70
jaar 1886 reeds eene zekere som afgetrokken, terwijl bovendien de be
grooting van 1886 nog belast is met de uitkeering uit dien hoofde, over
het dienstjaar 1883/84 en die van 1887 nog belast zal moeten worden
met de uitkeering over het dienstjaar 1884/85. Daarna zal een van die
twee sommen voor goed verdwijnen.
Intusschen heeft de Regeering er voor geraamd 5600. Deze buiten
gewone belasting, afgetrokken van de som op volgn. 6 uitgetrokken, ont
daan van den invloed der verlaging van den gasprijs, brengt de inkomsten
belasting reeds beneden 119,000.
Van het ingetrokken subsidie voor de H. B.-S. voor Meisjes wensch
ik slechts pro memorie te gewagen. Tegenover dit mogelijke verlies, immers
het is zeer wel mogelijk dat de Tweede Kamer op haar vroeger besluit
terugkomt, staan twee voordeelen1°. de afloop der rentegarantie voor
de duinwaterleiding, hetgeen vergeleken met de loopende begrooting een
voordeelig verschil van 4000 maakt: en 2°. de lagere begrooting voor
de instelling tot opleiding van O.-I. Ambtenaren, welke, dank zij de
zeer gewaardeerde welwillendheid en belangstelling van den Hoogleeraar
Dr. Wil ken, minstens 2000 beneden de thans vigeerende kan worden
uitgetrokken. Wellicht kan daarbij nog als 3°. worden gevoegd, een niet
onbelangrijk aandeel in de winst der Duinwater-Maatschappij over het
jaar 1886, indien de Raad zijne goedkeuring hecht aan het leeningsplan,
hetwelk zooeven is medegedeeld. Op het eindcijfer dezer begrooting zal
dit echter waarschijnlijk geen invloed hebben: vermoedelijk zal deze zich
eerst bij het opmaken der rekening van het volgende dienstjaar doen
gevoelen.
Ik meen hiermede aangetoond te hebben dat voor 1886, al is de be
lastingsom hooger, van de ingezetenen niet belangrijk meer zal worden
gevergd, dan gemiddeld in vorige jaren. Toen de Raad in den aanvang
van dit jaar besloot den prijs van het gas aanzienlijk te verlagen, in het
vertrouwen dat na verloop van eenige jaren de daardoor opgeofferde
winst zoude worden goedgemaakt door toenemend gasverbruik, wist
iedereen dat dientengevolge aanvankelijk het cijfer der inkomstenbelasting
zou stijgen. Zelfs over het loopende jaar moest uit dien hoofde die be
lasting belangrijk worden verhoogd. Nu werkelijk geschiedt, wat toen
geenszins werd verheeld of ontkend, bestaat er m. i. geene enkele reden
om uit dien hoofde over een ongunstigen financieelen toestand te klagen.
Wat nu de beperking van uitgaven betreft welke de Commissie van
Financiën ons verwijt en die zij in verband brengt met den ongunstigen
financieelen toestand, meer in het bijzonder in betrekking tot de volgns.
75, 97, 98 en 100, merk ik al dadelijk op aangaande het eerste dat onze
voordracht geheel in overeenstemming is met het Raadsbesluit, dat het
werk in vier jaren zou worden uitgevoerdaangaande het tweede, dat de
Raad, zoodra de duinwaterleiding in werking was, besloten heeft het
duinwater niet voor straatbesproeiing aan te wenden, omdat het nut
in eenigerlei verhouding stond tot de kosten. Wat art. 98 aangaat,
houde men mij de opmerking ten goede dat ik reeds zoo herhaaldelijk
heb betoogd dat het onmogelijk is door kunstmiddelen het water
verbruik te doen vermeerderen, dat ik mij ontslagen mag rekenen van
de verplichting om daarover bij de algemeene beraadslagingen in
beschouwingen te treden: en wat nu eindelijk volgn. 100 betreft,
de Commissie van Financiën spreekt daarover alsof wij een voorstel
om de Koolgracht te dempen hadden achterwege gelaten om de
kosten, terwijl deze slechts zeer secundair genoemd zijn. Indien zij het-
gene daaromtrent door ons is gezegd nog eens wil nalezen, zal zij naar
ik vertrouw zien dat wij bezwaar maakten tegen het dempen, omdat
wij meenen dat het behoud dier gracht om verschillende redenen gewenscht
is. Intusschen moet men het bezwaar der kosten niet te laag schatten
ik heb er eene raming van laten opmaken, waaruit mij bleek dat er
f 8000 voor gevorderd zou worden.
