GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 61 INGEKOMEN STUKKEN. N°. 153. Leiden, 12 October 1885. In de Raadszitting van 15 December 1877 werd besloten een adres te richten aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal naar aanleiding van het destijds aanhangig wetsontwerp tot herziening van de tabel be doeld in art. 99 der Wet van 4 Juli 1850 (Stbl. No. 37) (Kieswet), waarin werd verzocht het aangeboden wetsontwerp in dien zin te wijzigen dat de gemeente Leiden daarbij zoude worden gevormd tot een afzonderlijk kiesdistrict voor de benoeming van leden der Tweede Kamer. De naaste aanleiding tot de indiening van het adres werd toen gevonden in het omtrent bedoeld wetsontwerp uitgebracht voorloopig verslag. Blijkens dat verslag werd vrij algemeen en met nadruk gewezen op de verkeerde samenstelling van het district Leiden. „Deze gemeente, zoo luidde verder het Verslag, kon en behoorde een afzonderlijk district te vormen. Geheel de eigenaardigheid der academiestad gaat onder in en wordt overvleugeld door de landelijke bevolking van het overige gedeelte van het dubbele district. Leiden heeft 41298 inwoners en 1120 kiezers, terwijl de om liggende plattelandsgemeenten eene bevolking hebben van 46396 zielen met 1591 kiezers." „Hoe diep die wanverhouding wordt gevoeld, bleek uit een adres in Maart 1875 door ingezetenen van Leiden bij de Tweede Kamer ingediend, waarbij sterk op eene splitsing werd aangedrongen." „Zou in dat geval niet gedacht moeten worden aan het opnemen eener bepaling in de Wet, ten gevolge waarvan .de tegenwoordige afgevaardigde van Leiden, die in dat district het laatst werd verkozen, zitting zal heb ben voor Haarlemmermeer." „Tegen die splitsing, welke anders aan vele leden toelachte, bestond echter, volgens sommigen, het bezwaar, dat in het overige gedeelte van het district Leiden, geene enkele gemeente gevonden wordt die als ver- eenigingspunt kan worden aangewezen. Dit bezwaar liet zich evenwel uit den weg ruimen. Wanneer, wat alleszins aanbeveling verdiende, de gemeente Leiden, met Voorschoten en Wassenaar, een afzonderlijk kies district vormde, zou het overige gedeelte van het distrist Leiden gevoegd moeten worden bij Haarlemmermeer, om daarmede een dubbel district uit te maken." In de Memorie van Beantwoording gaf de toenmalige Minister van Binnenlandsche Zaken, de heer Kappeyne, te kennen„veel is er dat er voor, weinig dat er tegen pleit om Leiden b. v. met Voorschoten en Wassenaar tot een enkelvoudig en zelfstandig district te maken en het overige gedeelte van het district op te nemen in Haarlemmermeer en dit tot een dubbel district te verheffen. Het lag echter niet op den weg der Regeering hiertoe het voorstel te doen, dewijl het geen verband houdt met het doel der tegenwoordige voordracht, die voornamelijk het vinden der zes nieuwe zetels beoogt." Door den heer Viruly Verbrugge werd alsnu een amendement inge diend strekkende om Leiden met Leiderdorp tot een afzonderlijk en enkel voudig district te maken en de overige tot dat district behoorende ge meenten te voegen bij Haarlemmermeer. In de zitting van 20 December 1877 werd dit amendement door den voorsteller met klem en nadruk toegelicht en verdedigd. Die toelichting luidde als volgt: „Dit voorstel betreft geene nieuwe, maar eene oude zaak." „Reeds in 1875 hebben de Raad en de ingezetenen van Leiden er op aangedrongen, dat die gemeente een enkelvoudig kiesdistrict zou worden. De zaak overvalt de Kamer mede niet, want uit het Voorloopig Verslag blijkt dat in al de afdeelingen die wensch geuit werd, terwijl de Regee ring in de Memorie van Beantwoording zegt, dat zeer veel pleit vóór en zeer weinig tegen dat denkbeeld. Ik kan dus met vertrouwen dit amende ment verdedigen. Leiden is thans met een census van f 50 gekoppeld aan een groot aantal gemeenten met een census van f 32. Het is de eenige groote gemeente in ons land die ruim 41200 inwoners telt en dus door toevoeging van eene enkele plattelandsgemeente een geheel vormt, geschikt voor een enkelvoudig kiesdistrict. Wanneer men mij uit de gansche lijst ééne gemeente aanwijst die in dat geval verkeert, ben ik bereid mijn amendement in te trekken; maar zij is er niet." „Ik vraag voor Leiden wat Groningen bezitbeide zijn academiesteden en mogen bogen op beschaving en ontwikkeling; omtrent beide moet dus gemeten worden met dezelfde maat." „Ik vertrouw dus dat mijn amendement bij de Kamers eene welwillende ontvangst zal te beurt vallen." „Het is opmerkelijk dat men in Leiden het gebrek niet gevoeld heeft, dat zoozeer aan dit wetsontwerp is verweten, van namelijk geen tijd tot overwegen te laten, want de Gemeenteraad heeft zijn adres tijdig aan al de leden gedrukt doen ronddeelen, en dit, hoezeer dat lichaam uit ver schillende richtingen is samengesteld, met algemeene stemmen aangenomen." „Dat is wat anders dan in Den Haag gebeurd is, waar het adres met eene ontzaglijk kleine meerderheid is goedgekeurd." „Voorts wijs ik er op, dat de gemeenten, die ik wensch af te scheiden van het district Leiden en te voegen bij Haarlemmermeer, allen behooren tot een en hetzelfde waterschap, tot Rijnland." „Een ieder, die eenigszins met polderzaken bekend is, weet van hoe groot gewicht het is, dat gemeenten, die allen één waterschap vormen, en dus dagelijks omgang met elkander hebben, te zamen één kiesdistrict vormen. Daarom wensch ik Rijnland tot een afzonderlijk district te vormen, met twee afgevaardigden." „De oekonomie van het wetsontwerp raakt mijn wetsontwerp niet. Het aantal enkelvoudige districten blijft volkomen gelijk; dat der dubbele districten verandert evenminhet eenige is, dat Leiden een enkel en Haarlemmermeer een dubbel district wordt." „Men heeft mij voorts gevraagd, of dit amendement eene politieke strek king heeft. Ik ontken dit ten stelligste op gronden, aan de gemeente Leiden zelve ontleend. De Gemeenteraad aldaar is zoodanig samengesteld, dat de vier politieke richtingen in ons vaderland daar hunne stem kunnen doen hooren: daar zijn Liberalen, Katholieken, Conservatieven en Anti- Revolutionairen. Die verschillende richtingen hebben allen, zonder onder scheid, gestemd voor het verzoek om een enkel district te vormen." „Daaruit blijkt mijns inziens genoegzaam, dat, van mijne zijde althans, strekking en doel niet zijn om hiervan eene politieke zaak te maken." De Minister van Binnenlandsche Zaken verklaarde ten opzichte van dit amendement enkel te kunnen herhalen wat reeds in de Memorie van Beantwoording gezegd is. „Ik beaam, zoo sprak Z.E., alle gronden door den voorsteller van het amendement aangevoerd behalve één, namelijk dat het amendement geheel zou strooken met den aanleg van dit voorstel, want dit wetsontwerp strekt alleen om de mogelijkheid te verkrijgen tot het doen verkiezen van zes leden, die ontbreken, en niet omtrent andere verbeteringen in de kiestabel te brengen. Ik zou dus van mijn plan afwijken, wanneer ik het amendement overnam. Overigens wil ik echter wel zeggen dat wanneer de kiestabel moet verbeterd worden, de aanspraak van Leiden met hare ongeveer 45000 zielen, desnoods ver- eenigd met eene andere gemeente, om een eigen district te vormen, mijns inziens, wel overweging verdient." „Uitsluitend en alleen omdat het met den aanleg van dit wetsontwerp niet strookt, kan ik het niet overnemen." Het amendement werd daarop in dezelfde zittting van 20 December 1877 met 57 tegen 17 stemmen verworpen en Leiden bleef alzoo bij de Wet van 26 Januari 1878 (Stbl. No. 5) een dubbel kiesdistrict. Inmid dels zijn ruim zeven jaren verloopen en is thans wederom de herziening der kiestabel, die krachtens art. 99 der Kieswet, om de vijf jaren moet plaats hebben, aanhangig. Bij Koninklijke Boodschap nl. van 19 Maart 1885 is een daartoe strek kend wetsontwerp aan de Tweede Kamer ingediend, waarbij wederom het dubbel kiesdistrict Leiden gehandhaafd blijft. In de samenstelling van dat district werd bij genoemd wetsontwerp geene andere verandering gebracht dan dat het aan het district Haarlem afstaat Noordwijk en Noordwijkerhout en aan het nieuwe district Breukelen de gemeente Zevenhoven en Nieuwkoop, terwijl het verkrijgt van het district Haarlemmermeer, Alkemade en van het district Delft, Zoetermeer. In het voorloopig verslag werd opgemerkt dat de samenstelling der districten Haarlem, Haarlemmermeer, Leiden aan verscheidene leden min der gelukkig voorkwamen. Wordt Zaandam van Haarlem gescheiden, dan behoorde Haarlem