56
amendement gehandhaafd hebben, dat strekte om wel van de betrekking
van Archivaris eene blijvende te maken, maar niet om een hooger trak
tement voor den titularis te verkrijgen. Ik heb het ingetrokken omdat
ik mij in alle opzichten met het betoog van den heer Buys kon ver
eenigen, en omdat ik meende, dat wanneer de Raad eenmaal besloten
had eene vaste betrekking in het leven te roepen, dan ook de eischen
die men den Archivaris moet stellen, hooger konden zijn, dan die, waar
aan de eerste de beste liefhebber zou kunnen beantwoorden. En nu ben
ik overtuigd, dat men misschien voor ƒ800 wel den een of ander zou
kunnen vinden, die de betrekking zou willen waarnemen, maar de Raad
zou zeer beperkt worden in de keuze van kundige personen. Ik wensch
daarom voor te stellen om aan den Archivaris eene jaarwedde van
ƒ1600, dus van het dubbele, te geven. Wanneer dit amendement mocht
worden aangenomen, dan zou nader kunnen worden overwogen, of het noodig
is de Instructie te wijzigen, en of het aanbeveling zou verdienen gevolg
te geven aan den wenk, die in het „Leidsch Dagblad" van gisteren
avond gegeven is door den Hoogleeraar Fruin, aan wien op dit gebied
zeker groot gezag kan worden toegekend.
Ik wensch dus als amendement voor te stellen het traktement van den
Gemeente-Archivaris op ƒ1600 te bepalen.
De heer Buys. Een zeer enkel woord om de meening van den heer
Was te ondersteunen. Hij heeft volkomen juist de motie geinterpreteerd,
die ik de eer had in eene vorige vergadering te doen. In het renvooi
aan Burg. en Weth. lag zeer duidelijk opgesloten afkeuring van de toen
aanhangige voordracht, en ik weet niet beter of de Raad heeft door toe
te stemmen in dat renvooi ook van zijne afkeuring doen blijken. Het
spijt mij dan ook, dat Burg. en Weth. bij nader inzien tot een andere
conclusie zijn gekomen en nu niets anders doen dan ons het oorspronkelijk
plan nog eens ter goedkeuring voor te leggen. Ik herinner aan hetgeen
ik de vorige keer gezegd heb: laten wij voorzichtig zijn, want als wij
nu de betrekking van Archivaris tot eene vaste maken, en tevens bepalen
dat de jaarwedde slechts 800 zal bedragen, dan zullen wij bij de keuze
van een Archivaris gebonden zijn aan onze eigen gemeente, ofschoon er
alle reden is om te vreezen, dat dan niet te vinden is, wat wij behoeven.
Op die wijze kunnen wij de deugdelijke regeling van ons archiefwezen
misschien voor een geheelen menschenleeftijd bederven. Wil men nu de
zaak afdoen, dan ondersteun ik ten sterkte het voorstel van den heer Was,
ten einde door het aannemen van een ruimer traktement de mogelijkheid
om een goede keuze te doen niet buiten te sluiten. Aarzelt men echter
daartoe nu reeds over te gaan, dan zou ik denken dat wij moesten luis
teren naar het ongevraagd advies ons heden door een uitnemend des
kundige medegedeeld en dus niet besluiten alvorens raad te hebben ge
vraagd aan die mannen die ons in deze het best kunnen voorlichten.
De heer Van deb Hoeven. M. deV.! Gaarne wil ik met enkele woorden
het voorstel van den heer Was ondersteunen. Ik geloof dat wij hier moe
ten krijgen een Archivaris, die een fatsoenlijk traktement geniet, opdat hij
al zijn tijd werkzaam zal kunnen zijn op en aan het archief en dat dit
archief zijn hoofdbezigheid zal moeten zijn. Volgens mij zal dit niet als
een bijbaantje kunnen beschouwd worden. Ik koester dezelfde wenschen,
die hebben geleid tot het indienen van het adres van de Nedl. Maatsch.
voor Letterkunde, dat onder n°. 87 van de Ingekomen Stukken is opgenomen.
Daarin wordt gezegd: „een Archivariaat als bijzaak zou hier minder
dan een halve maatregel zijn. Daarvoor is het Stedelijk Archief veel te
rijk en te belangrijk tevens." In het daaraan voorafgaand rapport van
Burg. en Weth. zeggen zij zich volkomen met het schrijven van de Maat
schappij te kunnen vereenigen dat is geweest 7 Mei doch uit het
rapport van Burg. en Weth. van 8 Juni, dat wij nu krijgen, blijkt dat
zij thans eene gansch andere opvatting van het archivarisschap hebben.
