25
herhaaldelijk gebeurt het, dat ik, al is het een antwoord op een ontvan
gen schrijven, niet begin: „In antwoord op Uwe geachte letteren van den
zooveelstendoch op eene andere wijze mijn antwoord aanvang. Die
argumentatie begrijp ik volstrekt niet.
Ik stel voor, M. de V., en ik geloof dat het noodig is om tot eene
zuivere stemming te geraken, de boete aan Neuteboom kwijt te schelden.
De Voorzitter. Dat voorstel is onnoodig, want wanneer het voorstel
van Burg. en Weth. wordt verworpen, is de zaak van zelf beslist.
De heer Was. Dan is alleen verworpen het afwijzend advies van Burg.
en Weth., maar dan heeft Neuteboom nog geen toestemmend antwoord
op zijn vraag gekregen. Wel is uitgemaakt dat de Raad de meening van
Burg. en Weth. niet deelt; indien dit echter voor eene afdoende beslis
sing voldoende is, wil ik er mij bij neerleggen.
De Voorzitter. De heer Was heeft zich verwonderd over hetgeen ik
heb gezegd met betrekking tot den brief van 7 September; ik moet nog
maals herinneren aan den brief van 9 Mei; wanneer wij moeten aan
nemen dat deze omstreeks dien tijd naar hier is gezonden, dan
bestond voor niemand die in de zaak betrokken was, in het begin
van September nog eenige reden om aan de firma Blumhardt Co. de
vraag te richten waaraan de vertraging was toe te schrijven. Dan ware
daarvoor de brief van 9 Mei voldoende; mij dunkt dat dit duidelijk is.
Daarenboven merk ik op dat de brief van 7 September, niet door Neu
teboom bij zijn request is gevoegd, maar ons later door Langezaal, ook
een der tusschen-personen is gebracht.
Wat nu betreft de opmerking van den heer Was over den aanhef van
den brief zeer zeker leven wij in een vrij land en ook mij zijn geene
wettelijke bepalingen bekend die ons zouden kunnen noodzaken om daarin
van ons eigen goedvinden af te wijken maar ik durf volhouden dat
het een door de gewoonte geijkt gebruik is in handelszaken, dat de schrij
ver van een brief, die een antwoord is op eene gedane vraag, daarvan in
den aanhef of althans in den brief zeiven doet blijken. Overigens is het
gemakkelijk uit den brief van 9 Mei zeWen aan te toonen, dat hij geen
antwoord op eene van hier gedane vraag kan zijn. Immers de corres
pondent uit Birmingham schrijft dat hij „dezen morgen" dus op
denzelfden dag waarop hij aan den onbekende aan wien de brief ge
adresseerd is, schrijft, een brief heeft ontvangen van den fabrikant, waarin
deze hem het ongeval meldt.
Wanneer nu de bestelling in Maart, dadelijk na de aanbesteding ware
gedaan en vier weken daarna gevraagd was waarom het ijzer nog niet
was afgezonden, dan is het toch niet aan te nemen, dat het antwoord
zich zou laten wachten tot 9 Mei, en dat dan daaruit niet tevens zou
blijken waarom men niet eerder had geantwoord.
Het is duidelijk, dat hier een verzuim heeft plaats gehad, en dat is
voor mij een der gevallen om ons streng te houden aan de voorwaarden
aangaande de overeengekomen boete.
De heer Kaiser. M. de V. Ik geloof ook dat er een verzuim gepleegd
is, niet door Neuteboom echter, maar door de Commissie van Fabricage,
want die heeft niet opgemerkt, dat het bedoelde artikel incourant is.
Bij een van de door u aangehaalde aanbestedingen is ditzelfde soort
van ijzer gebruikt, maar de aannemer voor dat werk had zes weken om
het te bestellen. Neuteboom heeft slechts 28 dagen daarvoor gehad; en
indien men dus het ijzer in ongeveer 4 weken krijgen kan, is het bijna
ondoenlijk het werk in 28 dagen af te leveren. Ware het benoodigde ijzer
echter courant geweest, hij had zonder twijfel klaar kunnen komen. Ver
moedelijk wist Neuteboom ook niet dat het bedoelde artikel incourant was.