naar hunne meening een enkelvoudig district te worden. Haarlemmermeer wordt volgens de voorgestelde indeeling een geheel ander district; van de 54011 zielen, die het thans bevat, behoudt het er slechts 20688; feitelijk wordt het in een district Nieuwer-Amstel herschapen. Wilde men de indeeling dezer districten veranderen, dan diende ook Leiden tot een enkelvoudig district te worden gemaakt. Bij de Memorie van antwoord, ingezonden bij brief van 15 September jl., werd alsnu door de Regeering een gewijzigd wetsontwerp ingediend en daarbij het bevolkingscijfer op 31 December 1884 ad 4278272 tot grondslag genomen, zoodat een tabel voor 95 leden daarin is opgenomen. Ten aanzien van de districten Haarlem, Haarlemmermeer en Leiden komt in de Memorie het volgende voor: „Het district Haarlemmermeer wordt volgens het gewijzigd ontwerp in hoofdzaak gereconstrueerd zooals het nu is. Het zal dan bestaan uit de gemeenten Haarlemmermeer, Lisse, Alkemade, Ter Aar, Sassenheim, Nieuwveen, Leimuiden, Aalsmeer, Rijnsa- terwoude, Nieuwkoop, Aarlanderveen en Sloten." „Het nieuwe district Zaandam omvat gemeenten, die in veelvuldige relatie tot elkaar staan en vormt een goed geheel. De stad Haarlem met den duinzoom vormt evenzeer een behoorlijk verbandhier nog een nieuw lan delijk enkelvoudig district te vormen naast het district Haarlemmermeer, komt aan de Regeering onnoodig voor. Het district Leiden wordt niet zoo aanmerkelijk veranderd, dat het noodig zou zijn het ook nog daaren boven te splitsen. De indeeling is thans in zooverre gewijzigd dat het tegenwoordig district Leiden de gemeenten Sassenheim en Ter Aar afstaat aan het district Haarlemmermeer en de gemeenten Noordwijk en Noord wijkerhout aan het district Haarlem, terwijl het in plaats daarvan ver- verkrijgt de gemeente Stompwijk, Veur, Zegwaard en Nootdorp, die thans tot het district Delft behooren." Na kennisneming van de hier boven medegedeelde gewisselde stukken is bij ons college de vraag gerezen of het wenschelijk is thans wederom bij de Tweede Kamer op eene splitsing van ons kiesdisctrict aan te drin gen en of daarvan eenig resultaat zoude zijn te wachten. "Vermoedelijk zal tegen de inwilliging van dusdanig verzoek hetzelfde bezwaar door de Regeering worden aangevoerd als bij de behandeling van de wet van 26 Januari 1878 nl. dat het doel der herziening alleen is het vinden van het vereischt aantal zetels tengevolge van het vermeerderd aantal inwoners en niet het wegnemen van de onbillijkheden die in de bestaande kiestabel mochten bestaan. Uit de Memorie van Toelichting op het oorspronkelijk ontwerp blijkt dan ook reeds dat getracht is in de gevorderde vermeerdering van het aantal kamerleden te voorzien met eene zooveel mogelijk beperkte verschik king van kiesdistricten en dat deze herziening als eene noodwet beschouwd werd bestemd om niet voor langen tijd te werken. De Regeering drukt tevens den wensch uit dat de herziening der grondwet gelegenheid geve spoedig eene meer vaste verdeeling in kiesdistricten in te stellen en af te schaffen het bevel der wet tot vijfjarige herziening, dat om bekende redenen afkeuring verdient. Wij eerbiedigen deze zienswijze der Regeering, waarvan de juistheid in het algemeen wel niet zal kunnen worden betwijfeld. Intusschen worde niet uit het oog verloren dat Leiden ten opzichte van de zamenstelling van het kiesdistrict in een geheel exceptioneelen toestand verkeert en dat geen enkel ander district gedurende zoovele jaren tot zoo gegronde aan merkingen heeft aanleiding gegeven zoowel in Leiden zelf als in de Tweede Kamer en bij de Regeering. Te recht zoude alzoo kunnen worden beweerd dat, al moge dan ook bezwaarlijk tot eene geheele herziening van de kiestabel kunnen worden overgegaan, nu slechts beoogd wordt eene wijziging hoofd zakelijk ten doel hebbende de aanwijzing van eenige meerdere zetels, er alleszins aanleiding bestaat van deze gelegenheid gebruik te maken om eenen geheel onregelmatigen toestand te verbeteren, te meer nu zulks geschieden kan, zonder ingrijpende veranderingen in de kiestabel aan te brengen. Het zal voorzeker overbodig wezen na hetgeen hier boven uit het ter

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1885 | | pagina 1