Daarin toch wordt omtrent deze quaestie het volgende gezegd:
Er blijft nu alleen over te bepalen welk soort van betrekking de
Gemeente-Archivaris zal bekleeden, of het eene betrekking zal wezen waar
van de jaarwedde eenigermate voldoende kan worden geacht om, in aan
merking nemende den stand waartoe zoodanige titularis behoort, in het
levensonderhoud te voorzien, dan wel in zekeren zin beschouwd moet
worden als eene nevenbetrekking waaraan eene aanmerkelijk lagere
jaarwedde kan worden verbonden, met andere woorden eene betrekking
die voor een groot deel uit liefde voor het vak wordt waargenomen."
En nu komen Burg. en Weth. verder in dat tweede rapport tot de
conclussie dat het naar hun oordeel een bijbaantje is. Met die opvatting
nu kan ik mij in geenen deele vereenigen en ik geloof niet dat tot dus
verre iemand, wie dan ook, zijne goedkeuring aan het voorstel van Burg.
en Weth. heeft gehecht. Integendeel. Van verschillende zijden werden
daartegen ernstige bezwaren in het midden gebracht en men meende zelfs
dat de Raad, door het voorstel van Burg. en Weth. aan ten nemen, zich
ridicuul zou maken. En zeker wordt eene opvatting omtrent het archief,
gelijk hier door Burg. en Weth. verdedigd wordt, bijna nergens gehuldigd.
Ik kan n. 1. eenige traktementen mededeelen, die op verschillende plaatsen
een Archivaris geniet, Zoo heeft b. v. te Rotterdam de Archivaris zelf
2500, een adjunct-archivaris ƒ1100 en een klerk 900: en hier
wordt voorgesteld een Archivaris 800 te gevenIn Zwolle ontvangt hij
1500 en te Kampen 1400. Daarentegen te Leeuwarden 1000. Wat
is daar het geval geweest? Korten tijd geleden had men daar een zeer
bekwaam Archivaris, de heer Telting Jr. Zoodra hij echter kans zag, er
vandaan te komen is hij weggegaan, zoodat men zich nu genoopt zag een
ex-student te benoemen, die zijne studiën niet heeft voltooid! Hier wordt
800 gebodenmisschien zullen wij ons dus met nog minder dan een
ex-student te vreden moeten stellen!
Ik zal nu eens een paar traktementen opnoemen, die de gemeente Leiden
verleent aan hare ambtenaren, om aan den Raad te laten zien met welke
beambten men den te benoemen Archivaris gelijk zou stellen. De concierge
van het Raadhuis krijgt 900; bode Schreuder 800; een tweede
klerk bij den ontvanger 800 en zelfs de klokkenopwinder komt
er bijna mede gelijk, want deze geniet 700!
De heer Van Dissel. M. de V. 1 Ik zou gaarne eene nadere inlichting
willen hebben. Moeten wij het beweren van de Nederlandsche Maatschappij
van Letterkunde als juist beschouwen, dat de betrekking van Archivaris
door iemand vervuld moet worden, die daaraan al zijne krachten wijdt,
of hebben Burg. en Weth. gelijk, en moet zij als eene nevenbetrekking
beschouwd worden? Ik ben nog onzeker naar welke richting ik moet
overhellen. Met het voorstel van den heer Was zou ik nooit kunnen
meegaan, want als men een wetenschappelijk ontwikkeld man moet heb
ben, die al zijn tijd en krachten aan zijne betrekking moet wijden, dan
dient de jaarwedde minstens op 2000 te worden gesteld en is 1600
evengoed te weinig als 800.
De heer Van der Hoeven. Ik wensch den heer Van Dissel met een
feit te beantwoorden. Wat de aard der betrekking van Gemeente-Archivaris
moet zijn, staat te lezen in het advies van de Ned. Maatschappij van
Letterkunde en in het belangrijke advies van Prof. Fockema Andreae.
Een feit is het, dat wij tót nu toe in de gemeente een arohivariaat
als bijzaak haddenen wat is hiervan het gevolg geweest? Ik wil niets
te kort doen aan de verdiensten van den overleden titularis, maar ver
meld hier alleen dat in de Gemeenteraadszitting van 29 Maart 1855 is
beslist geworden„Door den Gemeenteraad wordt aan een wetenschap
pelijk persoon de commissie opgedragen om een volledig en bere
deneerd register aan den Raad over te leggen van de boeken,
charters en papieren tot het archief behoorende en verder datgene nader
aan te duiden of te beschrijven wat voor het recht en de geschiedenis
in het bijzonder dezer stad en het vaderland in het algemeen belangrijk is."
Dat is nu 30 jaar geleden beslist, en herhaald op 19 April 1883, in
de Instructie van den Archivaris; en nu lezen wij in het rapport van
Burg. en Weth. van 7 Mei 1885 Ing. St. n°. 57: „Inmiddels zal de
Inventarisatie dier stukken, ten gevolge van de ziekte en het overlijden
van den Archivaris, nog moeten plaats hebben."
Nu geloof ik niet, dat de ziekte van den vorigen Archivaris 30 jaar
geduurd heeft, en wij kunnen dus hieraan zien, welke vruchten men
plukt als men deze betrekking tot eene bijzaak maakt.
