61 is nu nog in onderhandeling, daar men niet tot overeenstemming gekomen is. Het voorstel dus van een lid der Commissie van Financiën tot ver hooging van het schoolgeld om daardoor het tekort van 1250 te dekken, is volstrekt onaannemelijk. Het is ook geenszins zeker dat eene verhooging van het schoolgeld de opbrengst zal verbeteren, integendeel zou dit wel eens een belangrijk nadeel kunnen aanbrengen. De heer Kaiser. Ik ben echter een sterk tegenstander, M. de V., van de verhooging van het schoolgeld en het door u voorgestelde is niet de wijze, waarop ik de zaak geregeld zou wenschen te zien. Wel zou ik mij met eene verhooging van schoolgeld kunnen vereenigen, wanneer de school gelden van alle openbare scholen in evenredigheid werden verhoogd, maar aangezien dit vooreerst wel niet zal geschieden, zou eene andere wijze van doen mij beter toeschijnen. De Voorzitter. De geheele mindere opbrengst van het gas, tengevolge der prijsverlaging, zou over één jaar de som van f 19000 bedragen; maar dit cijfer moet voor het tegenwoordige dienstjaar met 5000 ver minderd worden, omdat nog gedurende drie maanden de oude prijs ge handhaafd is. Wij meénen nu, dat dit tekort het best te dekken zou zijn door dezen post te verhoogen. Het cijfer, dat u genoemd heeft, is mij niet mogelijk op het oogenblik te controleeren. Tóen het voorstel der prijsverlaging werd aangenomen, is er reeds geconstateerd, dat er een verlies van 19000 zou ontstaan en van dit aangenomen cijfer trekken wij de opbrengst der drie maanden af, ge durende welke de oude prijs behouden is gebleven. Wij gelooven, dat het toch beter is een bestaand tekort dadelijk te dekken, dan dat wij het later zouden doen. De heer Kaiser Ik heb mijne berekening vergeleken met die van den heer Van Dissel en beide komen zoo goed overeen uit, dat ik wel meen te mogen veronderstellen, dat de mijne goed is. De heer Van Dissel heeft in de zitting van 23 Januari 1885 het verlies op ƒ33227 berekend. Ik heb eenvoudig het bedrag genoemd van het aantal M3. gas in 1884 aan particulieren geleverd. De verliessom heeft men slechts met één vierde te verminderen voor de drie maanden, waarin de oude prijzen nog golden. En gij ziet, M. de V. dat wij nagenoeg tot dezelfde slotsom komen. De Voorzitter. Dat cijfer van 33000 had de heer Van Dissel aangenomen op grond van eene voorloopige gemaakte raming, welke door de Commissie niet is vastgesteld en geteekend; later is een ander wel on derteekend stuk ingekomen, waarvan ik op het oogenblik het cijfer niet juist weet, maar dat, geloof ik, 19000 bedroeg. De heer Donner. M. de V.Ik kan mij geheel vereenigen met hetgeen door den heer Kaiser gezegd is. Ik begrijp, dat wij het aangevraagde bedrag voor de Hoogere Burgerschool voor Meisjes niet mogen weigeren, want de zaken moeten haar gang gaan. Maar hoezeer ik dit begrijp, zoo zeer wil ik ook uitspreken, hetgeen door den heer Kaiser vóór mij gezegd is geworden, dat het toestaan van het laatste kwart voor deze school volstrekt niet inhoudt de verplichting om ook voor het volgende jaar het subsidie van 5000, dat door den staat is ingetrokken, uit de Gemeentekas te voldoen. Ik wensch bij de behandeling der begrooting op deze zaak terug te komen. De heer Verster. M. de V.! Ik kan mij geheel aansluiten bij hetgeen daar zoo even door den heer Donner gezegd is? Ik had eerst gedacht tegen dit voorstel te stemmen, omdat ik vreesde mij, door vóór te stemmen, ook voor het aanstaande jaar met betrekking tot het subsidie van 5000 eenigermate te binden. Ik ben echter, na hetgeen daaromtrent door den heer