Daar komt nog bij, dat hij het artikel uit het buitenland moest bestellen,
en wanneer men iets uit het buitenland binnen een zekeren termijn be
stelt, dan kan men wat den tijd van oplevering betreft er gerust 50°/0 tijd
bij doen. Wanneer ik iets binnen de vier weken uit 't buitenland wil
hebben, dan begin ik altijd met het binnen de 14 dagen te vragen. Welnu,
Neuteboom heeft de waarheid van dezen regel ook ondervonden.
En nu nog het certificaat van 7 September, 't Spreekt van zelf, dat
Neuteboom een certificaat noodig had om te kunnen bewijzen, dat de wals
werkelijk gebroken wasmaar die brief, waarbij dat op 9 Mei reeds ge
constateerd wordt, en waaraan de dag- en de handteekening ontbraken,
kon toch moeilijk als een officieel bewijsstuk worden overgelegd.
Uit dit alles meen ik te mogen opmaken, dat wij tot de onschuld van
Neuteboom moeten besluiten.
De Voorzitter. Ik heb den heer Kaiser met genoegen gehoord, want
hij zal nu moeilijk iets anders kunnen doen dan vóór ons voorstel te
stemmen. Hij heeft getracht de schuld op de Commissie van Fabricage over
te brengen en beweerd dat als aan Neuteboom evenals aan Mooten
6 weken tijd gegeven was, hij klaar zou hebben kunnen komen, en er
geen reden zou geweest zijn hem de boete kwijt te schelden.
Wanneer nu de heer Kaiser even wil nagaan dat de aanbesteding heeft
plaats gehad op 16 Maart en het werk moest opgeleverd worden 2 Mei,
dan zal hij zien dat ook aan Neuteboom zes weken zijn gegeven. Het
bezwaar van den heer Kaiser, dat ik nu eerst recht begrijp, tegen den
door ons voorgestelden maatregel vervalt dus en is hij het dus met ons
eens. De brug moest klaar opgeleverd zijn 28 werkdagen na 1 April, maar
de aannemer behoefde niet tot 1 April te wachten vóór hij de bestelling
mocht doen. Toen hem 16 Maart het werk weid gegund, had hij dadelijk
zijne maatregelen moeten nemen om de noodige materialen bij tijds te
hebben.
Wat nu betreft de bewering dat de brief van 9 Mei niet kon worden
overgelegd, ik verklaar dit niet te begrijpen. Hij is overgelegd, en wel van
de zijde die er een middel in zag om aan te toonen dat de aannemer
niet in verzuim was. Nu het blijkt dat hij daarvoor niet kan dienen, maar
veeleer strekt om het verzuim te bewijzen, gaat het niet aan dat stuk
op zij te zetten.
Het voorstel van Burg. en Weth. om de kwijtschelding van boete
niet te verleenen, wordt daarna aangenomen met 19 tegen 5 stem-
ipen, die van de heeren Was, Kaiser, Cock, De Goeje en Van der Hoeven.
IV. Verzoek van H. M. E. P. Maertens, om restitutie van schoolgeld.
(Zie Ing. St. n°. 57).
Zonder discussie of hoofdelijke stemming toegestaan.
V. Idem alsvoren van de wed. L. P. Wagner.
(Zie Ing. St. n°. 64).
Zonder discussie of hoofdelijke stemm ng topgestaan.
VI. Rekening van het Geref. Minne- of Arme Oude-Mannen- en Vrou
wenbuis over 1885.
(Zie Ing. St. n°. 59).
De heer Juta, Regent der Instelling, verwijdert zich.
De Rekening wordt daarna zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
De heer Juta neemt zijn plaats wederom in.
VII. Staat van af- en overschrijving op de begrooting van de Schutterij
dienst 1885.
(Zie Ing. St. n". 60).
Zonder discussie of hoofdelijke stemming goedgekeurd.
VIII. Suppletoire Staat van begrooting van de Stedeiijke Werkinrich
ting, dienst 1885.
(Zie Ing. St. n°. 61).
Zonder discussie of hoofdelijke stemming goedgekeurd.
