405
Zitting van Donderdag 24 December 1885,
geopend 's namiddags te twee uren.
Voorzitter: de heer Burgemeester L. M. DE LAAT DE KANTER.
Te behandelen onderwerpen:
■1°. Benoeming van een lid der Commissie voor de Bewaarscholen. (199)
2®. Idem van vier leden der Plaatselijke Schoolcommissie. (200)
3°. Idem van twee Curatoren der Gemeentelijke Inrichting voor de op
leiding van O.-I. ambtenaren. (202)
4». Idem van een leeraar voor eene der Polynesische talen aan voor
melde inrichting. (197)
5°. Verzoek van W. H. Neuteboom, om kwijtschelding van boete wegens
te late oplevering van het werk aan de Zijlpoortsbrug. (185)
6®. Idem van J. Van Veen, betrekkelijk de demping van een gedeelte
sloot langs het Delftsche trekpad. (186 en 204)
7°. Staat van af- en overschrijving op de begrooting, dienst 1885.
(189 en 198) 6 6.
8°. Verzoek van het Bestuur der Pensioenvereeniging voor werklieden
ter bekoming in gebruik van het lokaal boven de Waag. (196)
9®. Voordracht tot het verleenen van afschrijving of restitutie van plaat
selijke directe belasting. (203 en 205)
10°. Verzoek van J. D. F. J. Werner, ter bekoming van grond aan de
Boomgaardsteeg. (206)
Tegenwoordig 22 leden, alsde heeren Kaiser, Hartevelt, Du Rieu,
Zaaijer, Van Dissel, Land, Alma, Van Hoeken, Van der Hoeven, Donner,
Knappert, Zaalberg, De Goeje, Was, Driessen, De Fremery, Juta, Bredius,
Verster, Buys, Le Poole en de Voorzitter.
De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag
10 December jl. worden gelezen en goedgekeurd.
De heeren Krantz en Bool hebben kennis gegeven verhinderd te zijn
de vergadering bij te wonen.
De Voorzitter deelt mede
1°. dat op Donderdag 17 December jl. de instellingen van weldadigheid
zijn bezocht overeenkomstig het voorschrift van art. 179 litt. U der
gemeentewet, welk bezoek tot geene bijzondere opmerkingen heeft aanleiding
gegeven.
2®. Prov. Blad n®. 72 blijkens welk aan Mr. H. J. K. Dijckmeester,
eervol ontslag is verleend als Schoolopziener in het Arrondissement Dordrecht.
3®. Missive van Mr. S. Le Poole, houdende kennisgeving dat hij zijn
ontslag neemt als lid van den Gemeenteraad.
Deze missive luidt als volgt:
De ondergeteekende, betreurende den uitslag der stemmingen over de
Indische School op 19 November en 3 December jl., waardoor de weg tot
bezuiniging op onze gemeente-financiën werd afgesneden, heeft de eer U
te verzoeken de Vergadering te willen mededeelen dat hij zijn ontslag
neemt als lid van den Raad.
Leiden, December 1885. 't Welk doende, enz.
Aan den heer Voorzitter S. Le Poole.
van den Raad der gemeente Leiden.
Worden voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1®. Bezwaarschriften van E. Eswilder en G. H. Schimmel, tegen hunnen
aanslag in de plaats, dir. belasting, dienst 1885.
2®. Verzoek van F. Van Viersen, om afschrijving van plaats, dir. be
lasting, dienst 1885.
Worden gesteld in handen van Burg. en Weth. en de Comm. van Fin.
3®. Rapport van Commissarissen der Sted. Gasfabriek, over delevering
van gas aan ingezetenen van omliggende gemeenten.
<1®. Verzoek van F. E. Feld, om een kelderingang te maken voor zijn
huis in de Maarsmansteeg hoek Kapelstraat.
5®. Verzoek van J. J. A. A. Frantzen, om eervol ontslag al sleeraar
aan het Gymnasium tegen 1 April 1886.
Worden gesteld in handen van Burg. en Weth.
