52
van uitvoering van eene verordening, maar ik meen, dat dit de taak van
den Raad is.
Wij zijn, volgens de verordening, verplicht aan den Raad kennis te
geven van onze beschikkingen met de redenen van ons besluit. Dit hebben
wij gedaan, en de leden kunnen nu beoordeelen of wij ingevolge de ver
ordening gehandeld hebben of niet.
De heer Donner. M. de V. Ik moet opmerken, dat gij dan ook niet
verplicht waart de Commissie van Fabricage te raadplegen, want ook van
haar is in de Verordening geen sprake. Wanneer Burg. en Weth.
men houde het mij ten goede deze Commissie om advies gevraagd
hebben, waarom deden zij het dan ook niet een andere, en speciaal de
Commissie van Financiën?
Wanneer men blijft hangen aan de letter van de verordening, dan
kan men wel tot eene verklaring komen als in uw geest; maar dit gaat
toch niet aan. Het is toch niet in de orde om dienstjaren bij de brand
weer, waaraan geen pensioen verbonden is, te tellen bij de dienstjaren
van Stadsarchitect, waaraan wel een pensioen verbonden is. Ik kan mij
hiermede niet vereenigen; en blijf mijn voorstel om deze zaak in handen
van de Commissie van Financiën te stellen, handhaven.
De Voorzitter. Wordt het voorstel van den heer Donner om het be
sluit, waarbij het pensioen van den heer Schaap bepaald is, te stellen in
handen van de Commissie van Financiën, ondersteund?
Het voorstel wordt voldoende ondersteund en komt dus in beraad
slaging.
De heer Cock. M. de V.! Ik ben het volkomen met U eens dat de
verordening ten minste voor zooverre ik mij herinner, ik heb haar
toch niet voor mij liggen niet eischt, dat bij het verleenen van pen
sioen, door Burg. en Weth. de Commissie van Financiën geraadpleegd
wordt. Mijns inziens verhindert dit echter niet dat de heer Donner een
voorstel kan doen om deze zaak door eene of andere Commissie in
casu de Commissie van Financiën te laten onderzoeken. In de veror
dening op de pensioenen staat immers ook, althans indien ik mij niet
vergis, dat Burg. en Weth. aan den Raad in een met redenen omkleed
besluit kennis geven van het verleenen van pensioen aan dezen of genen
beambte. Volgens mijne meening nu heeft deze mededeeling alleen ten
doel om den Raad in de gelegenheid te stellen, daarop de critiek uit te
oefenen, die hem rechtens toekomt. Een voorstel dus van den heer Donner
om dergelijke handeling aan het oordeel eener Commissie te onderwerpen
komt mij voor volkomen in den regel te zijn. Ik voor mij ben opper
vlakkig geneigd men kan echter niet te voorzichtig zijn met het geven
van uitlegging aan de woorden van het een of ander artikel eener ver
ordening, die men niet voor zich heeft liggen ik voor mij, zeg ik,
ben oppervlakkig geneigd mij aan te sluiten aan de explicatie door U,
M. de V., aan het artikel te geven, maar dit verhindert natuurlijk niet,
dat er intusschen over de zaak twijfel kan bestaan. Het blijkt reeds dat
dat het geval is bij den heer Donner en tevens uit het feit, dat Burg.
en Weth. argumenten meenen te moeten aanvoeren, ontleend aan de
benoeming van iemand tot lid van het College van Zetters, om te be
wijzen dat hunne opvatting van de zaak de juiste is. Ik wil echter, zooals
ik zeide, de beteekenis van de verordening niet beoordeelen en zou gaarne
zien dat dit aan eene Commissie werd opgedragen; het komt mij toch
voor dat in eene vergadering als deze, bestaande uit 27 personen, een
dergelijke bespreking zeer moeilijk zoude zijn. Te meer stel ik daarop
prijs, omdat de burgerij eveneens twijfelt en wij nu niet in staat zijn
dien twijfel te wederleggenbestaat tot verschil van opinie aanleiding, zooals
hier, dan is het zeer moeilijk om zich tegen een grondig onderzoek te verzetten.
