35
diensten zonder machtiging van den Gemeenteraad over niet meer gelden
beschikken dan, na aftrek der kosten in art. 13 genoemd, aan de Bank
voor haar aandeel in de aan de hulpkantoren geheven administratieloonen
toekomen.
Art. 15.
Buiten de loonen en vergoedingen, in de artt. 12 en 13 genoemd,
waarvan hun het bedrag maandelijks door den Controleur wordt uitge
keerd, ontvangen de beambten van de hulpkantoren voor hunne gewone
werkzaamheden geen inkomsten uit de bankkas; daarentegen verantwoor
den zij aan deze alle gelden, die zij van de beleeners ontvangen, zoowel
rente als administratieloon.
Het is hun, evenals aan de vaste ambtenaren van de Bank op straffe
van ontslag verboden van de beleeners, onder wat naam of voorwendsel
ook, eenige andere gelden of gaven te heffen of aan te nemen, dan die
de beleeners volgens de bestaande reglementen aan de Bank verschul
digd zijn.
Art. 16.
De hoofdbeambte is verantwoordelijk: voor de goede bewaring en ver
zorging van de in het hulpkantoor voorkomende panden, voor de gelden
hem door het hoofdkantoor toevertrouwd, voor alle ten behoeve van de
Bank ontvangen renten en administratieloonen, en voorts voor alle schade,
welke 't zij uit te hooge schatting der panden, 't zij uit verzuim of
nalatigheid van welken aard ook ten laste van het hulpkantoor kan komen,
alles voor zoover niet duidelijk blijkt, dat de geleden schade uit onjuiste
schatting, verzuim of nalatigheid van den tweeden beambte voortvloeit
en door dezen moet worden vergoed.
Art. 17.
De Controleur van de Bank regelt in overleg met den hoofdbeambte
en onder goedkeuring van Commissarissen de werkzaamheden aan het
hulpkantoor.
De kas van dat kantoor wordt althans eenmaal 's maands door hem
opgenomen, terwijl hij zich, zoo dikwijls hem dat noodig voorkomt, door
telling van de panden overtuigt, dat de pandstaat juist is opgemaakt.
Art. 18.
Comissarissen geven de noodige voorschriften omtrent het opnemen en
storten van kapitaal bij het hoofdkantoor, omtrent de verrekening van
de bij het hulpkantoor ontvangen gelden en omtrent de inrichting van
de wekelijksche, maandelijksche en jaarlijksche staten in het belang van die
verrekening noodig.
Art. 19.
De hulpkantoren en bergplaatsen van panden maken deel uit van de
lokalen der Stads-bank van Leening en zijn daarom ten allen tijde toe
gankelijk voor Commissarissen, voor den Controleur en op zijn last voor
de overige ambtenaren van de Bank.
Art. 20.
Commissarissen regelen met inachtneming van bovenstaande bepalingen,
bij bijzondere instructie de verplichtingen op de beambten der hulpkan
toren rustende.
Art. 21.
Dit Reglement treedt in werking op den tijd door Burgemeester en Wet
houders op voorstel van Commissarissen te bepalen.
N°. 91?. Leiden, 4 Juli 1885
De Commissie van Financiën heeft de eer Uwe Vergadering mede te deelen
dat er bij haar geene bedenking bestaat tegen de voorgestelde verhooging
van de toelage uit de gemeentekas ten behoeve van de stedelijke werkin
richting met f 1000 en zulks op grond van de in het rapport van Burg.
en Weth. omschreven redenen.
Zij geeft Uwe Vergadering derhalve in overweging tot de verhooging
van de bedoelde toelage te besluiten en tevens goed te keuren de door
de bestuurders der Inrichting ingediende suppletoire begrooting.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF.