14
De Voorzitter. Ik geloof dat uw motie dezelfde strekking heeft als
die van den heer Krantz, welke zooeven verworpen werd, behalve dat zij
zich ook uitstrekt over andere zaken dan gas.
De heer De Goeje. Pardon, M. de V.dat is niet het geval. De motie
van den heer Krantz was eenvoudig een maatregel tegenover een deel
van de omwonenden onzer gemeente, het was een zeer partieele regeling,
welke het beginsel onbesproken liet. Mijn motie daarentegen wenscht geen
beslissing te nemen voor een deel der omwonenden, maar heeft ten doel
het beginsel in zijn geheel vast te stellen.
Het voorstel van Burg. en Weth. geldt inderdaad ook een beslissing
omtrent het beginsel, want het zou niet aan de orde gesteld zijn als de
Commissarissen der Gasfabriek niet gevoeld hadden, dat een principieele
beslissing moest genomen worden.
De heer Do Rieu. M. de V.Een vraag slechts. Heeft dit voorstel het
oog óp het gas, het duinwater en het onderwijs, of alleen op het gas?
De heer De Goeje. Die bedoeling is niets uit te sluiten van hetgeen
tot de kategorie behoort van voorrechten die de gemeente verschaffen kan.
De motie stelt een algemeen beginsel vast; van Burg. en Weth. kunnen
wij dan voorstellen omtrent bepaalde onderdeelen verwachten.
De Voorzitter. Ik moet bezwaar maken om een discussie over deze
motie te openen; een dergelijk voorstel, als daarin opgesloten ligt, is niet
aan de orde. Wij behandelen op dit oogenblik alleen de gasquaestieen de
vraag is eenvoudig of men zal voortgaan met de levering van gas aan
de bewoners der omliggende gemeenten, op denzelfden voet als tot nu
toe geschiedde.
Ik heb met enkele leden van den Raad na de vorige vergadering over
dit punt gesproken en trek nu in ernstigen twijfel of zelfs de motie van
den heer Krantz geacht kon worden binnen de termen van het Reglement
van Orde te vallen om in discussie te kunnen worden gebracht. Het
Reglement van Orde verbiedt dat over voorstellen vreemd aan de orde
van den dag beraadslaagd zal worden, welke zoo voetstoots in de ver
gadering komen; het reglement wil voorkomen, dat de leden geroepen
worden hunne stem over een zaak uit te brengen, alsvorens zij de gele
genheid gehad hebben er rijpelijk over na te denken, en schrijft daarom
voor, dat dergelijke voorstellen minstens 24 uren voor de vergadering schrif
telijk moeten worden ingediend en dan nog op voorwaarde dat zij niet
de strekking hebben om op een vorig besluit terug te komenin dat geval
is de behandeling absoluut verboden. Het is om die reden, dat ik bezwaar
heb, na de toelichting van den heer De Goeje, zijne motie in discussie
te brengen, daar deze ten doel heeft over de verhouding van al de om
wonende personen tegenover onze gemeente te regelen, niet alleen ten opzichte
der gasquaestie welke thans alleen aan de orde is, maar ook van alle
andere onderwerpen. Ik zou daarom den voorsteller wel in overweging
willen geven, zijn denkbeeld liever in den vorm van een voorstel in te
kleeden, en het dan schriftelijk in te dienen.
De heer De Goeje. Ik moet met u van meening verschillen, M. de V.
De gasquaestie is inderdaad niet aan de orde gesteld, omdat alléén de
levering van gas beoogd werd, maar naar aanleiding van de gebleken
wenschelijkheid om zich een algemeen leiddraad tegenover de bewoners
der omliggende gemeenten te kiezen. Onze houding tegenover niet-ingeze-
tenen is niet altijd van weiwillenden aard geweest, zooals is gebleken bij
het dempen van slooten, afstand van terrein en andere dergelijke onder
werpen dat hebben de Commissarissen van de Gasfabriek bemerkt en
hebben alleen daarom dan ook nu de beslissing over deze zaak aan den
Raad willen overlaten. Nu Burg. en Weth. echter voorstellen op denzelfden
voet als tot dusverre gas te verstrekken, kiezen zij principieel partij.
Daarmede wordt feitelijk besloten dat de omwoners met de inwoners ge
lijkgesteld worden en men zal wat betreft onderwijs, duinwater enz. geen
andere beslissing kunnen nemen. Want door het aannemen van het voor
stel van Burg. en Weth. is deze quaestie feitelijk van de baan, en zal
geen voorstel betreffende dit onderwerp meer raison d'être hebben.