IX. Voorstel tot uitbreiding van het onderwijzend personeel aan de
school 4a® klasse N°. 1.
(Zie Ing. St. n°. 63 en 71).
Zonder discussie of hoofdelijke stemming goedgekeurd.
X. Verzoek van W. Joustra, tot het leggen van een duiker naar den
Ouden Rijn.
(Zie Ing. St. n°. 65).
Zonder discussie of hoofdelijke stemming goedgekeurd.
XI. Idem van A. Van Rijn, tot het leggen van een waterstoep aan den
Heerensingel.
(Zie Ing. St. n°. 65).
Dit verzoek wordt aangehouden totdat over het voorstel van de vier
leden zal zijn heslist.
XII. Idem van C. Van der Geest, tot het leggen van een ijzeren buis
met een grintbak enz. aan den Zijldijk.
(Zie Ing. St. n°. 65).
Wordt eveneens aangehouden op dezelfde gronden.
XIII. Idem van E. J. Schlette, tot bekoming in eigendom van een ge
deelte sloot aan het Haagsche en Delftsche trekpad.
(Zie Ing. St. n#. 67 en 71).
De heer Van der Hoeven. Moet dit onderwerp nu ook niet aange
houden worden?
De Voorzitter. Ik geloof niet dat dit noodig is. Het betreft hier eene
zaak van geheel anderen aard, die daarenboven betrekking heeft op het
Studentenpad, dat, zooals bekend is binnen korten tijd waarschijnlijk aan
de provincie zal overgaan.
De heer Van der Hoeven. Ik geloof toch dat het wenschelijk is ter
wille van het principe; gelijke zaken moeten gelijkelijk behandeld worden.
De Voorzitter. Het principe heeft er niets mede te maken. De zaak
is van geheel anderen aard. Maakt u er een voorstel van?
De heer Van der Hoeven. Ja, Mijnheer de Voorzitter.
Het voorstel wordt voldoende ondersteund en kan dus een onderwerp
van beraadslaging uitmaken.
Daar niemand echter het woord verlangt, wordt het in stemming ge
bracht en aangenomen met 16 tegen 8 stemmen, die van de heeren Alma,
Kaiser, Driessen, Hartevelt, Bool, De Fremery, Du Rieu en de Voorzitter.
XIV. Voorstel in zake de ingekomen bezwaarschriften tegen de kiezers
lijsten.
(Zie Ing. St. n°. 70).
Zonder discussie of hoofdelijke stemming goedgekeurd.
XV. Voorstel van de leden dr. M. J. De Goeje, mr. H. Van der Hoe
ven, A. J. Krantz en mr. F. Was, aangaande het meer in rekening brengen
aan niet-ingezetenen dan aan ingezetenen voor de voordeelen welke deze
gemeente aanbiedt.
(Zie Ing. St. n». 62 en 69).
De Voorzitter. Tot mijn leedwezen kan ik mij niet met het voorstel tot
uitstel van de behandeling dezer zaak vereenigen. De quaestie is reeds
'zoolang aanhangig, dat eindelijk eene beslissing dient genomen te worden.
Verschillende zaken zijn er voor aangehouden; de belanghebbenden bij die
zaken hebben recht op eene beslissing van den Raad, in welken zin dan
ook. Uit den aard der zaak zal op een schriftelijk antwoord van de vier
voorstellers, weder een antwoord van Burg. en Weth. moeten volgen en
dus zullen er minstens vier weken met het uitstel gemoeid zijn. Ik ge
loof niet dat het wenschelijk is de zaak zoolang aan te houden.
De heer De Goeje. 't Mag waar zijn, dat er eenige zaken moeten
worden uitgesteld, maar het zijn kleinigheden en zij zullen zamen zeker
niet tegen het groote belang dezer zaak opwegen. De reden waarom wij
een uitstel van behandeling hebben gevraagd, is eenvoudig deze dat het
schriftelijk advies van Burg. en Weth. van geheel anderen aard is dan
wij verwacht hadden, 't Is niet een werk van voorlichting voor de leden
van den Raad, maar een bestrijding van ons voorstel met alle mogelijke