Licht willen wij allen hebben en hoe beter onze handelingen, hoe meer
licht wij wenschen! Ik voeg hier nog de opmerking hij, dat het mij
tamelijk onverschillig is, welke Commissie met dat onderzoek belast wordt,
hetzij eene Commissie ad hoe hetzij de Commissie van Financiën. Volgens
mij is ingevolge art. 2 van de verordening op de vaste Commissiën, de
Commissie van Financiën daartoe geroepen. Dat art. luidt toch als volgt:
„Zij (de Commissie van Financiën) dient den Raad van bericht en advies
omtrent alle begrootingen en rekeningen" enz. enz. Er volgen dan verder
in het artikel een tal van onderwerpen, die ik nu oversla, doch in de
laatste plaats volgen deze woorden (omtrent) „alle zaken en verzoek
schriften van financieelen aard, tot de kennisneming van den Raad behoo-
rende." Er staat duidelijk „alle zaken," zoodat ik geloof, dat het deze
Commissie is, wie de zaak aangaat. Doch elke andere Commissie is mij
ook wel.
Ik ondersteun dus zeer het voorstel van den heer Donner om de zaak
in handen te stellen van eene Commissie ad hoe, liever zag ik haar ech
ter in handen van de Commissie van Financiën.
De Voorzitter. Ik zal den heer Donner zeggen waarom wij de Com
missie van Fabricage wèl en de Commissie van Financiën niet om advies
hebben gevraagd.
Ik verzoek den heer Donner zich te herinneren, dat de Commissie van
Fabricage een Commissie van bijstand voor het Dagelijksch Bestuur
is, en de Commissie van Financiën niet. Ik betwist het recht van den
Raad niet om deze zaak in handen eener Commissie ad hoe te stellen,
maar ik houd vol dat de Commissie van Financiën, als zoodanig, met de
quaestie welke hij heeft opgeworpen, niets te maken heeft. Het geldt hier
eene quaestie van interpretatie eener verordening, geene financieele quaestie,
en ik geloof dat het niet speciaal op den weg der Commissie van Finan
ciën ligt om over de juiste beteekenis eener verordening te adviseeren.
Wil de Raad deze quaestie in handen stellen van eene Commissie ad hoe,
dan heeft zij daar volkomen het recht toe, maar ik meen, dat de opvat
ting van den heer Cock onjuist is.
De heer Buys. Een enkel woord slechts om Uwe meening te onder
steunen, M. de V. Ik geloof ook, dat deze quaestie niet bij de Commissie
van Financiën te huis behoort; het geldt hier niet een door den Raad
te nemen besluit, houdende beschikking over gemeente-gelden, maar een
verschil van gevoelen met Burg. en Weth. over de uitvoering van een
raadsbesluit, de interpretatie van een huishoudelijk reglement, en voor
die interpretatie zou men zich het best op de Huishoudelijke Commissie
kunnen beroepen.
Ik zou intusschen willen vragen of er eigenlijk wel termen bestaan
om het geven van advies aan eenige bepaalde Commissie, welke dan ook,
op te dragen? Wanneer men de beslissing van de quaestie, nu onver
wacht in de vergadering geworpen, eenvoudig aanhoudt, dan kunnen alle
leden van den Raad de zaak nauwkeurig voor zichzelven overwegen, en
in eene volgende bijeenkomst al het licht brengen dat men noodig mocht
hebben.
De heer Cock. Reeds dadelijk, M. de V., begon ik met te zeggen, dat
het mij onverschillig was, welke Commissie de zaak zou onderzoeken. Ik
voor mij vond het het beste de Commissie van Financiën daaromtrent te
raadplegen, de heer Buys meent de Commissie voor de Huishoudelijke
Verordeningen te moeten aanraden. Het komt mij voor dat dit geheel
een quaestie van smaak is; het doet mij echter genoegen, dat wij het
tenminste eens zijn op dit punt, n. 1. dat de zaak gesteld moet worden
in handen van eene Commissie, welke dan ook, alvorens haar te onder
werpen aan de discussie en de beslissing van een College van 27 personen.
Ik wil dan ook wel verklaren dat ik in de eerste plaats vóór het voor
stel van den heer Donner, en wanneer dit verworpen mocht worden, voor
het voorstel van den heer Buys zal stemmen, daar het eerste mij het
aannemelijkst toeschijnt. Ik zou U, M. de V., dus wel willen voorstellen
eerst te doen uitmaken of de quaestie in handen eener Commissie zal
gesteld worden, en mocht daartoe worden besloten, vervolgens te doen
uitmakenin handen van welke Commissie.