De Voorzitter. Van eene principiëele beslissing, in den uitgebreiden
zin als door den heer De Goeje wordt bedoeld, kan bij het thans aan
hangig voorstel geene sprake zijn. Wat voor het eene onderwerp geldt,
behoeft daarom nog geene reden voor eene andere zaak te zijn. Ik kan
mij toch zeer goed voorstellen, dat iemand goede redenen zou kunnen
hebben om het eene voorwaardelijk toe te staan en het andere te
weigeren. Op dit oogenblik is echter alleen de gasquaestie aan de
orde, m. a. w. het voorstel van Burg. en Weth. zooals het is aange
vuld: „aan heeren Commissarissen te kennen te geven dat de Gemeen-
eraad het wenschelijk acht voorloopig geene verandering te bren
gen in de tot dusverre gevolgde wijze van gaslevering." Wat nu b. v.
betreft het duinwater, zou ik er veel eerder toe over gaan de buitenge
meenten gas te weigeren, dan duinwater. Gas toch is door ander kunst
licht te vervangen en of dat nu voor de ingezetenen van andere gemeenten
aangenamer of minder aangenaam is, is eene quaestie, voor onze gemeente,
van minder gewicht. Met duinwater is het een geheel ander geval. In
vele opzichten zou weigering van water een zeer laakbare daad kunnen
genoemd worden; indien toch de aan onze grenzen wonenden geen goed
drinkwater hebben, zouden wij, door hen duinwater te weigeren, niet alleen
hunne gezondheid op het spel zetten, maar wellicht ook die van de Leidsche
ingezetenen, wanneer in den omtrek epidemische ziekten heerschen. Ik
breng dit nu alleen in 't midden, als een bewijs dat verschillende zaken,
allicht tot verschillende beslissingen zouden kunnen leiden en dat wij
inderdaad vooraf tijd noodig hebben om het denkbeeld van den heer De
Goeje wel te overwegen, vóór wij er over beraadslagen en beslissen. Ik
blijf dus het voorstel van den heer De Goeje als een geheel nieuw voor
stel beschouwen, dat niet in [het kader past van het onderwerp dat thans
aan de orde is en zou hem daarom nogmaals willen voorstellen dit nader
te willen indienen, opdat alle leden gelegenheid hebben zich daarop voor
te bereiden.
De heer De Goeje. Ik moet mij onderwerpen, M. de V., aan de be
slissing van den Raad in dit opzicht. Dat de zaak echter in beginsel aan
de orde is gesteld, is door den heer Was uitgesproken in de voorlaatste
vergadering, toen besloten werd de behandeling der zaak uit te stellen,
totdat het antwoord van Ged. Staten zou zijn ingekomen. Het is dus
volstrekt geen nieuwe zaak, en de leden hebben bovendien meermalen
gelegenheid gehad over de zaak na te denken. Wat overigens betreft de
bijzonderheden, die gij mededeelt omtrent het verschil tusschen levering
van gas en water, juist daarom hebben de leden Uwe voorlichting in deze
noodig. Wij kunnen het beginsel toepassen op het een, maar niet op het
ander. Gij hebt mij echter niet kunnen overtuigen dat deze motie niet
aan de orde kan gesteld worden.
De heer Zaaijer. M. de V. Ik zou gaarne zien dat ons geacht medelid,
de heer De Goeje, kon besluiten aan Uw verzoek te voldoen en zijne
meening, in plaats van in de voorgestelde motie, in een bepaald voorstel
aan het oordeel van den Raad te onderwerpen. Zijn bezwaar om aan het
voorstel van Burg. en Weth. zijne stem te geven is, dunkt mij, wegge
nomen nu door de toevoeging van het woordt „voorloopig" het prin
cipieele van dit voorstel geheel vervallen is. De Raad behoudt zich daardoor
het recht om nader, wellicht reeds zeer spoedig, op deze zaak terug te
komen. De beslissing, die wij thans zullen nemen, is geene principieele.
Ik zou voor mij ook bezwaar hebben om geheel onvoorbereid over eene
zaak van zooveel belang als in de motie van den heer De Goeje is opge
sloten, mijne stem uit te brengen. Ik ondersteun dus gaarne uw verzoek
aan den heer De Goeje, M. de V.
De heer De Goeje. M. de V. Nadat ik deze interpretatie van den heer
Zaaijer gehoord heb, wil ik mij zeer gaarne naar uw voorstel voegen,
en trek dus de motie in om die in den vorm van een voorstel weder in
te dienen.
De motie van den heer De Goeje ingetrokken zijnde, maakt geen punt
van beraadslaging meer uit.
