100 echter volgens de opgemaakte plannen geen kans het werk voor dat bedrag uit te voeren. Wat de vraag betreft van den heer Alma, kan ik hem mededeelen dat het plan niet bestaat om het pad langs het Steenschuur tot een rijweg te bestemmen. Ook nu werd het slechts zelden daarvoor gebruikt. Ik geloof echter dat het beter zal zijn af te wachten tot het park is afgebakend om te zien in hoeverre daar het behoud van een rijweg wenschelijk is. Ten slotte een enkel woord over het hek. Het is mij op dit oogenbllk niet hekend hoeveel meer een ijzeren hek zal kosten dan het houten hek; maar het is nooit de bedoeling geweest om de arme bewoners van de Raamsteeg, zooals de heer Le Poole hen noemde (ik kan in het voorbijgaan tusschen twee haakjes de verzekering geven dat de arme bewoners van Leiden mij even na aan het harte liggen als alle andere) een hek te geven, waar men niet door kan zien. Dan zouden wij van eene schutting hebben gesproken. Waarom het hek geplaatst wordt is zeer eenvoudig. Het moet nl. dienen om de lieve jeugd van de Raam steeg te verhinderen op alle mogelijke plaatsen het park binnen te kun nen loopen en zoodoende hoornen of heesters te vernielen. Het gebeurt bij de uitvoering van een werk somwijlen, dat de uitgaven meevallen. Geschiedt dat nu ook, dan zouden wij wel direct een ijzeren hek kunnen plaatsen; kan het met de toegestane som niet lijden, en is het verschil niet te groot, welnu, dan zullen wij, indien het later noodig en nuttig blijkt, een aanvraag indienen voor eene kleine verhooging. Dit is echter, dunkt mij, van zeer ondergeschikt belang, waarop wij later terug kunnen komen. De heer Kaiser. Mijn bezwaar is echter nog niet opgelost, M. de V. 1 Waar moet het heen, wanneer met het eenmaal vastgesteld bedrag gaat overschrijden Er is plan geweest een rots te maken ad f 400. Wanneer men nu eenmaal besloten heeft meer uit te geven, dan de f 7000 die de Minister van Binnenlandsche Zaken ons toestaat, waarom getroost men zich dan die kleine vermeerdering van uitgaven niet om het park nog fraaier te maken. Het is een quaestie van beginsel. De Minister van Binnenlandsche Zaken zal die afgeronde som wel met eene bedoeling en in overleg met deskundigen gesteld hebben. Ik zal mijne stem dus niet aan het voorstel kunnen geven. De Voorzitter. Ik moet den heer Kaiser even aan de geschiedenis van de zaak herinneren. In 1873 is de Ruïne aan het Rijk aangeboden voor de gebouwen die toen zouden worden opgericht en waarvoor door de wetgevende macht de fondsen waren toegestaan. Er werd echter geen gebruik van gemaakt en wij namen de Ruïne terug. De Regeering bleef echter op de eventueele beschikking daarover prijsstelten, wanneer later bij gunstigen toestand der Rijksfinanciën zou worden overgegaan tot het stichten van academische gebouwen en evenzeer wenschte wij voor het Rijk de gelegenheid om hare gebouwen op de Ruïne te stellen, open te laten, indien dat zonder nadeel voor de gemeente kan geschieden. De toe stand van de Ruïne was intusschen reeds lang van dien aard, dat hij niet kon worden bestendigd. Wij hebben daarom aan de Regeering medege- gedeeld dat wij aan den Raad wilden voorstellen om de Ruïne gedeeltelijk te bebouwen en gedeeltelijk in te richten tot parkmaar omdat dan ook voor goed de gelegenheid om er academische gebouwen op te richten ver loren zou gaan, hebben wij ons bereid verklaard aan den Raad voor te stellen onze bouwplannen, met de daaraan verbonden directe en indirecte voordeelen op te geven, indien de Regeering het later gesloten contract met ons wilde aangaan. Daardoor behield de staat ten allen tijde de vrije beschikking over het terrein, voor het bepaalde doel dat beide partijen, het Rijk en de Gemeente, het liefst verwezenlijkt zagen. Daarop is door de Regeering een som van f 7000 toegestaan als subsidie, d. w. z. als tegemoetkoming. Ik moet nog den heer Kaiser doen opmerken, dat de bedoelde rots niet uit het ontwerp is weggelaten voor de aanlegkosten van f 400, maar als wij de rotspartij lieten maken, dan moest er ook een fontein bij, met een flinke waterstraal, wat