GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 63 INGEKOMEN STUKKEN. t N°. 156. LICHTSTERKTE in Engelsche Standaardkaarsen, -waargenomen aan de Stedelijke Gasfabriek te Leiden van 1117 October 1885. Datum der waarneming. Tjjdstip van waarneming. Aantal waarnemingen. Gemiddelde Lichtsterkte in Engelsche Standaardkaarsen. October. 11 6.30 7.30 6 17.9 -X- 12 6.8.— 8 18.6 13 6.8.— 8 18.9 14 6.8.— 10 18.6 15 6.8.— 8 18.9 16 6.8.— 8 18.9 17 6.8.— 9 17.6 Namens Commissarissen der Stedelijke Gasfabriek, D. Van der Horst. LICHTSTERKTE in Engelsche Standaardkaarsen, waargenomen aan de Stedelijke Gasfabriek te Leiden van 1824 October 1885. Datum TunsTip Aantal Gemiddelde Lichtsterkte in der waarneming. van waarneming. waarnemingen. Engelsche Standaardkaarsen. October. 18 6.30 7.30 6 17.3 19 6.8.— 8 17.4 20 6.8.— 8 17.6 21 5.30 7.30 9 18.9 22 5.30 7.30 8 18.9 23 5.30 7.30 8 18.9 24 5.30 7.30 8 19.1 Namens Commissarissen der Stedelijke Gasfabriek, D. Van der Horst. N°. 157. Leiden, 2 September 1885. Ondergeteekende heeft de eer, mede namens de Heeren Dr. R. J. Fruin en Dr. W. Pleyte, aan Burgemeester en Wethouders alhier nevensgaand gevraagd advies met drie daartoe behoorende gedrukte Bijlagen toe te zenden. Aan Burgemeester en Wethouders der stad Leiden. J. G. R. Acquoy. Leiden 31 Augustus 1885. Ondergeteekenden, door Burgemeester en Wethouders dezer stad bij schrijven van 16 Juli en nader antwoord van 17 Augustus j.l. uitgenoo- digd, „aan den Raad hun oordeel te willen zeggen over de beste inrich ting van het Archiefwezen alhier, en in verband daarmede den Raad hun gevoelen te willen mededeelen over de eischen, die aan den nieuwen Archivaris behooren te worden gesteld", hebben de eer, op de twee hun voorgelegde vragen bij deze te antwoorden. Zij zullen bij hunne beschou wingen telkens zooveel mogelijk uitgaan van de toestanden, gelijk zij die bij een opzettelijk ingesteld onderzoek hebben bevonden. I. De beste inrichting van het Archiefwezen alhier. Vijf punten zullen hier achtereenvolgens worden besproken a. De inhoud van het Archief. b. De plaats ter bewaring. c. De benoodigdheden tot berging der stukken. d. De inventarisatie. e. De openstelling van het Archief. a. De inhoud van het Archief. Het Archief der stad omvat twee deelen, een Oud en een Nieuw. Het Nieuwe is, krachtens de Gemeente wet, onder toezicht van Burgemeester en Wethouders aan de zorg van den Secretaris opgedragen. Het Oude kan onder hetzelfde toezicht door een Archivaris worden beheerd. Van het Oude alleen mag in dit advies sprake zijn. Tot het Oud Archief nu kunnen geacht worden te be hooren alle stukken tot op de vestiging van den tegenwoordigen stand van zaken, d. i. tot aan de omwenteling van 1813. Zóó heeft men het ook elders begrepen, bijv. te Rotterdam en te Utrecht, waar het archief wezen op voortreffelijke wijze is geregeld en als model voor andere plaat sen kan dienen. Wat de oude doop- en trouwboeken betreft, daarvan zal aan het Nieuw Archief moeten worden afgestaan, wat voor den Bur gerlijken Stand ten gebruike mocht noodig wezen. Daarentegen behoort bij het Oud Archief de Boekerij der stad, althans voor zooverre die ver- eischt wordt bij het gebruik der geschrevene stukken en tot aanvulling en toelichting daarvan. Het Oud Archief onzer stad is zeer rijk en zeer belangrijk tevens, een der hoogst opklimmende en meest aanzienlijke onder de stedelijke archieven des Lands. Echter is, bij gebrek aan de noo- dige gelden ter herstelling van veel wat