GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. INGEKOMEN STUKKEN. N°. A3. Leiden, 11 Maart 1886. Ten aanzien van het nader door de firma D. A. Schretlen en Co. inge diend adres om kwijtschelding van de boete ad 100 wegens te late oplevering van de werken aan de Blauwpoortsbrug, hebben wij de eer U mede te deelen, dat blijkens een nader ingesteld onderzoek volgens de gehouden aanteekeningen der werkdagen bij de herstelling der Blauwpoorts brug de 22ste Augustus (en niet de 20ste dier maand) de eenige dag is geweest, waarop door regenachtig weder een groot gedeelte van dien dag niet is kunnen gewerkt worden. Uit dien hoofde zouden er derhalve billijkheidshalve wel termen bestaan om voor één dag beloopen boete kwijtschelding te verleenen en alzoo de boete van 100 tot op f 50 te verminderen. Wij geven Uwe Vergadering daarom, na overleg met de Commissie van Fabricage, in overweging tot eene kwijtschelding van 50 der beloopen boete te besluiten. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Wetli. van Leiden. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Geven met verschuldigde achting te kennen de ondergeteekenden D. A. Schretlen Co., IJzergieters en fabrikanten van Stoom- en andere Werktuigen, aannemers van het aanbrengen van verbeteringen aan de Blauwpoortsbrug volgens bestek n°. 13/447; dat zij met leedwezen hebben kennis genomen van het besluit van 19 November naar aanleiding van hun request van 30 October jl. dat zij dit besluit zoo weinig verwacht hadden, dat zij in hun request geene meerdere redenen voor hun verzoek tot kwijtschelding van boeten meenden te behoeven aan te halen, doch nu hun blijkt, dat in het door UEd. Achtb. ingewonnen rapport der Directie, het inhakken en opleggen der tramrails (dat niet tot het bestek behoorde) een oponthoud van geen belang genoemd wordt, ofschoon daarvan toch op 1 en 2 Sep tember (de beide dagen waarvoor de boete is toegepast) onophoudelijk is gewerkt, waardoor de passage gestremd moest blijven, nu vermeenen zij alsnog onder de aandacht van UEd. Achtb. te mogen brengen, dat de regen op 20 Augustus zóó hevig was dat het grootste gedeelte van die» dag, niet gewerkt is kunnen worden en het werkvolk het terrein moest verlaten terwijl het verscheidene andere dagen in diezelfde maand zoo veelvuldig heeft geregend, dat het werkvolk herhaaldelijk het werk tijde lijk heeft moeten staken, om een schuilplaats in de keet of elders in de nabijheid te zoeken en dat die tijden te zamen genomen, zeker ook wel voor één dag zullen mogen worden gesteld, waarop niet gewerkt kon worden dat zij naar aanleiding van art. 5 der algemeene voorwaarden vermee nen dat de billijkheid mede brengt dat dit als „omstandigheden geheel onaf hankelijk van hunnen wil of vermogen" worde beschouwd. Reden waarom zij UEd. Achtb. meenen te mogen verzoeken op Uw ge nomen besluit van 19 November te willen terugkomen, en op hun ver zoek van kwijtschelding van boete alsnog gunstig te willen beschikken. Leiden, 2 December 1885. 't Welk doende, D. A. Schretlen Co. N°. 