Dat de belangen der publieke werken door ons achtergesteld zouden
worden, ontkennen wij ten stelligste. Onder anderen noem ik de duin
waterleiding, waarvoor sedert 1877 ruim 119,000 is uitgegeven; de
duizenden aan de verbetering van het rioolstelsel, de tienduizenden aan
de vernieuwing van straten besteed; de Gehoorzaal; de talrijke nieuwe
bruggen; de gedempte grachten; de veranderingen buiten de Witte- en
Hoogewoerdspoorten en zoovele andere zaken van minder omvang. Ge
tuigt dat alles voor gemis aan belangstelling in de publieke werken?
En hoe somwijlen onze voorstellen tot verbetering of verfraaiing door
den Raad worden gesteund blijkt uit een paar voorbeelden die ik wensch
aan te halen. Eenige uitbreiding aan het Liernurstelsel door ons voor
gesteld, waarvoor ruim 9000 werd aangevraagd, werd verworpen. Eene
som van 600, zegge zes honderd gulden, tot verfraaiing en verbetering
onzer schoonste gracht, het Rapenburg, door het verlagen van de brug
bij de Groenhazengracht, werd geweigerd, omdat wij geen geld voor ver
fraaiingen konden missen. Tot tweemalen toe werden 1400 geweigerd
voor de verlaging en verbetering van de brug over het Levendaal bij de
Kraaierstraat, omdat dit te duur was Met deze en dergelijke voorbeelden
legge men ons niet ten laste dat er op dat gebied niet meer gedaan
wordt. En zijn ook voor veiligheid en brandweer niet belangrijk hooger
sommen besteed dan vroeger Ik durf gerust zeggen dat in geen enkelen
tak van dienst geklaagd kan worden over gemis aan belangstelling. Dat
het openbaar onderwijs groote geldelijke offers eischt, is niet tegen te
spreken; grooter zelfs dan de Commissie van Financiën schijnt te ver
moeden want met 75 van onze inkomstenbelasting zijn die uitgaven
niet te dekken. Ik voeg hier in parenthesi bij dat ik in hooge mate
betreur den vorm waarin de Commissie van Financiën die opmerking
heeft neergeschreveneen vorm die tot niets anders kan leiden dan tot
versterking der dwaling dat er tusschen de uitgaven voor het onderwijs en
de inkomstenbelasting een rechtstreeksch verband bestaat of m. a. w. dat
de inkomstenbelasting speciaal geheven wordt ten behoeve van het open
haar onderwijs. En evenzeer betreur ik het dat de Commissie van Financiën
heeft kunnen goedvinden den twijfel uit te spreken of bij de raming van
uitgaven voor schoolbehoeften en schoolmeubelen, wel altijd dezelfde
spaarzaamheid voorzit, als die de ramingen kenmerkt welke van andere
takken van ons gemeentebestuur uitgaan. Indien die twijfel haar had ge
leid tot een nauwgezet onderzoek en dit had haren twijfel bevestigd,
dan zouden wij de eersten zijn geweest om haar onze erkentelijkheid te
betuigen en zeker zouden wij de noodige maatregelen hebben genomen
om de fout te herstellen. Wat zij nu in haar rapport hieromtrent zegt,
kan geen ander resultaat hebben, dan dat het den een ontstemt en bij
den ander wantrouwen verwekt. Heeft de Commissie van Financiën, die
toch belast is met het nazien der rekening en verantwoording, toen zij
die taak vervulde eenige aanleiding voor dien twijfel gevonden Zoo ja,
waarom zich dan destijds bepaald tot een advies om de rekening goed
te keuren, zonder daarvan melding te maken Zoo neen, wat is er dan
toch tusschen Augustus en October voorgevallen dat dien twijfel heeft
opgewekt
Wat door de Commissie van Financiën over de verhouding tusschen
den Wethouder van Onderwijs en de Commissie van Toezicht is gezegd,
kan beter door den heer Bool worden besproken. Ik laat dit punt dus
rusten en bepaal mij tot de financieele beschouwingen en ga over tot
hetgeen door haar bij volgn. 51 is gezegd.
Bij de bespreking van volgn. 51 treedt de Commissie van Financiën
in zoodanige breede beschouwingen omtrent bet financieel beheer der ge
meente in het algemeen, dat ik geloof dat zij veeleer bij de algemeene be
raadslagingen, dan bij het genoemde volgn. te huis behooren. Ik zal hare
argumenten dus hier behandelen, en wel meer in het bijzonder voor
zoover zij betrekking hebben op de door haar beweerde omstandigheid
dat wij vroeger aanzienlijke kapitalen aan inschrijvingen op het groot
boek hadden en thans schulden hebben. „De regeerders", zegt zij, „die
ons voorgingen.hebben ons.een aanzienlijk kapitaal achtergelaten.