De Voorzitter. Zou het dan niet heter wezen eerst het voorstel van
den heer Buys in stemming te brengen?
De heer Le Poole. Mag ik dan een bemiddelend voorstel doen? Ik
zou namelijk wel willen voorstellen de zaak naar de comm. voor huis
houdelijke aangelegenheden te renvoyeeren.
De Voorzitter. Het is zeker een bemiddelend voorstel, maar het staat
geheel tegenover het voorstel van den heer Donner, die de zaak naar
de Comm. van Fin. wil renvoyeeren. Laten wij liever eerst beslissen of
wij eene commissie willen of niet en dan uitmaken welke het zal zijn.
De heer Donner. Wanneer het voorstel van den heer Buys in rond
vraag gebracht wordt, wil ik het mijne wel intrekken. Wij hebben, wan
neer dit aangenomen wordt, allen gelegenheid de zaak te onderzoeken
en de leden van de Comm. van Financiën, die zich zoo ijverig toonen,
zullen, ook zonder speciale opdracht, haar zeker nauwkeurig onderzoeken.
De Voorzitter. Ik zal dus het voorstel-Buys in stemming brengen
om de zaak uit te stellen tot eene volgende vergadering, opdat een ieder
zich nader op de hoogte kunne stellen.
Het voorstel wordt met algemeene stemmen aangenomen.
De Voorzitter deelt mede:
1°. Dispositie van de Ged. Staten der Provincie Zuid-Holland dd. 29/30
Juni jl. B. n°. 170 (3^» afd.) G. S. n°. 24/4, ten geleide van het goedge
keurd raadsbesluit tot het doen van af- en overschrijving op de gemeente-
begrooting, dienst 1884.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Verzoek van de Gebrs. Van Wijk Co., om vergunning tot het
leggen van een warmwaterbuis uit hunne fabriek aan het Levendaal naar
die gracht.
2°. Adres van Mr. H. Ter Haar Bz., houdende verzoek om eervol ontslag
uit de betrekking van leeraar in de staatswetenschappen aan de Hoogere
Burgerscholen.
Worden gesteld in handen van Burg. en Weth.
3°. Verzoek van de wed. Kruimer, geb. Van Rooy, om afschrijving
van plaatselijke directe belasting, dienst 1885, wegens vertrek uit de
gemeente.
Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth. en de Comm. van Fin.
4°. Rekening dienst 1884, van het Heilige Geest- of Arme Wees- en
Kinderhuis.
Wordt gesteld in handen van de Commissie van Financiën.
De Voorzitter deelt nog mede, dat thans geene gelden in prolongatie
zijn belegd.
De Voorzitter. Aan de orde is de benoeming van een Voorzitter der
Comm. van Financiën.
De heer Donner. Ik zie mij verplicht, M. de V., wederom een vraag
te doen. Hebben wij op dit oogenblik niet reeds een Voorzitter van de
Commissie van Financiën Ik meen dat de heer Buys in de zitting van
den 9en April als zoodanig gekozen is met 23 stemmen, terwijl één stem
op den heer Groll werd uitgebracht. Toen ik dat in de Handelingen las
vroeg ik mijzelven af: wat kan er gebeurd zijn, dat wij wederom een
Voorzitter moeten benoemen? De heer Buys is toch benoemd, wat zou
er voorgevallen zijn? Of moet wellicht wanneer een der leden uit de
Commissie wegvalt dadelijk opnieuw gestemd worden over een Voorzitter?
De Voorzitter. Ik moet bekennen dat het eene vergissing- en de op
merking van den heer Donner juist is. Als verschoonende omstan
digheden kan ik slechts de vele benoemingen aanvoeren, die hebben
plaats gehad. Ik meende dat de Commissie eerst door de benoeming van
den heer Juta voltallig was geworden. Ik dank den heer Donner voor
zijne opmerking.
III. Benoeming van drie bestuurders van de Stedelijke Werkinrichting.
(Zie Ing. St. n°. 93.)