27
f
f
verlijden tusschen hen en Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland namens
de gemeente Leiden ten behoeve der provincie Zuid-Holland tegen het
tijdstip van den werkelijken overgang van het beheer afstand te doen van
het eigendomsrecht van de Nieuwe Trekvaart van af den Leidschen Vliet
bij Wouterenbrug tot aan den straatweg bewesten de stad Leiden en het
daarnevens gelegen Jaagpad genaamd het Studentenpad met de daartoe
behoorende gronden en werken, waaronder niet het aan dat pad gelegen
veerhuis en het met ijpenboomen beplante plein, welke beide aan de ge
meente verblijven zullen, het al gelegen onder Zoeterwoude en die acte
op de openbare registers te doen overschrijven, ten einde aan de provin
cie de privaatrechtelijke rechten, voor welker uitoefening deze tot publie-
ken dienst bestemde zaken vatbaar mogen zijn, van af het oogenblik van
den beheersovergang te verzekeren.
5°. Burgemeester en Wethouders te machtigen bij den werkelijken over
gang van beheer en eigendom aan de provincie uit te betalena de som
van 3066, zijnde het tegen den penning 25 gekapitaliseerd bedrag van
het nadeelig saldo, waarop aan de beide gemeenten Leiden en Delft de
kosten van onderhoud van het Jaagpad langs den Leidschen Vliet en be
diening van de Delftsche Schouw, na aftrek der verschillende inkomsten
van dat Jaagpad en het daartoe behoorende, aan beide gemeenten te staan
is gekomenen
b de som van 2845, zijnde het tegen den penning 25 gekapitaliserd
bedrag van den jaarlijkschen onderhoud van de Nieuwe Trekvaart en van
het Jaagpad langs die Vaart van de Wouterenbrug tot den straatweg naar
de Vink, zooals die onderhoud op 16 September 1885 is getaxeerd door
den Hoofd-Ingenieur van den Provincialen Waterstaat en den oud-archi
tect der gemeente Leiden, na aftrek der waarde van opgaande boomen
langs het Jaagpad.
Wij hebben mitsdien de eer U in overweging te geven aan den Raad
uwer gemeente voor te stellen een besluit als het bovenstaande te nemen.
Mocht tegen zulk voorstel of zijne verdediging zooals het hierboven
is geformuleerd in den Raad bij uw college eenig bezwaar bestaan,
zoo zouden wij gaarne daarvan door U worden onderricht, opdat dit zoo
mogelijk in gemeen overleg worde uit den weg geruimd alvorens de zaak
bij den Raad in behandeling kome.
Tot toelichting moge strekken
1°. dat de medewerking van het gemeentebestuur van Delft tot de
punten 1, 2 en 5a verzekerd is door punt 4 van het hierbij kopielijk
overgelegd besluit van den Raad dier gemeente van 1 Juli 1885;
2°. dat men tot het cijfer van 3066 ten aanzien van het Jaagpad
langs den Leidschen Vliet gekomen is door de berekening op bijgaanden
staat aangegeven; en
3°. dat het cijfer van 2845 de vrucht is van een onderzoek dat door
uw college met de Commissie uit het onze bij het onderhoud van 12 Sep
tember 11. werd opgedragen aan den Hoofd-Ingemeur van den Provincialen
Waterstaat en den oud-architect uwer gemeente, waarvan het proces
verbaal in afschrift hierbij wordt gevoegd.
Aangenaam zoude het ons zijn de beslissing van den Raad te mogen
vernemen uiterlijk vóór of op 24 October a. s."
De staat van berekening van het gemiddeld cijfer der kosten van onder
houd van het Jaagpad langs den Trekvliet van den Leidschen Dam tot
Leiden na aftrek der baten, luidt als volgt:
Bij de berekening van het midden-cijfer waarop het onderhoud van het
Jaagpad langs den Trekvliet van den Leidschen Dam tot Leiden, jaarlijks
aan de gemeenten Delft en Leiden te staan komt, zijn de rekeningen van
18651883 (19 jaren dus) tot maatstaf genomen. De rekeningen over
1882 en 1883 waren evenwel nog niet afgesloten omdat de pachtsom na
de verpachting der gabellen met 1 Mei 1882, over 1882 slechts gedeel
telijk en over 1883 niet werd betaald. Er is bij de berekening voor die
jaren aangenomen dat ingekomen was de pachtsom die vóór 1 Mei 1882
werd betaald, vermeerderd met de helft van het verschil van de tegen
woordige en de vroegere pachtsom. Op deze wijze verkreeg men voor 1882
een voordeelig saldo van ƒ710.30, voor 1883 een nadeelig saldo van ƒ263.305.