Wij zijn begonnen met dit kapitaal in publieke werken om te zetten
en met ons ontslagen te rekenen, van de verplichting om het weder öp
te brengen, en toen die omzetting was voltooid, zagen wij er geen be
zwaar in nog een stap verder te gaan en nu ook een deel van onze
zoogenaamde buitengewone uitgaven, zelfs van de zeer onbeduidende, op
de toekomst over te dragen. Voor het kapitaal dat wij ontvingen geven
wij het volgende geslacht schuld in de plaats. Dat wij door zoo te doen
de rechtvaardigheid tegenover dat geslacht in het oog houden, is dunkt
ons even moeielijk te bewijzen als dat wij door onze wijze van handelen
de lessen betrachten van eene voorzichtige financieele politiek."
Ik zal, ook om binnen de grenzen der algemeene beschouwingen te
blijven, er mij thans toe bepalen, de onjuistheid aan te toonen der be
wering van de Commissie van Financiën dat wij voor het kapitaal dat
wij ontvingen, aan het volgende geslacht schuld in de plaats geven.
Daarmede zal dan tevens het „moeielijke bewijs" geleverd zijn dat wij
evenzeer de rechtvaardigheid tegenover dat geslacht in het oog houden,
als de lessen betrachten van eene voorzichtige financieele politiek.
Als uitgangspunt neem ik het jaar 1847 en wel om twee redenen.
Vooreerst omdat men toen begonnen is die op de grootboeken ingeschre
ven kapitalen op groote schaal op andere wijze te gebruikenen ten
andere omdat tusschen 1847 en 1885 een tijdvak van 38 jaren en dus
zoo ongeveer een gemiddelde menschenleeftijd ligt. De toestand van het
oogenblik geeft dus een juisten maatstaf van vergelijking aan tusschen
de beide perioden van aanvang en einde van dien gemiddelden menschen
leeftijd.
In dat jaar 1847 dan, hadden wij aan inschrijvingen op de grootboeken
der 2| °/0 W. S. een nominaal kapitaal van ruim ƒ647.000, stelle 650.000,
en ten name van het voormalige Pesthuis van ongeveer 56000
nominaal; deze brachten te zamen aan rente f 17650 op.
Thans vinden wij op de begrooting van 1886 voor te betalen rente
eene som van 20645.
Wat staat daar nu tegenover?
Ik behoef den Raad niet te herinneren dat de eerste groote uitgaaf die
door verkoop van inschrijvingen op het grootboek werd gedekt, de gasfa
briek betreft. Van de kapitalen, toen en later aan de gasfabriek verstrekt,
betaalt zij aan de gemeente 5 °/0 rente. Ik merk op dat de grootboeken
slechts 4 °/0 rente geven en dat de kapitalen later ten behoeve der gas
fabriek geleend, slechts 4 °/0 rente vorderen. Voor het jaar 1886 zal zij
aan de gemeente uit dien hoofde 19886 uitkeeren.
De gemiddelde winst der gasfabriek over de laatste tien afgesloten dienst
jaren, bedraagt per |aar 56875. Pro memorie voeg ik hierbij dat de
gemeente nog ontvangt 150 rente van aandeelen in het kanaal van
Katwijk; 1450 pacht van het buffet der gehoorzaal1600 aan huur
der lokalen van dat gebouw; doch van deze en andere zaken die ik wel
licht over het hoofd zie, wensch ik verder niet te gewagen. Voor mijn
betoog heb ik ze niet noodig.
Ik teeken dus alleen aan dat als rechtstreeks inkomen uit vroegere en
geleende kapitalen in ontvangst komen
Rente van de gasfabriek19886.
Winst van de gasfabriek56875.—
Te zamen f 76761.
Hiervan afgetrokken de rente der leeningen20645.
Blijft 56116.—
vertegenwoordigende de renten van een nominaal 2| °/0
kapitaal vanf 2.244.640.
In 1847 ontvingen wij aan renten der ingeschreven kapitalen. 17650.
Avans 38466.
vertegenwoordigende de renten van een nominaal kapitaal van ƒ1.538640.
Zegge een millioen vijfhonderd acht en dertig duizend zes
honderd en veertig gulden.
Ziedaar de resultaten van het financieel beheer der laatste jarenhet
resultaat der wijze waarop de kapitalen, aan de gemeente in eigendom
behoorende, zijn aangewend. Ik laat nu alle verdere kapitaals-bewegingen
van aflossing, geldbelegging en aanwending van kapitalen in bijzonderheden
rusten, om U alleen er aan te herinneren, hoevele groote werken in de
laatste jaren tot stand zijn gekomen. Ik noem alleen de verschillende
vaste- en draaibruggen, de gehoorzaal, de werken buiten de Witte- en
Hoogewoerdspoorten, de scholen in het Plantsoen, op de Lammermarkt,
op de Aalmarkt, op de Boommarkt, in de Van-der-Werfstraat, op het Pie
terskerkhof, de H. B. Scholen voor Jongens en voor Meisjes, het Gymnasium,
de Ambachtsschool, het aantal gedempte grachten enz. Men moge nu over