87
Zitting van Donderdag 19 November 1885,
geopend 's namiddags te twee uren.
Voorzitter: de heer Burgemeester L. M. DE LAAT DE KANTER.
Te behandelen onderwerpen:
1°. Benoeming -van een tweeden onderwijzer aan de Jongensschool 2a®
klasse. (163)
2°. Idem van een stadsklokkenist. (160)
3°. Verzoek van het Bestuur van „Indhra" om de gymnastiekschool van
de Hoogere Burgerschool voor Meisjes te mogen gebruiken. (161)
4°. Idem van Mej. C. Van der Harst, om ontslag als derde onderwijzeres
aan de school 3a° klasse n°. 3. (164)
5°. Idem van Dr. W. C. Van Manen omtrent restitutie van schoolgeld. (166)
6°. Voordracht betrekkelijk de aanschaffing van gymnastiek-toestellen.
(198 en 167)
7°. Verzoek van D. A. Schretlen Co. ter bekoming van kwijtschelding
van boete. (170)
8°. Idem van L. Warnies, om eene uitloozing te mogen maken naar de
Haarlemmertrekvaart. (170)
9°. Idem van J. De Koning, om een gedeelte van de openbare straat
langs de Nieuwstraat te mogen innemen. (170)
10°. Idem van H. P. Kelder, om een keldergat te maken in de Ketel-
boetersteeg. (170)
11°. Eerste Suppletoir Kohier der Plaatselijke Directe Belasting, dienst
1885. (172)
12°. Voorstel van Mr. J. T. Buys, Dr. E. F. Van Dissel en H. C. Juta,
tot opheffing van de Gemeente-Instelling voor de opleiding van O.-I.
Ambtenaren. (158, 162 en 169)
13°. Voorstel van den heer J. H. Donner, tot vermindering van het on
derwijzend personeel aan de scholen 3de en 4da klasse. (121)
Tegenwoordig 24 leden, alsde heeren Was, Kaiser, De Goeje, Knap
pert, Van Hoeken, Alma, Land, Van Dissel, Zaaijer, Du Rieu, Bredius,
Krantz, Bool, Hartevelt, De Fremery, Zaalberg, Verster, Le Poole, Buys,
Juta, Nijkamp, Van der Hoeven, Cock en de Voorzitter.
De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag
29 October jl. worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede:
1°. Missive van den heer G. A. De Geus, houdende mededeeling dat
hij wegens verandering van woonplaats ophoudt lid van den Raad te zijn.
Deze missive luidt als volgt:
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Mijnheer de Voorzitter 1 Wegens vertrek uit deze gemeente, heb ik de
eer, te bedanken voor mijn lidmaatschap van den Raad dezer gemeente.
Moge het U, de Heeren Wethouders en de leden van den Raad steeds
welgaan en de gemeente van Leiden immer in bloei toenemen.
Met de meeste hoogachting heb ik de eer te zijn,
U WelEd. Achtb. Dienaar,
Leiden, 31 October 1885. G. A. De Geus.
2°. Missive van de Ged. Staten van Zuid-Holland dd. 2/6 November jl.
B. n°. 867 (4de afd.) G. S. n°. 98, waarbij zij berusten in de raadsbesluiten
tot toekenning van subsidie aan instellingen van Weldadigheden voor 1886.
3°. Missive van de Ged. Staten van Zuid-Holland dd. 2/9 November
jl. B. n°. 521 (2a® afd.) G. S. n°. 87, ten geleide van de vastgestelde
begrooting der dienstd. Schutterij voor 1886.
4°. Prov. Blad n°. 64 van 1885, blijkens welk Dr. J. F. Houwing te
Leiden is benoemd tot Schoolopziener in het Arrondissement Leiden.
Worden voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Verzoek van H. A. Van Lokhorst, om afschrijving van plaats, dir.
belasting, dienst 1885.
2°. Bezwaarschriften tegen aanslagen in de plaats, directe belasting,
dienst 1885.
Worden gesteld in handen van Burg. en Weth. en de Comm. van Fin.
3°. Verzoek van J. Van Veen, om vergunning tot het dempen van een
gedeelte sloot langs het Haagsche trekpad voor zijn huis.
4°. Idem van W. H. Neuteboom, om kwijtschelding van boete wegens
te late oplevering van het gedeeltelijk vernieuwen van de Zijlpoortsbrug.
5°. Idem van Mej. A. C. De Visser, om eervol ontslag als 3a® onder
wijzeres aan de Meisjesschool 2d8 klasse.
Worden gesteld in handen van Burg. en Weth.
6°. Voordracht ter benoeming van een Curator van het Gymnasium.
Wordt ter inzage van de leden in de Leeskamer nedergelegd.
7°. Opgaven betreffende de lichtsterkte van het gas in Eng. Standaard-
kaarsen tot 13 November jl.
Zal onder de Ingekomen Stukken worden opgenomen.
8°. Het plan voor den aanleg van een park op de Ruïne.
Wordt ter inzage van de leden in de leeskamer nedergelegd.
Aan de orde is:
I. Benoeming van een tweeden onderwijzer aan de Jongensschool 2a® klasse.
(Zie Ing. St. n°. 163).
De Voorzitter. Mag ik de heeren Land, Bredius en Le Poole verzoe
ken met mij het stembureau te willen uitmaken?
ZlTTINGVBBSLAG 1885.
Benoemd wordt Willem Goemans, onderwijzer te Heusden, met 21
stemmen, terwijl één blanco briefje was ingekomen.
De heer Van der Hoeven komt ter vergadering.