in minder goeden staat ver keerde, jarenlang een toestand bestendigd, waarin reeds vroeger had moe ten zijn voorzien, en die thans hoe eerder hoe beter zal behooren op te houden, om grooter sehade te voorkomen. b. De plaats ter bewaring. Dat een zoo kostelijk Oud Archief als dat van Leiden eene goede en welingerichte bewaarplaats verdient, be hoeft niet te worden gezegd. Tot dusverre ligt (met uitzondering van de oude Rechterlijke Archieven, die in eene der bovenzalen van het Inva lidenhuis eene benijdbare bergplaats hebben gevonden) alles in het Stad huis bijeengepakt en opgestapeld, deels in naast en voor elkander ge plaatste, ondoelmatig hooge kasten eene ware doodenstadanderdeels in lagere kasten en op ruimer getimmerde rekken boven en beneden in het gebouw; gedeeltelijk ook op dén zolder in ordelooze massa onder het dak, voor stof en regen geenszins beveiligd. Dit kan natuurlijk zoo niet blijven. Het ideaal zou wezen een nieuw, opzettelijk daartoe ingericht gebouw, liefst in de onmiddellijke nabijheid van het Stedelijk Museum, dat door zulke natuurlijke banden met het Oud Archief der stad verbon den is. Doch indien dit tot de vrome wenschen mocht blijken te behoo ren, dan zal toch bijeenvoeging van alles, wat onder de hoede van den Archivaris wordt gesteld, in een zelfde gebouw dringend noodig wezen. Een archief toch vormt eene éénheid. De verschillende stukken vullen elkander aan en helderen elkander op. Niets is meer storend voor het onder zoek, dan het eene gedeelte hier, het andere ginds te moeten raadplegen. Maar bovenal, voor den Archivaris is het een noodeloos tijdverlies, zich telkens van de eene plaats naar de andere te moeten begeven. En indien waar is, wat zoo aanstonds zal worden gezegd, dat het Oude Archief iederen dag op vaste uren door een iegelijk moet kunnen bezocht worden, dan blijkt reeds daaruit, dat alles bij elkander moet zijn in één gebouw, waar men op die uren den Archivaris ter raadpleging moet kunnen vin den. Misschien zou het Invalidenhuis, dat nu reeds (gelijk boven ge zegd is) tot bergplaats der oude Rechterlijke Archieven dient, eene vol doende uitkomst aanbieden, wanneer het meer andere, even geschikte zalen aan het oud Stedelijk Archief kon afstaan. Op het Stadhuis zou dan plaats zijn voor het steeds aangroeiend Nieuw Archief. Intusschen houde men wel in het oog, dat ook het Oud Archief nog in omvang kan toenemen door mogelijken afstand van andere archieven, zooals die van het Weeshuis, het Huiszittenhuis, sommige Hofjes enz.zoodat de locali- teit reeds bij den aanvang niet te bekrompen zou mogen zijn. c. De benoodigdheden tot berging der stukken. Met eene voldoende plaatsruimte is niet alles gevonden. Ook doelmatige kasten en rekken moeten er zijn. Maar ook deze alleen zijn niet genoeg. Nog ge heel andere zaken moeten ten dienste staan, indien alles naar behooren zal worden bewaard en voor schade behoed. Tot heden liggen allerlei kostbare stukken, gedeeltelijk van voortreffelijke, als bij geluk bewaard gebleven zegels voorzien, in voortdurend gevaar van te worden geschon den. Yeel, wat zorgvuldig in portefeuilles en doozen moest zijn opge borgen, ligt met touwen bijeengeknoopt, wijl het den overleden Archivaris, den verdienstelijken Jhr. Rammelman Elsevier, aan het noodig materiaal voor eene goede bewaring ontbrak. Ondergeteekenden, ofschoon door vroegere bezoeken op het Oud Archief met den toestand aldaar niet on bekend, zijn thans door eene opzettelijke „inspectio in loco", waartoe