De Voorzitter. De heer Van der Hoeven verwart verschillende zaken
het door u bedoelde heeft betrekking op het Archief van de Rechtbank,
dat onlangs hier is aangekomen, en niet op het Archief, dat hier boven ligt.
Er zijne verschillende pogingen gedaan om ons met ons zeiven in te
genspraak te brengenwanneer men slechts gedeeltelijk aanhaalt wat
door anderen is gezegd, dan gaat dat trouwens gemakkelijk genoeg.
Wat meenden wij echter toen wij schreven ons geheel met het adres
van Letterkunde te vereenigen? De Maatschappij komt op tegen het op
heffen van de betrekking van Archivaris en tegen een besluit om een of
ander beambte een weinig toezicht te laten houden, en daartegen zijn
wij eveneens. Nu haalt men uit onze voordracht aan dat wij desniette
genstaande toch hebben beweerd dat het ambt zou moeten worden be
schouwd als eene nevenbetrekking waaraan eene aanmerkelijk lagere
jaarwedde kan worden verbonden: maar hetgeen wij er op laten volgen,
de zin dien wij daar aan hechten, wordt verzwegen: n.l. dit: „met
andere woorden eene betrekking die voor een groot deel uit liefde voor
het vak wordt waargenomen." Ik ben het voorts volkomen met den
heer Van Dissel eens, dat, wanneer wij iemand willen hebben, zooals
door Prof. Fockema Andreae wordt voorgesteld, eene bezoldiging van
ƒ1600 evenmin voldoende is, en wij dan minstens ƒ2500 a ƒ3000
daarvoor zouden moeten stellen. Het moet dan ook geheel worden be
schouwd als een levenstaak. Het geval van den Archivaris te Leeuwar
den, die, zooals ons de heer Van der Hoeven mededeelde zoo spoedig
zijne betrekking verliet, zal dit waarschijnlijk niet gedaan hebben wegens
het lage traktement, maar omdat hij zeker geen liefhebberij in het
Archiefwezen had. Toen hier bekend werd dat de betrekking van Archi
varis vacant was, hebben zich onmiddellijk en daaronder zeer be
kwame sollicitanten opgedaan, die gaarne voor ƒ800 die betrekking
zouden willen vervullen en er hun geheele leven aan wilden wijden. Waarom
zullen wij nu een voorstel doen om het traktement te verhoogen, wanneer
wij weten dat wij met een laag traktement een geschikten titularis kun
nen hebben? De heer Fockema Andreae stelt als eisch voor een goed
Archivaris dat hij tevens een goed rechtsgeleerde zijmaar wanneer zoo
iemand Archivaris wordt, dan is hij het zeker na verloop van eenige jaren niet
meer Men moet ook in dat vak blijven doorwerken. En daar nu de Archi
varis geen rechtsgeleerde adviezen behoeft uit te brengen, beeft men o. i.
iemand noodig met de noodige kennis toegerust, maar meer nog met
liefde voor het vak. Van het standpunt van den heer Fockema Andreae
beschouwd, zou een traktement van ƒ1600 evenzeer onvoldoende zijn.
Wanneer wij echter de wetenschap hebben dat wij iemand vinden kun
nen, die zeer gaarne voor ƒ800 de betrekking waarneemt, dan hebben
wij geen vrijheid een voorstel te doen tot verhooging van het traktement.
Men kan niet altijd het gewicht van de betrekking afmeten naar het be
drag van het traktement.
De heer Buys. Ik zou naar aanleiding van de gevoerde discussien nu
wel een ander voorstel willen doen, M. de V.De heer Van Dissel heeft
het dunkt mij volkomen terecht gezegdalles komt hier aan op de vraag,
welke inrichting is het meest in overeenstemming met de waarde en de
belangen van het oud Leidsch Archief? Zooals wij hier zitten zijn wij
nu niet in staat die vraag nauwkeurig te beantwoorden en daarom stel
ik voor: Burg. en Weth. te verzoeken namens den Raad twee of drie
deskundigen men heeft die te Leiden voor het grijpen uit te noo-
digen aan deze vergadering hun oordeel te zeggen over de beste inrich
ting van ons Archiefwezen en in verband daarmede den Raad hun ge
voelen te willen mededeelen omtrent de eischen die aan een nieuwen
Archivaris behooren te worden gesteld. Zijn wij met die eischen bekend
dan zullen wij ook beter dan nu kunnen beoordeelen welk traktement
aan den nieuwen titularis behoort te worden toegekend. Ik weet wel dat
uit aanneming van dit voorstel eenig vertraag zal voorvloeien, maar Archief
zaken "behooren gelukkig niet tot de spoedeischende.
De heer Hartevelt. Gaarne ondersteun ik de motie van den heer Buys,
omdat wij dan zeker een volledig rapport zullen krijgen, waaruit wij
zullen zien, niet alleen wat het traktement van den wetenschappelijken