II. Benoeming van een stadsklokkenist.
(Zie Ing. St. n°. 160.)
Benoemd wordt R. H. Th. Van Leeuwen met algemeene (23) stemmen.
III. Verzoek van het Bestuur van „Indhra" om de gymnastiekschool
van de Hoogere Burgerschool voor Meisjes te mogen gebruiken.
(Zie Ing. St. n°. 161).
Zonder hoofdelijke stemming toegestaan.
IV. Idem van Mej. C. Van der Harst, om ontslag als derde onderwij
zeres aan de school 3a« klasse n°. 3.
(Zie Ing. St. n°. 164),
Zonder hoofdelijke stemming eervol verleend.
V. Idem van Dr. W. C. Van Manen omtrent restitutie van schoolgeld.
(Zie Ing. St. n°. 166).
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten het verzoek als ongezegeld
ter zijde te leggen.
VI. Voordracht betrekkelijk de aanschaffing van gymnastiektoestellen.
(Zie Ing. St. n°. 108 en 167).
Zonder discussie of hoofdelijke stemming goedgekeurd.
VII. Verzoek van D. A. Schretlen Co. ter bekoming van kwijtschel
ding van boete.
(Zie Ing. St. n°. 170).
Zonder hoofdelijke stemming afwijzend beschikt.
VIII. Idem van L. Warnies, om eene uitloozing te mogen maken naar
de Haarlemmertrekvaart.
(Zie Ing. St. n°. 170).
Zonder hoofdelijke stemming afwijzend beschikt.
IX. Idem van J. De Koning, om een gedeelte van de openbare straat
langs de Nieuwstraat te mogen innemen.
(Zie Ing. St. n°. 170).
Zonder hoofdelijke stemming afwijzend beschikt.
X. Idem van H. P. Kelder, om een keldergat te maken in de Ketel-
boetersteeg.
(Zie Ing. St. n°. 170.)
Zonder discussie of hoofdelijke stemming toegestaan.
XI. Eerste suppletoir Kohier der Plaatselijke Directe Belasting, dienst 1885.
(Zie Ing. St. n°. 172).
Zonder hoofdelijke stemming vastgesteld tot een bedrag van f 1640.87.
XII. Voorstel van Mr. J. T. Buys, Dr. E. F. Van Dissel en H. C. Juta,
tot opheffing van de Gemeente-Instelling voor de opleiding van O.-I.
Ambtenaren.
(Zie Ing. St. n°. 158, 162 en 169)
De heer Cock komt ter vergadering.
De Voorzitter. Wie der heeren wenscht over dit onderwerp het woord
te voeren?
De heer Buys. M. de V.Het zal misschien tot beperking van de
discussiën kunnen strekken, wanneer de voorstellers beginnen met de
motieven, die hen tot het indienen van dit voorstel geleid hebben, aan
het oordeel dezer Vergadering te onderwerpen. Zij hebben mij verzocht
dit uit hun naam te doen, en met uwe machtiging kom ik mij van die
taak kwijten. Ik neem daarbij dan tevens op wat ik voor argumenten
heb kunnen aantreffen in de twee ongunstige praeadviezen naar aanleiding
van ons voorstel uitgebracht.
Vóór alles deze vraag: waarom komt ons voorstel juist op dit oogen-
blik? Het antwoord ligt voor de hand: het komt juist op dit oogen-
blik omdat uitstel tot later werkelijk niet mogelijk was. Wat is toch
het geval Twee jaar geleden, in September 1883, bij de behandeling
der begrooting in de afdeelingen van dezen Raad, komt de vraag ter
sprake welken invloed het toen pas uitgevaardigde Koninklijk Besluit van
29 Augustus 1883 zoude uitoefenen op de Indische Inrichting? Van ver
schillende kanten werd beweerd, dat tengevolge van dat besluit die Inrich
ting haar hoofdreden van bestaan verloren had en dus niet behoorde te
worden gehandhaafd. Naar aanleiding nu van deze opmerkingen deelden
Burg. en Weth. in hun antwoord mede, dat de invoering van bedoeld
Koninklijk Besluit uit den aard der zaak een onderzoek zou noodig maken
naar het al of niet wenschelijke van het voortbestaan der Indische School.
Uit dat antwoord bleek alzoo tweederlei: vooreerst dat de behoefte aan
het voortbestaan van de Inrichting op dat oogenblik ook aan Burg. en
Weth. twijfelachtig voorkwam en ten andere, dat zij voornemens waren
tot wegneming van dien twijfel een bepaald onderzoek in te stellen. Af
gaande op die verklaring liet de Raad de zaak toen verder onbesproken.
Toen intusschen een geheel jaar verloopen was zonder dat men iets van
de zaak vernam, meende een van onze geachte ambtgenooten, de heer
Van Dissel, in 6 October 1884 bij het behandelen van de begrooting
voor het loopende jaar het voorstel te moeten doen om den post voor
de Indische Inrichting van de Begrooting te schrappen. Uwer zijds M. de V.
werd echter dit voorstel krachtig bestreden, onder opmerking, dat het
niet aanging bij de behandeling eener begrooting incidenteel te beslissen
over het voortbestaan van eene Inrichting, bij afzonderlijk gemeente-besluit
gevestigd. Verlangde men de opheffing van die instelling, dan moest een
daartoe strekkend bijzonder voorstel aan het oordeel van den Raad worden
onderworpen. Deze opmerking, door anderen en ook door mij ondersteund,
had ten gevolge, dat de heer Van Dissel van zijn voorstel afzag. Intus-