Aan de orde is
I. Benoeming van een lid der Commissie voor de Bewaarscholen.
(Zie Ing. St. n®. 199).
De Voorzitter. Mag ik de heeren Donner, Land en Knappert verzoeken
met mij het stembureau uit te maken?
De heer J. A. Van Dijk wordt met algemeene (20) stemmen herbenoemd.
(De heer Buys komt ter vergadering).
II. Benoeming van vier leden der Plaatselijke Schoolcommissie.
(Zie Ing. St. h®. 200).
Achtereenvolgens worden herbenoemd de heeren: Dr. H. G. Van de
Sande Bakhuijzen en Dr. H. Boursse Wils met algemeene (21) stemmen
en Mr. F. Was met 20 stemmen, zijnde één stem uitgebracht op Mr.
Land. De heer Was verklaart de benoeming aan te nemen.
(De heer Le Poole komt ter vergadering).
Daarna wordt met algemeene stemmen (22) benoemd de heer Dr Th
H. Mac Gillavry.
III. Benoeming van twee Curatoren der Gemeentelijke Inrichting voor
de opleiding van O.-I. ambtenaren.
(Zie Ing. St. n®. 202).
ZlTTINGVÜBSLAG 1885.
Achtereenvolgens worden benoemd de heeren: Dr. M. J. De Goeje, met
algemeene stemmen op één na, die op den heer Beijerinck werd uitgebracht
en de heer T. Beijerinck met algemeene stemmen (22).
IV. Benoeming van een leeraar voor eene der Polynesische talen aan
voormelde inrichting.
(Zie Ing. St. n®. 197).
Benoemd wordt de heer L. K. Harmsen met algemeene stemmen.
V. Verzoek van W. H. Neuteboom, om kwijtschelding van boete wegens
te late oplevering van het werk aan de Zijlpoortsbrug.
(Zie Ing. St. n®. 185).
De heer Was. Ik kan mij, M. de V., met deze voordracht niet best
vereenigen, omdat het mij gebleken is, dat de te late oplevering van
het werk volstrekt niet te wijten is aan verzuim van den aannemer. De
zaak heeft zich aldus toegedragen. Voor het werk was noodig een kleine
hoeveelheid ik meen 89o kilogram gegolfd gegalvaniseerd plaatijzer,
dat, van buitengewone constructie zijnde, hier te lande nergens te krijgen
was. Het moest dus uit het buitenland komen en de bestelling werd op
gedragen aan een Engelsch fabrikant. Voor dat ijzer moest eerst een wals
gemaakt worden, de gewone kon niet dienen. Onder de bewerking is de
wals gebroken. De Engelsche fabrikant gaf daarvan kennis, maar het
gevolg was, dat het plaatijzer te laat aankwam en het werk te laat werd
opgeleverd. Voor den aannemer, die hieraan volstrekt geen schuld heeft,
moet dit m. i. gerekend wórden tot force majeure.
Hoewel ik op het punt van vrijstelling van boete volstrekt niet toe
geeflijk ben, bestaan hier gronden om den aannemer de boete terug te geven.
Zijn nu de gronden, waarop de Commissie van Fabricage de vrijstelling
ontraadt, wel deugdelijk?
De eerste reden is dezedat de aannemer eerst bij het inhouden der
boete heeft kennis gegeven van de oorzaak der vertraging. Nu komt mij
die grond niet afdoende voor, omdat het toch volstrekt niet de vraag
geldt, op welk tijdstip de aannemer kennis heeft gegeven van de
oorzaak der vertraging, maar alleen, of werkelijk die oorzaak van ver
traging bestaan heeft.
De tweede reden van de Commissie van Fabricage is: dat de aannemer
zich bij de overeenkomst met den leverancier tegen de schade dier ver
traging had kunnen waarborgen. Dit motief komt mij echter eveneens
onvoldoende voor. Ik erken, dat eene dergelijke vrijwaring tegen boete
mogelijk is bij onderaannemingen van eenige beteekenismaar als zoodanig
kan men eene leverancie van 895 K. G. plaatijzer, ter waarde van ƒ170
niet aanmerken. Iedereen kan begrijpen, dat geen enkele buitenlandsche
fabrikant onder dergelijke bezwarende omstandigheden zulk eene onbe
duidende leverantie op zich zou nemen.