Donner is gezegd, van mijn voornemen terug gekomen. Ik herinner mij nog zeer goed, dat toen het voorstel tot oprichting der Hoogere Bur gerschool voor Meisjes gedaan werd, aan het door Burg. en Weth. voor gestelde besluit, daaromtrent op verzoek van den heer Cock, als conditio sine qua non de clausule is toegevoegd, dat die school opgelicht zou worden, mits wij de 5000 subsidie van het Rijk ontvingen. Dat was de kurk, waarop die school dreef. En nu die kurk ons ontvallen is, moeten wij naar andere middelen uitzien. Hoe die middelen te vinden, laat ik thans in het midden. Ik hoor van den heer Kaiser, dat ieder meisje de stad ongeveer 200 kost; die toestand kan m. i. niet voortduren, en ik zou aan de begrooting voor 1886 mijne stem niet kunnen geven, als in dien toestand geene verandering werd gebracht. De heer Bool. Ik moet mijne bevreemding te kennen geven, M. de V., dat sommige leden bezwaar maken om aan dezen post hunne stem te geven en dit nummer van de agenda zelf als eene gelegenheid aangrijpen om over de geheele inrichting van de Hoogere Burgerschool voor Meisjes in bijzondere beschouwingen te treden. Wat wij toch op het oogenblik behandelen is niets anders dan het kohier der plaatselijke directe belasting en dit mogen wij, dunkt mij, niet vergeten. Er kan geene quaestie van zijn, dat men, vóór het kohier stemmende, later niet geheel vrij zou zijn ten aanzien der Hoogere Burgerschool voor Meisjes. Hetgeen voor 1886 voor die inrichting noodig zal zijn, zal aan het oordeel der vergadering worden onderworpen en men blijft daaromtrent dus geheel vrij. Voorts moet ik doen opmerken dat men niet billijk is wanneer men, evenals de Commissie van Financiën in haar rapport doet, vordert dat hetgene men te kort komt door de intrekking van het rijkssubsidie reeds gevonden had moeten worden door de verhooging van het schoolgeld. Dit is vooruitloopen op overwegingen, die nog aanhangig zijn. Bovendien is 't reeds gezegd dat verhooging van schoolgeld zeer waarschijnlijk tot vermindering van ontvangst zou leiden en men dient dus naar andere maatregelen uit te zien. Dat Burg. en Weth. genegen zijn op een andere wijze tot voorziening mede te werken, blijkt uit het voorstel, dat straks is goedgekeurd, waarbij besloten is, dat geen afzonderlijk onderwijzer voor de staatsinstellingen en de stadhuishoudkunde meer zal worden benoemd, maar dit onderwijs ook toevertrouwd zal worden aan de leerares of den leeraar in de geschiedenis en aardrijkskunde. Zoo zullen er misschien nog andere maatregelen genomen kunnen worden om althans eenigermate aan het bezwaar der intrekking van het Rijkssubsidie te gemoet te komen. De heer Donner. Indien, M. de V., geen 1250 werd aangevraagd om het kohier te verhoogen en indien deze niet waren voor de Hoogere Burgerschool voor Meisjes, dan zou ik onzen geachten wethouder gelijk kunnen geven. Maar wij hebben met een bepaald cijfer te doen, dat een bepaald doel heeft naar aanleiding van een historie, en welke? Het sub sidie is ons ontnomen en daarin moeten wij voorzien. Toen dit geschied was meenden sommige leden van den Raad dat het tijd was en er geen tijd te verliezen was om te voorkomen, dat wij ook nog deze 1250 zouden verliezen. Wanneer met de zaak eenige spoed ware gemaakt, dan had men wel op de eene of andere wijze kunnen voor komen hebben dat deze 1250 op het kohier geplaatst moésten worden. Dit is echter niet gebeurd. Ik heb daarover in de vorige vergadering mijn smart te kennen gege ven en zou nu gezwegen hebben, wanneer de heer Bool dit feit weder niet ter sprake had gebracht. De