natuurlijk zeer duur zou zijn geworden, daar wij het daarvoor verbruikte duinwater per M3. zouden hebben moeten betalen. Volgens het systeem van den heer Kaiser is die bezuiniging eerder als eene aanbeveling aan te merken, want hoe meer men er aan ten koste legt, des te grooter zou het verlies zijn zoo de Regeering eenmaal het gebruik der Ruïne weer kwam opeischen. De heer Le Poole. Ik dank u, M. de V., dat u mij betrekkelijk het hek gerustgesteld hebt, en dat de vooruitzichten van de bewoners der Raamsteeg dus gunstiger zijn geworden. Over de banken ben ik echter nog niet gerust. In de plannen wordt alleen gesproken van eenige zit plaatsen om het standbeeld, wij hebben dus geen overvloed van banken als daarin geen verandering gebracht wordt, en er moet zich toch een genoegzaam aantal op verschillende plaatsen bevinden, willen de burgers eens kunnen uitrusten in het nieuwe Park. Ten slotte moet ik nog opmerken, dat ik met U van meening blijf verschillen omtrent de mogelijkheid van publieke aanbesteding, want de man, die door ons om advies gevraagd is, heeft juist dit stelsel aanbe volen en zich zelf aangeboden om het werk voor f 7500 uit te voeren. De Voorzitter. Naar aanleiding van het gesprokene door den heer Le Poole moet ik opmerken, dat de tuinbouw-architect niet voor publieke aanbesteding was, maar dat hij aanbood zelf het werk te leveren. Wij vonden het echter in het belang der Gemeente beter onafhankelijk van hem te blijven. De heer Van Dissel heeft reeds terecht opgemerkt, dat voor het aangevraagde bedrag een tiental banken gemaakt kon worden maar het is nog niet te zeggen waar die geplaatst zullen worden; en mocht het later blijken, dat dit getal verme irderd, ja zelfs verdubbeld Bij de discussiën verzuimde ik mede te deelen dat de heer Witte de vriendelijk heid had het ontwerp van den heer Copijn te onderzoeken en er zijne goedkeuring aan hechtte. Terwijl ik hier dat verzuim herstel, breng ik hem namens het Dagelijksch Bestuur dank voor zijne welwillende medewerking. moet worden, dan zullen wij niet aarzelen op de volgende Begrooting eene post te brengen tot vermeerdering der banken. De discussiën worden gesloten. Het voorstel wordt in stemming gebracht en aangenomen met 24 tegen 1 stem, die van den heer Kaiser. Aan de orde is thans X. Verzoek van de Gemeente-commissie van het Ned. Herv. Kerkge nootschap ter bekoming van grond en voorstel tot aanleg van eene boomkweekerij. (Zie Ing. St. n°. 178 en 184). De Voorzitter. De Commissie van Financiën heeft omtrent dit voor stel eene opmerking gemaakt, en het kan misschien tot bekorting van de discussiën leiden, wanneer ik dadelijk aanvang met eenige inlichtingen te geven. In 1873, toen onze boomkweekerij opgeheven werd, was het niet zoo moeilijk als nu, om boomen van een voldoenden omvang te krijgen. Wanneer men tegenwoordig een boom moet hebben van een 20 centi meter omtrek, dan moet men het halve land doorzoeken. Wanneer wij nu eene som voor de inrichting van eene nieuwe boomkweekerij toe staan, dan verzekeren wij ons geschikte boomen voor de toekomst, en besparen wij uitgaven, die wij dan niet behoeven te doen; de Gemeente geeft als :t ware een voorschot aan zich zelve. De heer Kaiser. Om welke reden werd de vroegere boomkweekerij opgeheven? De Voorzitter. De Commissie van Fabricage heeft destijds geadviseerd tot opheffing, omdat men toen nog wel boomen kon krijgen van voldoende afmetingen, maar tevens omdat het Rijk den grond in gebruik wenschte te nemen om onderofficierswoningen te bouwen; het Rijk be taalt ons thans jaarlijks f 250 huur. De heer Cock. Ik heb eenige bezwaren, M. de V., tegen de oprichting van eene dergelijke boomkweekerij. De oude boomkweekerij, die onze Gemeente sinds jaren, ja wellicht sinds een paar eeuwen bezat, is nu een twaalftal jaren geleden op advies van de toenmalige Commissie van Fabricage opgehevenwel een bewijs dat de noodzakelijkheid van het hebben van eene boomkweekerij aan twijfel onderhevig is. Boom- kweekerijen mogen in vroegere tijden, even als stads-timmerwerven, hare reden van bestaan hebben