De voordeelige saldo's brachten op in
1868 158.045
1869 345.53
1870 268.86
1871 487.70
1872 764.85s
1873 787.365
1875 563.91
1882 710.30
4086.565.
beliepen in
1865
763.295
1866
V
1556.41
1867
841
1874
J)
113.08
1876
n
433.96
1877
iy
739.205
1878
r>
i
999.05
1879
421 955
1880
948.70
1881
1667.09
1882
263.305
Totaal.
f 8747.05
Af.
i)
4086.56=
Voor iedere gemeente is dit in 19 jaar een nadeelig saldo van 2330.24
of 122.64 in één jaar. Gekapitaliseerd tegen den penning 25 vertegen
woordigt het een bedrag van 3066.
Met deze berekening konden wij ons vereenigen. Wij deelden dan ook
aan Ged. Staten mede dat er geen bezwaar bestond het daarbij bedoeld
voorstel tot overdracht van het Delftsche Jaagpad aan de Provincie aan
den Raad in te dienen.
Intusschen waren er tegen de berekening van de onderhoudskosten van
de Nieuwe Vaart en het daar langs gelegen Jaagpad in verband met de
daaraan verbonden baten enkele bedenkingen gerezen, die tot nader over
leg moesten aanleiding geven, hetgeen ten gevolge heeft gehad dat de zaak
niet vóór de najaarszitting der Staten bij Uwe Vergadering kon worden
aanhangig gemaakt.
Na overleg met de Commissie van Fabricage kwam ons namelijk de
berekening van de kosten van onderhoud der bruggen, kaaimuren en
schoeiing, zoomede van de boorden taluds over het algemeen te hoog voor,
terwijl wij er tevens de opmerkzaamheid op vestigden dat de waarde van
de sloot langs het Trekpad loopende, mede in rekening moest worden ge
bracht, aangezien krachtens verschillende raadsbesluiten gedeelten dier
sloot aan de eigenaren van de daaraan gelegen perceelen ter demping
waren afgestaan tegen eenen koopprijs van 1 per meter.
Gedeputeerde Staten stelden daarop voor, nu tegen de vroegere bereke
ning bedenkingen waren gerezen, eene nieuwe taxatie te doen plaatsheb
ben en haar op te dragen aan een daartoe door ons aan te wijzen des
kundige en den Hoofd-Ingenieur van den Provincialen Waterstaat, met
bevoegdheid aan deze om, mochten zij tot geene eenstemmigheid kunnen
geraken, zich een derden te assumeeren, ten einde het verschil te beslissen,
onder bepaling dat beide partijen zich aan de zoo tot stand gekomen taxatie
zouden houden.
Wij konden ons met dit voorstel vereenigen met deze wijziging dat bij
eventueel verschil de derde deskundige door den Kantonrechter zoude
worden aangewezen, o. m., ten einde allen schijn van partijdigheid te
vermijden.
De taxatie is daarop onder de bovenbedoelde bepalingen opgedragen aan
den Hoofd-Ingenieur van den Provincialen Waterstaat en den Gemeente
architect, en blijkens het hier volgend rapport zijn beide deskundigen tot
overeenstemming kunnen geraken.
Taxatie van de jaarlijksche onderhoudskosten van het Jaagpad
langs de Nieuwe vaart (Studentenpad) zich uitstrekkende van de Wou
terenbrug tot aan den Haagweg (straatweg van Leiden naar de Vink)
alsmede van de waarde der daarop aanwezige beplanting en daartoe
behoorende scheidingsloot.
„Het onderhoud van gezegd pad is gemiddeld jaarlijks te stellen op:
Voor begrinting 10 M3. ad 330,
Voor twee bruggen met een kaaimuur nabij den straatweg en
bermen met beloopenjqO.
