55 het toen juist de koelhoofdigen geweest, die den doorslag hebben gegeven. Wij hadden toen 4 of 5 nieuwe leden in den Raad gekregen, die buiten al de discussiën over de lichtsterkte en de inrichting der Gasfabriek ge staan hadden, en ik zou mij zeer moeten bedriegen, wanneer het niet juist die leden zijn geweest, die den doorslag gaven. Dat er een voldoende contróle is, hebben Commissarissen van de Gasfabriek overtuigend in hun rapport aangetoond, en ik weet niet wat men meer zou kunnen verlangenof men zou moeten meenen, dat de thans gevolgde wijze van contröle geen vertrouwen verdient; maar er bestaat geen enkele reden om aan te nemen dat dit in meerdere mate het geval zal zijn met de rapporten van eenen speciaal aangestelden con- tröleur. De heer Bredius wil volgens zijn voorstel tot controleur een persoon benoemen, die geheel onafhankelijk is van den Raadmaar zoo dra hij door den Raad benoemd is houdt voor hem, evenals voor ieder ander door dezen benoemden ambtenaar, die onafhankelijkheid van den Raad op en waarom zou die persoon nu meer vertrouwen verdienen dan de Commissarissen en de Directeur van de Gasfabriek, die ook door den Raad zijn benoemd en die hunne taak op zoo uitstekende wijze ver vullen? En nu laat ik nog geheel in het midden, dat de heer Bredius de aanleiding tot zijn voorstel heeft gezocht in de onlangs met groote meerderheid door den Raad aangenomen prijsverlaging van het gas, waarvan hij blijvende geldelijke nadeelen voor de gemeentekas vreest, in strijd met het gevoelen der meerderheid, en toch komt hij met een voorstel om de begrooting met een post van een paar duizend gulden te bezwaren! Dat is althans niet consequent. En nu nog een enkel woord om mij te voegen bij het gesprokene door den heer Buys. Commissarissen der Gasfabriek hebben er zeiven geen bezwaar tegen gemaakt, en ik geloof ook dat het zeer goed uit voerbaar is, de rapporten over de lichtsterkte van het gas wekelijks of een paar malen 's maands in de officieele courant te doen opnemen. Tot nu toe geschiedde dit slechts eens in het jaar bij de indiening van het Verslag; dan werd ons wel is waar het gemiddelde cijfer over iedere maand medegedeeld, en men kan in dat belangrijke verslag van de Com missarissen zien, dat die lichtsterkte steeds aan de gestelde eischen be antwoord heeft, maar het zal zeker een goeden indruk maken, wanneer de rapporten over de lichtsterkte met kortere tusschenpoozen worden medegedeeld. Ik twijfel geen oogenblik of de Commissarissen van de Gas fabriek zullen, wanneer dit verlangen wordt te kennen gegeven, zich gaarne naar dien wensch voegen. De heer Bredius. In de eerste plaats, M. de V., wensch ik te ant woorden op de opmerking van ons geacht lid, den heer Cock, dat mijn voorstel ontijdig zou zijn. Het kwam mij voor dat juist in deze over gangsperiode de meeste behoefte aan contróle bestond, hoewel ik voor mij meen dat de gemeente zedelijk verplicht is om voortdurend eene contröle te doen plaats vinden. Nu dit niet het geval was, meende ik dat het tijdstip, waarop de prijs verlaagd werd, het juiste was om een voorstel tot wederinvoering te doen, en vleide mij, dat die tot eene voort durende contróle zou kunnen leiden. Wat betreft de verwachting van Burg. en Weth. dat ik een geheele reeks van laakbare feiten zou opnoemen, die door Burg. en Weth. zouden zijn gepleegd, waarop ik mijne verwachting baseerde dat het mogelijk zou zijn dat de gemeente als fabrikant zou overgaan tot levering van minder fabrikaat. Na wat ik zoo even daaromtrent de eer had te zeggen, ver wachtte ik het minst, dat daarop zou worden aangedrongen. Nu moet ik antwoorden dat de fabrikant daartoe genoodzaakt kan worden tegen zijn wil. Het spijt mij dat ik geen beter fabrikant ben en ik wil wel bekennen dat ik mij wellicht in mijn toelichting meer op het standpunt gesteld heb van den gasverbruiker, dan van den gasfabrikant. Ik heb een dergelijke bedoeling niet in mijn toelichting willen leggen, als daaraan gegeven wordt, en wanneer het werkelijk zoo zwart opgenomen kan worden als Burg. en Weth. dat doen, dan wil ik die wel terugnemen. Zooals ik zeide heb ik mij wellicht meer op het standpunt van den gasgebruiker gesteld, dan van den fabrikant. Daarop gevoel ik mij dan ook beter te huis. Daarom, mij op dat standpunt stellende, nog dit: Nauwelijks was het besluit tot vermindering van den gasprijs genomen, of ik hoorde door een gasverbruiker mij toevoegen„nu dat is een mooie zaak; wij krijgen nu wel groote voordeelen, maar wij zullen die wel terugvinden in verhoogde belasting of in het ongerief van slecht gas!" Daarop kwam ongeveer neer, hetgeen ik ook daarna nog uit anderer mond heb opgevat. Ook hoorde ik betwijfelen of voor zes centen goed gas kan worden geleverd. In hoeverre dit nu juist is of niet, wil ik voor het oogen blik geheel daarlaten, het heeft mij echter tot nadenken gebracht. Waar de gemeente als 't ware eene monopolie heeft van gasfabricage en de burgerij niet zeker is dat zij goed fabrikaat krijgt, daar acht ik mij, als lid van den Gemeenteraad, verplicht contröle te geven. Dan is er ten minste een waarborg voor de bruikers en tevens een maatstaf, waardoor men hen die klagen, kan zeggen„ge doet dit ten onrechte." Dat er werkelijk eenige grond voor twijfel bestaat, daarvoor heeft men slechts in te zien een brochure, die door Professor Rijke in 1882 is uitgegeven. Aan Professor Rijke is op initiatief van de Commissarissen der Gas fabriek en op voorstel van Burg. en Weth., door den Raad opgedragen als een persoon van hoog wetenschappelijk standpunt de contröle van het gas op zich te nemen. Dat heeft Z. H. Gel. wel willen doen en zijne resultaten vindt men in dit werkje geboekt staan, maar zij strekken niet om het vertrouwen der burgerij in de lichtsterkte van het gas bijzonder te vermeerderen. Integendeel komt er veel in voor, dat de gasverbruikers eene meening kan doen opvatten, dat werkelijk het gas niet altijd zoo naar behooren geleverd wordt. Wanneer men daarin tevens leest: „Zoo maakt de heer d. K. zich er vroolijk over, dat „de Gasfabriek er een geheim middel op zou weten na te houden, waardoor zij de gasver bruikers kon dwingen, ondanks hen zeiven meer gas te verbranden dan zij wilden." Alsof dit „geheime" middel niet reeds sedert lang bekend was en niet eenvoudig bestond in het leveren van gas met een kleiner lichtgevend vermogen!" Dan wil ik op dien grond niet zeggen, dat het plan bestaat om van dat geheim middel gebruik te maken, maar wel dit, dat, wanneer het een en het ander ter kennis komt van de burgerij, daardoor haar ver trouwen op het ontvangen van gas van de vereischte lichtsterkte nood wendig moet worden geschokt. Het is dientengevolge, dat ik mij zedelijk verplicht heb geacht, om mijn voorstel bij den Raad in te dienen, en de beslissing aan de leden over te laten. De Voorzitter. Ik zal nu, evenmin als in 1881, mij gaan bezighou den met de weerlegging van de beweringen van den heer Rijke, aller minst met deze, waar hij „zich vroolijk maakt" met eene uit haar ver band gerukte zinsnede uit de toen door mij hier gehouden rede. Ik wensch alleen nog over hetgeen de heer Bredius opgemerkt heeft, te zeggen, dat hij hier niet als gasverbruiker in de Vergadering zit, maar als lid van den Raad, en dat hij ook alleen als zoodanig zijn voorstel heeft ingediend. Of de heer Rijke gelijk heeft of niet doet niets ter zake. Het is mij tot zekere hoogte volkomen onverschillig wat de gasverbrui kers over Burg. en Weth. zeggen; maar het is mij niet onverschillig hoe de Raad, die de verordeningen vaststelt en tot taak heeft te controleeren hoe wij zijne besluiten uitvoeren, over de handelingen van het Dagelijksch Bestuur oordeelt, en daarom betwist ik, zoowel den heer Bredius als ieder ander raadslid het recht ons daden ten laste te leggen die wij niet zouden kunnen plegen dan in strijd met eed en plicht, tenzij hij zijne be weringen weet te bewijzen. De heer Bredius. Ik heb ook in het jaarverslag van 1884 gezien, dat er contröle gehouden wordt, en daarin wordt over het resultaat van die contróle gezegd „Gemiddeld verlies aan lichtsterkte in de gemeente 0.41 Eng. kaars. Op zich zelf is dit cijfer zeer bevredigend; doch de voortdurende afwis seling der verhoudingen, waarin verschillende gassen, welke het lichtgas vormen, zich bevinden, mag ons niet nopen, absoluut aan te nemen, dat dit gevonden cijfer onwrikbaar vaststaat. Wel kan gezegd worden, dat van cijfers boven de grens van een kaars gelegen, geen sprake behoeft te zijn." Er wordt dus medegedeeld, dat alle proefnemingen minder hebben op geleverd, dan werkelijk verkregen had moeten worden; doch waarom vraag ik mij af, is het fabrikaat niet verbeterd, ten einde de vereischte lichtsterkte te verkrijgen? Is het niet mogelijk den gestelden eisch te bereiken, dan moet die worden verminderd. Zoo ja, dan moest dat ge schieden. M. de V„ dit is eigen contröle, door den fabrikant zeiven verricht, maar als gasverbruiker hecht ik daar niet aan. De gemeente gaat ook niet onvoorwaardelijk af op de controle van den fabrikant, wanneer zij eenig fabrikaat ontvangt. Alvorens dat te aanvaarden en in gebruik te nemen, draagt zij de contröle aan eigen deskundigen op. Uit de eigen contröle blijkt nu, dat gas is geleverd van minder dan de vereischte lichtsterkte. Overigens heb ik niet positief gezegd, dat Burg. en Weth. het zullen doenmaar dat de mogelijkheid bestaat, dat de gemeentefabrikant tot zoodanigen maatregel de toevlucht zou nemen. Bij mij is een mensch een mensch, die dikwijls op een en dezelfde wijze in de behoefte tracht je voorzien. De heer van Dissel. Het laatste gedeelte van het gesprokene door den heer Bredius zal ik niet weerleggen, doch hem enkel den raad geven pag. 14 van het verslag van de gascommissie nog eens na te lezen. Ik ben overtuigd dat hij dan zelf zal inzien, dat hij zich heeft vergist. De heer Bredius. Ik heb het Verslag niet bij mij, maar ik zal het eens inzien. Hetgeen ik gelezen heb heb ik aangehaald. Het is mogelijk dat ik mij vergis, is dat zoo, dan vergeve men het mij, ik toch ben geen fabrikant. Anderen zullen dat beter kunnen beoordeelen. De Voorzitter. Ik zal nu het eene gedeelte van het voorstel van den heer Bredius in stemming brengen, n.I. om te besluiten tot wederinvoe ring van de controle op het gas. Wordt verworpen met 12 tegen 6 stemmen. Vóór stemden de heeren: Donner, Van Hoeken, Verstér, Le Poole, Bredius en Cock. Tegen stemden de heeren: Zaalberg, Van der Hoeven, Land, Van Dissel, Zaayer, Hartevelt, De Fremery, Du Rieu, Buys, Was, De Goeye en de Voorzitter. De Voorzitter. De overige punten behoeven dus niet in stemming gebracht te worden. XI. Voordracht tot regeling der betrekking van Gemeente-Archivaris. (Zie Ing. St. n°. 83). De heer Was. M. de V. In de vergadering van den 20st8I> Mei werd in de eerste plaats besloten den nieuw te benoemen Archivaris niet eene tijdelijke betrekking, zooals tot dusver, doch eene blijvende toe te kennen en in de tweede plaats om de stukken te renvoieeren naar Burg. en Weth., ten einde met het oog op de in de eerste plaats ge nomen beslissing, een nieuwe voordracht in te dienen. Nu is door Burg. en Weth. aan het laatste gedeelte van deze beslissing gedeeltelijk voldaan. Er is wel ingediend een nieuwe voordracht, maar het komt mij voor, dat daarbij niet is gelet op hetgeen door den Raad is beslist. De voordracht zou worden opgemaakt naar aanleiding van de in de eerste plaats genomen beslissing. Wanneer ik mij nu de discussier, in de Raads vergadering der 21sten Mei j.l. gehouden, goed herinner, dan steunt de beslissing dat de Archivaris eene vaste betrekking zal hebben op den wensch van de vergadering, dat de zorg voor ons kostbaar archief zou worden opgedragen, niet aan een dilettant, maar aan een wetenschappe lijk man, die voor het ambt van Archivaris is opgeleid. Ik althans moet verklaren, dat de stem, die ik aan de motie van den heer Buys gegeven heb, alleen op dien wensch berustte. Ware dat niet het geval geweest, dan zou ik het oorspronkelijk door mij voorgestelde

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1885 | | pagina 5