Burgemeester en Wethouders hen met de meeste welwillendheid in staat hébben gesteld, diep onder den indruk gekomen, dat voorloopig niet minder geld noodig zal zijn, om het genoemd Archief in toonbaren staat te brengen, dan om den nieuw te benoemen Archivaris te bezoldigen. d. De inventarisatie. Met het opstellen van doelmatige kasten in bruikbare zalen, en het opknappen en opbergen van duizenden stukken des Archiefs, zal de rangschikking volgens een weldoordacht plan, als mede de nauwkeurige beschrijving van al het aanwezige, eerst in het algemeen, daarna tot in bijzonderheden, moeten gepaard gaan. De vorige Archivaris wist door zijn jarenlang verkeer in het Archief, niet het minst ook door zijn sterk geheugen, alles te vinden. In het uiterste geval waren de deels gedrukte, anderdeels geschreven inventarissen, hoe onvolledig en weinig systematisch ook, hem genoeg. Met hem evenwel is de eenige, voor wien het Oud Archief geene geheimen had, ons ontvallen. Zijn opvolger zal met nieuwen moed de hand aan het werk moeten slaan. Een volledige Inventaris van dit Archief volgens de eischen van den tegenwoordigen tijd, en waartoe de modellen in andere archieven (bijv. in de twee reeds genoemde) zijn te vinden, moet door hem wor den ontworpen en op schrift gebracht. Eerst door zulk een Inventaris zal het Oud Archief van Leiden in al zijn rijkdom openbaar worden, maar ook voor het geschiedkundig en rechtskundig onderzoek eerst vol komen bruikbaar zijn. e. De openstelling van het Archief. Tot eene goede inrichting van het archiefwezen behoort ten slotte ook nog de gelegenheid tot ge bruikmaking van de aanwezige stukken. De overleden Archivaris was een voorbeeld van hulpvaardigheid; doch met al zijne voorkomende zorgen kon hij de gelegenheid tot eigen werkzaamheid niet beter maken dan zij was, d.w. z. zeer bekrompen en, vooral in vergelijking met andere archieven, onvoldoende. Dit zal anders moeten worden, als Leiden bij verschillende steden niet ten achteren wil staan. Er moet eene behoor lijke werkkamer aan het Archief verbonden wezen, en de Archivaris moet. daar dagelijks op vastgestelde uren te raadplegen zijn. Wie op die uren komt, moet zeker wezen, hem te zullen vinden. Dit eischt allereerst de waardigheid der leden van het Bestuur der Stad, die hem allicht over voorkomende zaken hebben te spreken, maar vervolgens ook het belang van allen, die hem in zijne qualiteit iets hebben te vragen, of die met een wetenschappelijk doel onderzoekingen wenschen in te stellen op zijn Archief. En hiermede is tevens de overgang gebaand tot het tweede punt, waarover Burgemeester en Wethouders bet gevoelen der ondergeteekenden gevraagd hebben, namelijk: II. De eischendie aan den nieuwen Archivaris behooren te worden gesteld. Uit het bovenstaande is reeds gebleken, dat het Oud Archief alhier in bijzondere omstandigheden verkeert. Deze omstandigheden stellen, althans gedeeltelijk, eigenaardige eischen. De nieuwe Archivaris zal, evenals iedere andere, een man moeten zijn van algemeene ontwikkeling. Het schrift uit de verschillende tijden, die het Archief omvat, moet hij kunnen lezen. Het Oud-Hollandsch en het Middeleeuwsch Latijn moet hij voldoende verstaan. De geschiedenis van ons Vaderland in 't algemeen, zoo mogelijk ook die onzer stad in het bijzonder, moet hem bekend zijn. In de geschiedenis der beschaving in Nederland en in die der ontwikkeling van onze historische toestanden

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1885 | | pagina 1