gehad, thans is dit het geval niet meer, en deze laatste inrichtingen dienen dan ook gelukkig tegenwoordig meer uit sluitend tot berg- en bewaarplaatsen van materialen dan tot werkplaatsen. In de behoeften, waarin deze inrichtingen voorzagen, voorziet heden ten dage de particuliere industrie, die het is eene algemeen erkende waar heid veel goedkooper en beter werkt en levert dan Staat of Gemeente. Ik vrees dus, dat de nieuwe boomkweekerij een dure inrichting zal worden, die ons al heel dure boomen zal bezorgen. Maar, zegt de Commissie van Fabricage, boomen van meer dan 20 centimeters doorsnede, zooals wij noodig hebben, zijn in den handel niet dan bij groote uitzondering te verkrijgen. Tegen zulk eene bloote affirmatie is eigenlijk niets anders te stellen dan eene bloote negatie; en toch doe ik dit niet, omdat ik nooit een proef met de zaak genomen heb. Wel durf ik in twijfel trekken of men wel alle middelen beproefd heeft om zulke boomen, buiten de eigenlijke boomkweekers om, ook op andere wijze te erlangen. Ik begin met volkomen toe te geven, dat boompjes van meer dan 20 centimeters dikte, dus boompjes van reeds eenigen leeftijd, in de kweekerijen vrij schaarsch zijn, in alle geval veel schaarscher dan wat ik eens zal noemen jong goed. Dit laatste kan men van de boomkweekers in de onmiddellijke nabijheid van Leiden in overvloed en bij groote of kleine partijen gemak kelijk koopen, en het is volstrekt niet noodig zich daarvoor te wenden tot de groote kweekerijen te Aalsmeer en te Boskoop of in Gelderland en Overijssel. Doch dat men, vooral waar het zulke geringe hoeveelheden geldt als wij hier jaarlijks noodig hebben, ook die grootere en oudere boompjes, zoo dan niet van boomkweekers, althans niet van particulieren tegen zeer billijken prijs zou kunnen verkrijgen, komt mij hoogst onwaar schijnlijk voor en in strijd met mijne informaties. Blijken werkelijk de eigenlijke boomkweekers het gevraagde niet te kunnen leveren, dan moest men zich tot de kleine landbouwers wenden. Dit heeft men geloof ik nog nooit gedaan, althans ik heb nog niet gezien, dat daartoe ooit eene poging in het werk is gesteld. En toch men zou, aldus handelende hoogst waarschijnlijk goed en goedkoop aan zijn waar komen. De meeste boeren hier in 'Zuid-Holland hebben, bf op hun werf of op hun land vlak bij hun huis, doorgaans eenig hout staan, meestal een klein boschje of een hout-singeltje ter beschutting van huis, kelder of koeien-bocht. Gelijk alle hout-aanplant moet zulk een boschje nu en dan gedund worden en zoo wordt menig knap boompje voor brandhout gebruikt, dat zeer goed in onze behoefte had kunnen voorzien. Men plaatse eens in de dagbladen advertentiën, waarin aanbiedingen worden gevraagd van bij voorbeeld iepen-boompjes van een gegeven dikte; men make daarbij de voorwaarden niet te bezwaarlijk, zoodat de menschen niet afgeschrikt worden, en ik maak mij sterk, dat er aanbiedingen genoeg zullen komen. Het benoodigd aantal boompjes zal toch jaarlijks waarschijnlijk niet meer dan 50, hoogstens 100 stuks bedragen, en zoo één boer alleen die niet kan leveren, dan zal hij wel met dezen of genen van zijne buren in overleg treden en zij zullen het gezamenlijk doen. Dit is mijns inziens de aangewezen weg, doch tot nog toe heb ik nog nimmer zulke advertenties in onze plaatselijke dagbladen gelezen. Ik ben van de noodzakelijkheid van de wederoprichting eener boomkweekerij nog niet overtuigd. En heeft men eens een boomkweekerij, dan moet men ook een arbeider hebben, die er nu en dan eens in komt werken, al is het dan ook geen boomkweeker. Want al is het nog zoo waar, dat er in eene boomkweekerij betrekkelijk weinig behoeft gewerkt te worden, vergelijkenderwijze ontzaglijk veel minder dan in eene bloemkweekerij, gewerkt moet er toch worden en op zijn tijd moet er gespit, gegraven, geschoffeld en gesnoeid worden. Ik wensch in den tegenwoordigen tijd onze uitgaven niet uit te breiden, en dat zou het noodzakelijk gevolg wezen van de aanneming van dit voorstel.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1885 | | pagina 4