Ik geloof dus, dat, aangezien in dit geval aan den aannemer noch
verzuim, noch schuld te wijten is, de Raad zijn verzoek zal moeten
inwilligen.
De heer Kaiser. M. de V.Ik wensch alleen te zeggen, dat ik mij
volkomen met het door den heer Was gesprokene vereenig.
De heer Knappert. M. de V.! Voor de argumenten door den heer
Was aangevoerd, zou mijns inziens zeker veel te zeggen zijn, maar de
reden waarom ik niet met hem kan meegaan, is gelegen in de motivee
ring van het verzoek, nl. dat de aannemer voor het werk zou hebben
ingeschreven, om zijn volk bezig te houden, en dat hij het daarom
ook te laag zou hebben aangenomen. Dat motief gaat niet op, en geeft
mij aanleiding het voorstel van Burg. en Weth. goed te keuren.
De heer Was. M. de V.! Ik heb opzettelijk geen gewag gemaakt noch
van het argument van den aannemer, zooeven door den heer Knappert
aangehaald, noch van de bestrijding daarvan door de Commissie van
Fabricage, want ik ben het volkomen eens met de Commissie, dat de
zaak niet naar het bedrag der aannemingssom beoordeeld moet worden.
Ik geloof echter, dat de aannemer zich op de lage inschrijving niet heeft
beroepen, als argument om zijn verzoek tot teruggave der boete te
motiveeren.
Daarvoor bestaat slechts één afdoend argument: het ongeluk met de
wals, waardoor het werk, geheel buiten schuld van den aannemer, te
laat werd opgeleverd. Op dit argument beroept de aannemer zich en nu
voegt hij er bij, dat hij reeds zeer laag had ingeschreven, om zijn werk-
volk aan den gang te houden, zoodat hij nu door de boete nog grootere
schade zou lijden. Het is dus eigenlijk een argument om op het billijk
heidsgevoel van den Raad te werken. Doch al was dit anders, het is
niet de vraag of alle argumenten van den aannemer juist zijn, maar
als er slechts één argument afdoend is, moet het verzoek worden toegestaan.
Ik wensch dus als amendement voor te stellen, om het verzoek van
Neuteboom in te willigen en hem de ingehouden boete terug te geven.
De heer Donner. Ik vereenig mij, M. de V., met de gevoelens van den
heer Was, maar ik zie er geen amendement in, veel meer een tegen
voorstel van hetgeen door Burg. en Weth. is voorgesteld.
De Voorzitter. Ik behoef wel niet te zeggen, Mijne Heeren, dat ik
het met den heer Was niet eens ben. De heer Was had de beleefdheid
mij vooraf kennis te geven van zijne bezwaren en daarom is het mij
mogelijk geweest de zaak nog eens nader te onderzoeken. Het is nu maar
de vraag, zijn de informatiën van den heer Was, of de mijne juist? Is
dat ijzer namelijk hier te lande niet te krijgen of had men zich ook
tot een binnenlandsch fabrikant of leverancier kunnen wenden, zooals mij is
verzekerd Zijn inderdaad de inlichtingen van den heer Was juist, dan zou ik
maar in allen gevalle niet geheel wel een gedeelte van de boete willen
kwijtschelden, omdat er dan wel iets voor te zeggen ware, dat de schuld
niet geheel bij den aannemer ligt. Ik zou dan wel willen toegeven dat
men voor dergelijke kleine bestellingen niet altijd een contract kan maken,
waardoor de aannemer voldoende gewaarborgd is. Maar onze stelling
tegenover onze aannemers moet in den regel deze zijn, dat zij zich zeiven met
hunne onderaannemers moeten verstaan en dat zij daarin een waarborg vinden
dat op den bepaalden tijd geleverd wordt, of dat zij zich in het tegen-