54. Leiden, 15 Maart 1886. Ten aanzien van het verzoek van W. H. Neuteboom om kwijtschelding van boete wegens te late oplevering van het werk aan de Zijlpoortsbrug moet nog eene beslissing worden genomen, omdat nadere inlichtingen moesten worden ingewonnen over de vraag of het gegolfd gegalvaniseerd plaatijzer, gevorderd bij het bestek van aanbesteding al of niet moet geacht worden van buitengewone constructie of van zoogenaamd incourante maat te wezen en tevens aangaande den tijd waarop dit ijzer door den aan nemer is besteld. De bij ons ontvangen schriftelijke inlichtingen zijn ter inzage van de leden in de leeskamer nedergelegd. Daaruit blijkt, wat het eerste punt betreft, duidelijk dat de benoodigde gegolfde gegalvaniseerde platen ongetwijfeld moeten worden aangemerkt als een courant artikel, zoodat de soort van het in het bestek voorge schreven ijzerwerk geen aanleiding zoude kunnen geven tot kwijtschelding van de boete. Wat nu aangaat den tijd waarop de bestelling is geschied, het is ons niet gelukt dit punt tot voldoende klaarheid te brengen, terwijl de be stelling door een tal van tusschenpersonen heeft plaats gehad bij een Engelsche firma. Het werk is gegund bij de aanbesteding van 16 Maart 1885 met be paling dat de werkzaamheden moesten aanvangen op 1 April d. a. v. en geheel gereed zijn binnen 28 werkdagen na aanvang der werkzaamheden dat is op 2 Mei d. a. v., bij niet-voldoening waaraan eene boete zoude zijn verbeurd van f 5 voor eiken dag vertraging. Zooals Uwe Vergadering zult ontwaren na kennisneming van de over gelegde brieven der betrokken Engelsche firma's, kan daaruit de juiste tijd der bestelling niet worden opgemaakt. Uit den brief van de firma Hill Smits aan Blumliard Co. te Birmingham, moet worden opgemaakt dat de levering van wege eerstge noemde firma is geschied op 13 Mei, doch tevens dat door laatstgenoemde firma eerst den lien September d. a. v. geinformeerd is naar de oorzaak van de vertraagde verzending. Blijkens den anderen brief van een der Engelsche firma's waaraan de dagteekening en de onderteekening ontbreken doch welke, volgens ont vangen inlichtingen, uit Birmingham afkomstig en gedateerd was 9 Mei 1885, dat is eerst 7 dagen nadat het geheele werk had moeten zijn op geleverd, heeft de fabrikant op dien dag mededeeling gedaan van het breken van de wals met bericht dat het plaatijzer in het midden van de daar opvolgende week zoude kunnen worden verzonden, hetgeen overeenkomt met den bovenvermelden datum van verzending op 13 Mei. Volgt alzoo uit de ontvangen stukken dat het breken van een wals inderdaad vertraging heeft veroorzaakt, zoo blijkt daaruit in geenen deele dat de aannemer of de door hem gebruikte tusschenpersonen voor eene tijdige bestelling van het benoodigd ijzerwerk hebben zorg gedragen en evenmin dat door hen alle mogelijke maatregelen zijn genomen om te bevor deren dat aan de tijdsbepaling van het bestek gevolg kon worden gegeven. Wij meenen op dien grond dat er geen termen bestaan om de gevraagde kwijtschelding der boete te verleenen en geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging afwijzend op het verzoek te beschikken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. AA. Leiden, 11 Maart 1886, In verband met het door Dr. Baert gevraagd en in de zitting van 4 Maart jl. verleend eervol ontslag als stadsgeneeskundige hebben wij het gevoelen van het college van stads genees- en heelkundigen ingewonnen aangaande de wijze waarop in de vacature zoude kunnen worden voorzien. Krachtens de laatstelijk vastgestelde regeling, gelijktijdige opdracht van de genees- en de heelkundige praktijk aan denzelfden persoon, zoude de eventueel benoemde opvolger tot de uitoefening van beide bevoegd moeten wezen, vermits hem bij het eventueel open vallen van de betrekking van stadsheelkundige, mede laatstgenoemden dienst zoude moeten worden op gedragen. Vermits het ons nu niet bekend was of zich hier ter stede personen bevinden die bevoegd, geschikt en genegen zijn om met deze betrekking te worden belast, stelden wij er hoogen prijs