heer Kaiser. M. de V. De quaestie van de 14000 van de Gasfa briek is mij nog niet recht helder! Ik kom tot een cijfer voor de plaatse lijke directe belasting, dat in strijd is met de wet. Het zou mij daarom genoegen doen, indien U wilde verklaren hoe u aan het cijfer f 14000 ge komen is. Wanneer deze som goed berekend was, dan zouden in de laatste negen maanden van het jaar 1885 400000 Ms. gas meer aan particulieren moeten verkocht worden dan in 1884; maar zoo groot kan de toename van het gasverbruik onmogelijk zijn. Het is mij nog niet klaar, hoe gehandeld moet worden, want ik kom tot een hooger bedrag der plaatselijke directe belasting dan waartoe men de belasting mag opvoeren. De Voorzitter. Bij onze berekening is dat niet het geval. Ik heb hier een uitgewerkten staat voor mij liggen, waaruit blijkt dat het verlies slechts 19000 bedraagt en ik geloof dat de heeren wel gezind zullen zijn het door ons aangevraagd bedrag toe te staan, en de zaak dan verder bij de behandeling der begrooting uit te maken en te regelen. Op het oogenblik dat het kohier moet vastgesteld worden, is het bijna niet mogelijk nog aan wijzigingen te denken. Wij zijn langen tijd met het opmaken van het kohier bezig geweest en hebben er veel werk voor moeten achter stellen. liet college van Dagelijksch Bestuur is niet geheel vrij in zijne wijze van werken; het is gebonden door de verordening van 6 Decem ber 1883 en zoolang er in die verordening geen wijziging is gebracht, kunnen wij niet regelmatiger werken. In een werk waaraan wij 8 maanden bezig zijn geweest, op het oogenblik dat de kohieren moeten vast gesteld worden wijzigingen aan te brengen, gaat niet aan. Wij zullen ons best doen nog in deze maand de goedkeuring van Ged. Staten te verkrij gen, zoodat dan de belasting in 4 termijnen geheven zal kunnen worden. De heer Kaiser. M. de V.Wanneer later werkelijk blijken mocht, dat die 14000 te laag berekend zijn, welke middelen staan ons dan ten dienste om dat tekort te dekken? Wanneer mijne berekening juist is, dan zou de som van f 14000 tot 35000 verhoogd moeten worden. Dat is mijn bezwaar, want dan klopt, op het einde van het jaar, de rekening niet. De Voorzitter. Ik kan uwe berekeningen niet nagaan, in elk geval kan het verschil slechts enkele duizende guldens bedragen, en zal dit uit het batig saldo kunnen vereffend worden. De heer Kaiser. Ja, 21000. Wanneer dat verschil op de een of andere wijze te vinden is, dan is het mij wel. Is er een batig saldo, waaruit dat verlies betaald zou kunnen worden, zoodat men de plaatselijke belastingen niet zou behoeven te verhoogen? Mijn bezwaar ligt in het bestaan van eene misrekening, en de moeilijkheden, die daaruit kunnen voortvloeien. Daar niemand meer het woord verlangt, worden de beraadslagingen gesloten en wordt het kohier daarna met algeraeene stemmen vastgesteld. IX. Voorstel tot verhooging van het kapitaal der gemeente in de Bank van Leening. (Zie Ing. St. n°. 11). In stemming gebracht, aangenomen met 14 stemmen tegen één, die van den heer Zaaijer. De heer Juta verlaat de vergadering. X. Rekening over 1884 van het Gereformeerd Minne- of Arme Oude- Mannen- en Vrouwenhuis. (Zie Ing. St. n°. 99). Zonder discussie of hoofdelijke stemming goedgekeurd. De heeren Ilartevelt, Bool en Driessen, verlaten de vergadering. XI. Rekening van de Stedelijke Werkinrichting. (Zie Ing. St. n°. 100). Zonder discussie of hoofdelijke stemming goedgekeurd. Niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergadering gesloten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1885 | | pagina 3