79
stemden de heerenDe Geus, Knappert, Verster, Bool, De Fremerv en
de Voorzitter. J
Volgn. 149 wordt mitsdien met 300 verminderd.
Volgns. 150159 worden goedgekeurd.
Hoofdstuk VIII wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Volgns. 160163 worden goedgekeurd.
Volgn. 164. Art. 5. Aflossing van de geldleeningen ter voorzieniug in
buitengewone werken.
De Voorzitter. Burg. en Weth. nemen het voorstel van de Commissie
van Financiën over om dezen post met 1000 te vermeerderen.
Alsvoren wordt besloten.
Volg. 165 wordt goedgekeurd.
Hoofdstuk X wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Volgns. 166176 worden goedgekeurd.
Volgn. 177. Art. 11. Toelage aan de eigenaars van den Schouwburg.
De heer Bredius. In gewone omstandiggeden, M. de V.zou ik er
niets tegen hebben dezen post op de begrooting te dulden. Waar echter
het belastingcijfer reeds zoo hoog en steeds stijgende is, acht ik mij
niet verantwoord door dezen post langer op de begrooting te laten voor
komen. Ik stel dus voor dezen te schrappen.
De heer Van Hoeken. M. de V. Evenals de heer Bredius zal ik tegen
dezen post stemmen ik heb er niets tegen dat particulieren er een Schouw
burg op na houden, maar wensch die niet uit de gemeentekas te steu
nen en daaraan laten betalen hen, die daarvan geen gebruik kunnen of
willen maken.
In stemming gebracht wordt het artikel aangenomen met 17 tegen 7
stemmen, die van de heeren: Van Hoeken, De Geus, Cock, Nijkamp,
Verster, Van Dissel en Bredius.
Volgn. 178. Art. 13. Aankoop van inschrijving op het grootboek der
Nat. Werk. Schnld.
De Voorzitter. Ten gevolge van de wijziging van Volgn. 164 moet
dit volgn. met ƒ1000 verminderd worden.
Volgn. 179183 worden goedgekeurd.
Iloofdst. X wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
De Voorzitter. Hoofdstuk XI moet aangehouden worden, totdat de
inkomsten zullen zijn behandeld.
De heer Van Dissel stelde daarna als motie van orde voor de verdere
behandeling wegens het vergevorderd uur te verdagen, waarmede ver
scheidene leden zich konden vereenigen. Verschillende stemmen gingen
daarna op, de zitting des avonds voort te zetten, maar ook eenige
dit op een anderen dag te doen.
Door stemming werd daarna besloten de zitting te houden denzelfden
avond te halfacht.
De vergadering werd daarna gesloten.
Avond-zlttlng van Donderdag 22 October 1885,
geopend 's avonds te halfacht.
Voorzitter: de heer Burgemeester L. M. DE LAAT DE KANTER.
Tegenwoordig 23 leden, als: de heeren De Fremery, Bool, Krantz,
Du Rieu, Zaaijer, Van Dissel, Land, Buys, Alma, Van der Hoeven,
Cock, Nijkamp, Zaalberg, Knappert, De Goeje, Kaiser, Bredius, Juta,
Was, Driessen, De Geus, Verster en de Voorzitter.
Aan de orde is de voortzetting der behandeling van de begrooting
der inkomsten en uitgaven van de gemeente Leiden voor den dienst van
het jaar 1886.
Ontvangsten.
Aan de orde is Hoofdstuk I.
Volgn. 1 wordt goedgekeurd en daarna het geheele 1»'® hoofdstuk.
Hoofdstuk II. Ist* Afdeeling.
Volgn. 24 worden goedgekeurd.
2de Afdeeling. Volgn. 5. Art. 1. 4/5 gedeelten van de opbrengst der
Rijksbelasting op het personeel in hoofdsom en opcenten.
De heer Knappert. M. de V. Ik wensch een enkel woord in 't mid
den te brengen naar aanleiding van hetgeen door Burg. en Weth. in
de memorie van beantwoording van het algemeen verslag van het ver
handelde in de sectiën van den Gemeenteraad wordt gezegd nopens de
voorloopige vaststelling van het bedrag waarop de uitkeering, volgens
de wet van 26 Juli 1885, is bepaald, en waarbij men tot de gevolg
trekking komt alsof het gemiddeld bedrag der kwade posten te ruim zou
zijn genomen.
Men moet we) onderscheiden, dat het bedrag wegens kwade posten
voor verreweg het grootste gedeelte bestaat uit ontheffingen wegens ver
huizing, alschrijvingen, enz. en dat deze bedragen eenigermate gelijken
tred houden met het vermeerderd bedrag van de kohieren in de laatste
jaren.
In het adres, door ons ingediend aan de Tweede Kamer, nopens het
subsidie voor de Hoogere Burgerschool voor meisjes, wordt immers
gezegd, dat het aandeel van de gemeente in de opbrengst van de per-
soneele belasting telken jare met een bedrag van ongeveer f 2000 ver
meerderde. Welnu, ook in dezelfde verhouding vermeerdert eenigermate
haar aandeel in de kwade posten en dat bedrag is en kon, over de
laatste drie dienstjaren, vrij nauwkeurig worden bepaald en komt overeen
met het cijfer van 5600 in de memorie vermeld, zoodat dan ook bij
de eindregeling zal blijken dat slechts een gering bedrag zal behoeven
te worden verrekend.
