GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. INGEKOMEN STUKKEN. N°. 13. Leiden, 28 Januari 1886. Door het Curatorium van de Gemeente-instelling voor de opleiding van Oost-Indische ambtenaren wordt het in het belang van het aan die inrich ting te geven onderwijs wenschelijk geacht dat aan het hoofd daarvan worde geplaatst een Directeur tot wiens taak het in de eerste plaats zoude behooren de bevordering van de noodige eenheid van het onderwijs in de onderscheidene vakken. Tevens zoude aan den Directeur moeten worden opgedragen alles wat de inschrijving der studenten betreft en het verstrekken van de noodige inlichtingen in het belang van een geregelden gang van het onderwijs, terwijl hij als Hoofd der Instelling de aangewezen persoon zal wezen om het overleg der leeraren met Curatoren in alles wat den bloei der instel ling kan bevorderen, zooveel mogelijk te vereenvoudigen. Overigens kan deze betrekking belangeloos worden waargenomen en kan zij derhalve als eene onbezoldigde betrekking worden aangemerkt. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging aan art. 2 van het Reglement van 4 October 1877 voor de Gemeente-inrichting voor de op leiding van Oost-Indische ambtenaren (Gem. blad n°. 4 van dat jaar) lui dende: „De inrichting staat onder beheer van Burg. en Weth. en onder toezicht van een Curatorium" toe te voegen een tweede zinsnede: „Aan het hoofd der inrichting staat een onbezoldigd Directeur door den Gemeenteraad te benoemen." Mocht Uwe Vergadering zich met dit voorstel vereenigen dan geven wij tevens in overweging tot de benoeming van een Directeur over te gaan, waarvoor wij de vrijheid nemen aan te bevelen den Hoogleeraar Mr. P. A. Van der Lith, die zich met de meeste welwillendheid heeft bereid verklaard eventueel de benoeming te aanvaarden, behoudens de ingevolge art. 56 der wet op het Hooger Onderwijs door Z. M. den Koning te verleenen toestemming. Wellicht zal verder de invoering van de betrekking van Directeur andere wijzigingen in het Reglement noodig maken. Het komt ons echter geraden voor alvorens daartoe over te gaan daaromtrent met den Directeur in overleg te treden, waarna de noodige voorstellen te zijner tijd aan Uwe Vergadering zullen worden ingediend. Aan den Gemeenteraad Burg. en Weth. van Leiden. N°. 14. Leiden, 31 Januari 1886. De Commissie van Financiën heeft de eer U te berichten, dat zij geene bedenkingen heeft tegen de in hare handen gestelde staten van af- en overschrijving op de begrooting van de Stadsbank van Leening alhier, dienst 1885, weshalve zij U voorstelt, die goed te keuren. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, J. T. Buys. Le Poole. H. C. Juta. N®. 15. LICHTSTERKTE in Engelsche Standaardkaarsen, waargenomen aan de Stedelijke Gasfabriek te Leiden van 1723 Januari 1886. Datum Tijdstip Aantal Gemiddelde Lichtsterkte in der waarneming. van waarneming. waarnemingen. Engelsche Standaardkaarsen. Januari. 17 6.45 7.30 6 17.6 18 5.15 8.— 9 18.2 19 5.30— 7.— 7 18.7 20 4.30 7.30 10 17.6 21 415 6 3 18.2 22 4.45 7.45 11 17.3 23 4.30 7.— 8 17.6 Namens Commissarissen der Stedelijke Gasfabriek, D. Van der Horst. N». 16. LICHTSTERKTE in Engelsche Standaardkaarsen, waargenomen aan de Stedelijke Gasfabriek te Leiden van 2430 Januari 1886. Datum Tijdstip Aantal Gemiddelde Lichtsterkte in der waarneming. van waarneming. waarnemingen. Engelsche Standaardkaarsen. Januari. 24 5.6.45 9 17.3 25 4.45 7.— 7 18.1 26 5.30 7.— 5 18.4 27 5.7.— 4 18.1 28 5.6.30 7 18.1 29 4.45—7.15 9 17.4 30 5.7.30 9 16.7 Namens Commissarissen der Stedelijke Gasfabriek, D. Van der Horst. N°. 1?. Leiden, 1 Februari 1886. Ons vereenigende met nevensgaand advies van Curatoren van het Gym nasium geven wij Uwe Vergadering in overweging art. 12 van de veror dening van 5 Juni 1879, betreffende de inrichting en het bestuur van het Gymnasium (Gem. blad n°. 3 van 1879) dienovereenkomstig te wijzigen en het artikel mitsdien als volgt vast te stellen „Curatoren zijn bevoegd, in overleg met den rector, vergunning te ver leenen om de lessen in één of twee der vakken, in art. 2 genoemd, tot wederopzegging toe als toehoorders bij te wonen. De toehoorders zijn aan de bepalingen omtrent de schooltucht onderworpen." Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. s'Gravenhage, den 27»'«n December 1885. Ter voldoening aan eene van den Minister van Staat, Minister van Bin- nenlandsche Zaken, ontvangen opdracht heb ik de eer het volgende onder Uwe aandacht te brengen. De in art. 24 der wet op het hooger onderwijs in verband met art. 10 dier wet stilzwijgend erkende bevoegdheid der gemeentebesturen, om bij gemeenteverordening op het Gymnasium of progymnasium toehoorders voor enkele lessen toe te laten, kan zich niet zoover uitstrekken dat in strijd met de duidelijke bedoeling van den wetgever, aan de leerlingen dier inrichtingen feitelijk zou worden vrijgelaten, naar verkiezing het onderwijs in alle dan wel in sommige vakken te volgen, terwijl laatst genoemde categorie bovendien van de bij art. 5 en 9 der genoemde wet bedoelde toelatings- en overgangs-examens zoude worden vrijgesteld en eventueel als extranei aan het bij art. 11 der wet omschreven eindexamen zouden deelnemen. Naar het oordeel van den Minister behooren derhalve jongelieden die de lessen aan een Gymnasium of progymnasium in meer dan twee vak ken wenschen te volgen, als leerlingen te worden beschouwd. Zij mogen dus niet tot de lessen worden toegelaten, dan na met goed gevolg te hebben afgelegd het bij art. 9 bedoelde toelatings-examen, en moeten bij overgang in een hoogere klasse het bij art. 5 voorgeschreven overgangs-examen afleggen. Met mededeeling van het bovenstaande heb ik de eer U te verzoeken bij de toelating van toehoorders voor het vervolg in dien geest te handelen. Mocht eene wijziging der bestaande verordening op het (pro) gymnasium in Uwe gemeente daarvoor noodig zijn, dan meen ik U in overweging te moeten geven den Gemeenteraad daartoe een voorstel te doen. Aan heeren Burg. en Weth. De Inspecteur der Gymnasia, der gemeente Leiden. J. G. Van Eyken. Leiden, 28 Januari 1886. In antwoord op uw schrijven dd. 29 December 1885 n°. 899 en met terugzending van de daarbij gevoegde circulaire van den heer Inspecteur der Gymnasia, betreffende de toelating van toehoorders op het Gymnasium, hebben wij de eer U daaromtrent, ingevolge Uw verlangen bij voormeld schrijven uitgedrukt, te dienen van advies. Hoewel art. 12, der verordening van 5 Juni 1879, n°. 3, betreffende de inrichting en het bestuur van het Gymnasium, waarbij deze aangele genheid wordt geregeld, door ons nooit zoo is toegepast, dat daaruit het gevaar kon voortvloeien, waarop de Minister van Binnenlandsche Zaken volgens de aangehaalde circulaire het oog schijnt te hebben, meenen wij dat er geen bezwaar bestaat tegen eene wijziging der verordening in den door Zijne Excellentie bedoelden zin. Dientengevolge hebben wij de eer, U in overweging te geven, aan den Gemeenteraad voor te stellen bedoeld artikel zoodanig te wijzigen, dat in plaats van „één of meer" worde gelezen „één of twee." Aan heeren Burg. en Weth. Curatoren van het Gymnasium, van Leiden. C. Cock, President. J. S. D. Van Doorn, Secretaris. N°. 18. Leiden, 4 Februari 1886. Blijkens de hierbij overgelegde stukken is het noodig dat wegens de ziekte van den onderwijzer G. B. Engeltjes tijdelijk worde voorzien in de leiding van het herhahngsonderwijs voor Meisjes. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging ons te machtigen in de tijdelijke waarneming van voormelde betrekking te voorzien, zullende te zijner tijd, zoo noodig, een voorstel tot verhooging van den betrekke- lijken begrootingspost worden ingediend. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 26 Januari 1886. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden. Met dezen brengen wij ter Uwer kennis, dat de onderwijzer G. B. Engeltjes, belast met de leiding van het herhahngsonderwijs voor Meisjes, door ziekte verhinderd is zijn arbeid te verrichten, met veel waarschijnlijkheid, dat die ziekte van eenigszins langen duur zal zijn. Wij achten het van veel belang, dat genoemd onderwijs zonder stoornis worde voortgezet. Te dien einde hebben wij de eer U in overweging te geven, met de tijdelijke waarneming gedurende de ziekte van den heer Engeltjes te belasten den 2^en onderwijzer Ph. Rank van de Openb. School 4d8 klasse n°. 1, tegen zoodanige vergoeding als door U zal worden bepaald. Namens de hoofden der scholen 3a« en 4as klasse. Het hoofd der school 4ae klasse n°. 1, H. C. Van der Heijde. Leiden, 31 Januari 1886. Naar aanleiding Uwer missive van 28 Januari 1886 n°. 119, heb ik de eer U mede te deelen, dat het betrokken hoofd der school zich met mij omtrent de tijdelijke waarneming van den heer Rank heeft verstaan, en er voor mij dus niet het minste bezwaar bestaat Uw College tot die tijdelijke aanstelling te adviseeren. Aan Burg. en Weth. der De Schoolopziener in het Arr. Leiden, gemeente Leiden. Jp. Houwing. N°- 19» Leiden, 1 Februari 1886. Door de Afdeeling Leiden en Omstreken der Nederlandsche Maatschappij voor Tuinbouw en Plantkunde wordt bij nevensgaand adres voorgesteld eenige wijzigingen aan te brengen in de bij Raadsbesluit van 12 October 1882 vastgestelde verordening houdende Reglement op de Plantenbeurs

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1886 | | pagina 1