op het gevoelen van het college te vernemen of thans tot de plaatsing van eene oproe ping van sollicitanten onder de bestaande voorwaarden (jaarwedde voor- loopig 450 met verhooging tot f 800 bij opdracht ook van de heel kundige praktijk) zoude worden overgegaan, dan wel of in den dienst zonder de benoeming van een nieuwen titularis door het brengen van eenige verandering in de bestaande wijk verdeeling; kon worden voorzien. Het college heeft daarop aan eene commissie uit zijn midden opgedragen ter zake met ons te confereeren, waarvan de indiening van nevensgaand voorstel het gevolg is geweest. Vermits wij ons daarmede geheel kunnen vereenigen, geven wij Uwe Vergadering in overweging te besluiten dat voorloopig niet tot de benoe ming van een stadsgenees- en heelkundige zal worden overgegaan en den geneeskundigen dienst in wijk III en IV, tot dus verre waargenomen door Dr. J. Baert, tijdelijk op te dragen aan de geneeskundigen belast met de bediening van de wijken I, II en VII, waarmede thans zijn belast de heeren Dr. W. P. Weebers en H. Boursse Wils. Tevens verzoeken wij te worden gemachtigd om de met 1 April ten gevolge van het verleend eervol ontslag vrijvallende jaarwedde ad 450 aan te wenden tot tijdelijke verhooging van de jaarwedde der geneeskun digen, die met den dienst in de wijken III en IV worden belast. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 8 Maart 1885. De Commissie uit het college van stadsgenees- en heelkundigen heeft de eer aan Burg. en Weth. der gemeente Leiden voor te stellen, om ter vervulling van de betrekking van stadsgeneesheer, ontstaan door het eervol ontslag tegen 1 April 1886 aan Dr. Jacob Baert verleend, geene oproeping voor deze betrekking te doen, uithoofde de kans van geschikte personen voor deze betrekking te vinden, op dit oogenblik in deze gemeente uiterst gering is. Doch dat zij, na rijp overleg van het college van stads genees- en heelkundigen tot de slotsom is gekomen: voorloopig in deze vacature te voorzien door de geneeskundige hulp in wijk III te voe gen bij den geneeskundige van wijk I en II en bij wijk VII te voegen de voorziening in de hulp van wijk IV, tot dat een der heelkundigen, met de hulp in wijk I, II, III en IV belast zal moeten worden vervangen en alsdan eene oproeping voor de vacature van genees- en heelkundige dier wijk te doen, tegen eene belooning van f 800, welke alsdan meer kans van slagen belooft. De Commissie uit het College van stadsgenees- en heelkundigen. Aan heeren Burg. en Weth. Dr. Boursse Wils. der gemeente Leiden. J. A. Longepee. N°. A6. LICHTSTERKTE in Engelsche Standaardkaarsen, waargenomen aan de Stedelijke Gasfabriek te Leiden van 713 Maart 1886. Datum der waarneming. Tijdstip van waarneming. Aantal waarnemingen. Gemiddelde Lichtsterkte in Engelsche Standaardkaarsen. Maart. 7 5.30 7.— 7 18.6 8 5.30 7.— 8 19.7 9 5.30 7.— 7 18.9 10 5.30 7.— 8 18.6 11 5.30 7 8 18.9 12 5.30 7.— 7 17.6 13 5.30 7.— 8 18.6 Namens Commissarissen der Stedelijke Gasfabriek, D, Van der Horst. N°. A 7. Leiden, 11 Maart 1886. Onder overlegging van nevensgaand adres van H. M. E. P. Maertens, geven wij Uwe Vergadering in overweging aan adressant restitutie van schoolgeld te verleenen wegens vestiging in de gemeente over de maanden October en November 1885 voor 4 kinderen leerlingen der school 2de klasse voor jongens en meisjes (Leerschool) tot een bedrag van f 8, zijnde het verschuldigde over het 4de kwartaal 1885 ten bedrage van f 12 door adressant voldaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1886 | | pagina 1