De Voorzitter. Ik dank den heer Knappert voor zijne mededeelingen
en merk alleen op, dat de woorden van Burg. en Weth. in de Memorie
van antwoord slechts een vermoeden voor de toekomst behelsden, en
niet van invloed kunnen zijn op deze begrooting. Later zal blijken, wat
het juiste cijfer zal worden.
Deze post moet met f 5600 verminderd worden.
De heer Van der Hoeven. Kunt u dezen post niet op het juiste cijfer
ramen, M. de V.?
De Voorzitter. Wij brengen dergelijke posten altijd in ronde cijfers
op de begrooting, omdat dit gemakkelijker uitkomt. Bij de vaststelling
der rekening wordt toch het juiste cijfer opgebracht.
Volgn. 5 wordt goedgekeurd,
3fle Afdeeling. Volgn. 67 worden goedgekeurd.
4de Afdeeling. Volgn. 814 worden goedgekeurd.
Volgn. 15 wordt met f 300 verminderd en daarna goedgekeurd,
Volgn. 16 wordt met 225 verminderd en daarna goedgekeurd.
Volgn. 17 wordt met f 255 verminderd en daarna goedgekeurd.
Volgn. 1820 worden goedgekeurd.
5fle Afdeeling. Volgn. 2123 worden goedgekeurd.
Hoofdstuk II wordt aangehouden.
Hoofdstuk III. Volgn. 2426 worden goedgekeurd.
Volgn. 27 wordt met f 650 vermeerderd en daarna goedgekeurd.
Volgn. 2832 worden goedgekeurd.
Hoofdstuk III wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Hoofdstuk IV. Volgn. 3337 worden goedgekeurd.
Volgn. 38 wordt met 40 vermeerderd en daarna goedgekeurd.
Volgn. 3943 worden goedgekeurd.
Volgn. 44 wordt met 100 vermeerderd en daarna goedgekeurd.
Volgn. 4546 worden goedgekeurd.
Volgn. 47 wordt met 129 vermeerderd en daarna goedgekeurd.
Aan volgn. 48 wordt een nieuw artikel: 48a toegevoegd, groot ƒ500,
voor bijdrage van het Rijk in het onderhoud van het park op de
Ruïne.
Volgn. 48 en 48a worden goedgekeurd.
Hoofdstuk IV wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Hoofdstuk V. Volgn. 4950 worden goedgekeurd.
Volgn. 51. Art. 3. Geldleening ter voorziening in de kosten van bui
tengewone werken.
De heer Cook. Ik zou over dezen post wel stemming verlangen, M. de V.
De heer Buys. Ik maak gaarne van de gelegenheid gebruik om het
praeadvies van de Commissie van Financiën betreffende het artikel, nu
aan de orde, nader toe te lichten. Hedenmorgen, M. de V., werd hetgeen
de Commissie hierover in haar rapport schreef, reeds door U bestreden,
maar ik heb toen geweigerd op die critiek in te gaan, omdat onze op
merkingen over de schuld door U werden in verband gebracht met ons
oordeel over den algemeenen financieelen toestand, een verband dat aller
minst in onze bedoeling lag en dat wij dus ook niet in deze discussie
wilden aanvaarden. Door het bespreken van bijzaken moest niet de aan
dacht worden afgeleid van hetgeen toen alleen aan de orde was, namelijk
onze algemeene beschouwing over het budget.
Op dit oogenblik ben ik echter volkomen bereid te verdedigen hetgeen
de Commissie van Financiën naar aanleiding van dit artikel in het
bijzonder opschreef, ook de door U gewraakte uitdrukking, dat wij voor
het kapitaal, dat wij van de vaderen ontvingen, schuld hebben in de
plaats gesteld. In welk verband toch werd die uitdrukking gebezigd?
Tegenover het hier zoo vaak aangevoerde argument, dat redenen van
billijkheid er voor pleiten toekomstige geslachten te laten betalen voor
werken die ook hun ten goede komen, merkte de Commissie op, dat
wanneer alle geslachten hetzelfde stelsel toepassen, het resultaat eenvoudig
hierop nederkomt dat elk betaalt de uitgaven van anderen en omgekeerd
zijne uitgaven aan anderen overdraagt, zoodat ten slotte niemand voor
deel trekt van het aangeprezen stelsel en het reeds daarom wel zoo
eenvoudig zoude zijn wanneer men het stelsel varen liet. Nu moest de
Commissie er intusschen wel bijvoegen, dat dit argument niet gold voor
de thans levende, want als wij de nakomelingen bezwaarden met de som
van al die kleine schulden dan hadden wij niet het excuus dat de vaderen
vroeger hetzelfde deden tegenover ons. Integendeel deze lieten ons aan
zienlijke kapitalen achter, kapitalen die wij in publieke werken hebben
omgezet, terwijl wij daarna aanzienlijke leeningen hebben aangegaan.
Wij brengen het nageslacht in plaats van de kapitalen, die wij ontvingen,
schuld. Of die kapitalen productief waren omgezet of niet had de Com
missie op die plaats niet te onderzoekenzij wilde slechts constateeren dat
de redenen welke anderen kunnen hebben om schuld te maken voor ons
niet bestaan en mij dunkt dat argument is onwederlegbaar, want het
steunt op een onloochenbaar historisch feit.
Wat nu betreft den aard van de werken, welke voor de omgezette
kapitalen zijn in de plaats gekomen het onderwerp waarop dezen
morgen door U, M. de V.zooveel nadruk werd gelegd men kan,
meen ik, zeggen, dat een zeer groot deel is besteed voor allerlei nut
tige doeleinden zeker, maar toch voor werken die geen rente opleveren