Voorzitter. Er is geen voorstel-Zaaijer. De heer Zaayer heeft
mij alleen in overweging gegeven om toe te staan wat gevraagd is
door den heer Van der Hoeven.
De heer Vos. Maar zou er danom tot eene goede oplossing dezer
quaestie te komengeen voorstel van kunnen gemaakt worden