De heer Van der Hoeven. Zou het nu niet wenschelijk wezen, de
stemming over het voorstel van Burg. en Weth. uit te stellen tot tijd
en wijle er een beslissing over het voorstel van den heer De Goeje zal
zijn genomen Immers, de mogelijkheid bestaat nu, dat de omwonenden,
wetende wat hun te wachten staat, zoo hard zij kunnen, naar de Gasfa
briek zullen komen loopen en ons vragen „geeft ons nu zoo gauw moge
lijk aansluiting, want het gevaar van een hoogeren gasprijs te moeten
betalen, hangt ons als een zwaard van Damocles boven het hoofd." Ik
zou daarom gaarne in overweging willen geven, de stemming over het
voorstel van Burg. en Weth. aan te houden tot een beslissing zal geno
men zijn over het voorstel De Goeje.
De Voorzitter. Wanneer het voorstel dat wij van den heer De Goeje
te wachten hebben wordt aangenomen, zal dit ten gevolge hebben dat
de omwonenden voor gas, duinwater, onderwijs enz. meer zullen betalen
dan de ingezetenen van Leiden. Het denkbeeld van den heer De Goeje
toch, is blijkbaar om eerstens uitbreiding te geven aan de verworpen
motie Krantz, en vervolgens om zich niet te bepalen tot het gas alleen.
Al vragen die omwonenden dus nu ook dadelijk om aansluiting en al
betalen zij dus tijdelijk een lageren prijs dan in de bedoeling van den voor
steller ligt, dan blijven zij toch de kans loopen, om als zijn voorstel
wordt aangenomen, daarna meer te moeten betalen. Ik geloof dus dat er
veeleer kans bestaat dat zij zullen wachten totdat het lot van het voor
stel De Goeje zal zijn beslist, dat uwe vrees ongegrond is en dat wij ge
rust ons voorstel in stemming kunnen brengen.
De heer Van der Hoeven. Ik veroorloof mij met u over dit punt van
meening te verschillen. Het voorstel van den heer De Goeje wil niets
beslissen; het strekt slechts daartoe, dat wij Burg. en Weth. zullen uit-
noodigen, om voorstellen te doen betrekkelijk de regeling der onderdeelen,
en van het lot van die voorstellen mogen en kunnen wij nog niets voorspellen.
De Voorzitter. Dat ben ik met u eens maar dat behoeft nog niet tenge
volge te hebben dat de omwonenden zich zullen haasten om van de bestaande
onzekerheid te proflteeren. Die onzekerheid zal zich oplossen öf in hoogere
öf in dezelfde betaling. De heer Van der Hoeven verwacht toch zeker
niet dat Burg. en Weth. zullen voorstellen de tarieven voor de buiten
gemeenten te verlagen? Ik wil hem overigens nu wel reeds de gerust
stellende verzekering geven dat wij in allen geval niet verder zullen gaan
dan de omwonenden op den voet van gelijkheid te behandelen. De eenige
kans die zij loopen is dat hun toestand in de toekomst verergert. Zij kun
nen daarin m. i. dus alleen aanleiding vinden eene afwachtende houding
aan te nemen; nooit om zich te haasten aansluitingen te vragen. Ik ge
loof daarom niet, dat er eenige reden bestaat de stemming uit te stellen.
De discussie wordt gesloten.
Het voorstel van Burg. en Weth. wordt daarop in stemming gebracht
en aangenomen met 12 tegen 4 stemmen, die van de heeren Zaalberg,
Van Hoeken, Verster en Van der Hoeven.
III. Voorstel tot wijziging van het Regelement op de Plantenbeurs.
(Zie Ing. St. n°. 13).
De heer Kaiser. Ik lees in de stukken, M. de V. dat de Commissarissen,
zullen worden benoemd door de leden. Zou het niet beter zijn dat de
leden een voordracht indienden en de Raad benoemde? Nu zal de Raad
niet den minsten invloed kunnen uitoefenen en daar het ledental nog al
groot moet zijn, omdat de contributie slechts 25 ct. bedraagt, vind ik
het minder raadzaam dat de benoeming geheel buiten den Raad geschiedt.
De Voorzitter. De geheele zaak ligt buiten onze bemoeiingen; het is
een eisch van de wet, dat beurzen of markten niet worden opgericht dan
met toestemming van den Raad. Overigens is het een geheele particuliere
zaak en wat de leden onder elkander willen doen, moet hun volkomen
vrij blijven; wij kunnen ons daarmede niet inlaten. De bedoeling van
het voorstel is daarenboven juist om eene zekere meerdere onafhanke
lijkheid te verkrijgen van het Bestuur van de Maatschappij voor Tuinbouw,
dan zij tot nog toe hadden. Nemen wij nu eene bepaling in het reglement