Samen. 130.
Langs het pad staat eene rij iepenboomen ten getale van 154, waarvan
de waarde is te stellen op 7.50 en alzoo voor degeheelerij 1155,
De halve sloot zooals deze reeds op enkele plaatsen door de gemeente
aan aanliggende eigenaren in koop is afgestaan, had tijdens eene in Octo
ber 1885 gedane opname eene oppervlakte van1200 M!.
Hiervan is of werd sedert in koop afgestaan70
Blijft. 1130 M».
De verkoop geschiedt doorgaans voor den prijs van f 1 per M2., zoodat
indien dadelijk alle aanliggende eigenaren den wensch tot demping en
aankoop te kennen gaven, de waarde daarvan 1130 zou bedragen.
Nu is aan te nemen dat werkelijk gaandeweg alle of althans een groot
deel der eigenaren daartoe zullen willen overgaan; maar ook dat een
aanzienlijk aantal jaren zal verloopen vóór gezegde som van 1130 in
zijn geheel zal zijn ontvangen.
Wij stellen daarvoor 25 jaren, dan is dus gedurende die jaren een ge
middelde inkomst van 'ff0 45.20 te wachten.
Om dus tot de waarde-bepaling van bedoelden grond te komen is de
vraag welke de waarde is van eene annuiteit ad 45.20 gedurende 25 jaren.
Bekende tabellen betreffende de annuiteits rekening geven dat ƒ1 jaar
lijks, gedurende 25 jaren te betalen, gerekend tegen 4 percent op het oogen
blik eene waarde vertegenwoordigt van 15,622080.
Gezegde 45.20 zijn dus op dit oogenblik waard 45.20 X
15.622080 706.12
en bij overname van het Jaagpad door de provincie is de rekening aldus
Door de provincie te betalen
Voor de waarde der boomen1155.
n halve sloot706.12
Samen. 1861.12
Daarentegen is door de gemeente Leiden te voldoen een kapitaal ver
tegenwoordigende tegen 4 percent als boven, eene rente van 130 en
alzoo 25 X 130 f 3250.—
Zoodat door de gemeente Leiden bij overdracht aan de provincie is te
betalenf 1388.88
Zegge een duizend driehonderd acht en tachtig gulden
acht en tachtig cents."
Gedeputeerde hebben alsnu medegedeeld dat het vroeger ingezonden
concept-besluit der Staten in verband met den uitslag der taxatie behoort
te worden gewijzigd zoodat het thans luidt als volgt:
I. Het Jaagpad langs den Leidschen Vliet van af den Leidschen Dam,
tot aan den Singel van Leiden alsmede de Nieuwe Trekvaart van af dien
Vliet bij Wouterenbrug tot aan den straatweg bewesten de stad Leiden
en het daarnevens gelegen Jaagpad genaamd het Studentenpad met al het
tot deze werken behoorende op 1 Mei 1887 of zooveel eerder als de thans
tot dat tijdstip nog loopende verpachting van het Jaagpad langs den Leid
schen Vliet en het daartoe behoorende mocht worden beëindigd, in beheer
te nemen met ontlasting van de gemeenten Leiden en Delft van hare
verplichting tot onderhoud van af het oogenblik der gezegde in beheer-
neming, wat beiden betreft van het Jaagpad langs den Vliet, en wat Leiden
betreft van de Nieuwe Trekvaart en het daarnevens gelegen Jaagpad
tegen betaling
1°. door de gemeenten Leiden en Delft elk van de helft in 6132,
zijnde het tegen den penning 25 gekapitaliseerd bedrag, waarop aan de
beide gemeenten Leiden en Delft de kosten van onderhoud van het Jaag
pad en de daartoe behoorende gebouwen en werken, na aftrek der ver
schillende inkomsten, die zij opleverden, over de jaren 1865 tot en met
1883 te staan zijn gekomen; en
2°. tevens door de gemeente Leiden van eene som van 1388.88 zijnde
het tegen den penning 25 gekapitaliseerd bedrag van den jaarlijkschen
onderhoud van de Nieuwe Trekvaart en van het Jaagpad langs die vaart