44
Aan de orde is:
I. Benoeming van een lid der Commissie van Fabricage.
De Voorzitter. Mag ik de heeren De Goeje, Van Dissel en Cock ver
zoeken met mij het stembureau uit te maken.
Uitgebracht werden op den heer Driessen 13 stemmen, terwijl de heer
Kaiser 4, de heer Van Hoeken 2 en de heer Knappert 1 stem verkreeg.
Verkozen werd dus de heer Driessen, die de volstrekte meerderheid
van stemmen verkregen had.
De Voorzitter. Is de heer Driessen bereid de benoeming aan te nemen
De heer Driessen. Gaarne, M. de V.
II. Idem van een lid der Commissie van Financiën.
Uitgebracht werden op den heer Zaaijer 10, op den heer Kaiser 9 en
op den heer Van der Hoeven 1 stem.
Daar niemand de volstrekte meerderheid van stemmen op zich vereenigd
had, moest er een nieuwe vrije stemming plaats hebben.
De heer Was komt ter vergadering.
De heer Zaaijer. M. de V.! Alvorens tot eene nieuwe stemming over
te gaan wenschte ik aan de vergadering mede te deelen dat ik wegens
mijne veelvuldige bezigheden, eene eventueele benoeming tot lid der Com
missie van Financiën niet zou kunnen aannemen. Daarom richt ik tot
mijne medeleden het verzoek hunne stem niet op mij uit te brengen.
De heer Kaiser. M. de V.Wanneer ik bij de herstemming de meer
derheid der stemmen soms mocht verkrijgen, zou ik de benoeming niet
kunnen aannemen. Juist het Financie-wezen is een zaak waarmee ik mij
bijna nooit heb bemoeid, zoodat ik mij onbevoegd acht in het hier bedoelde
college zitting te nemen. Ook ben ik overtuigd, dat er in den Raad velen
gevonden worden, die zich meer in het bijzonder met het Financie-wezen
hebben bezig gehouden. Het is om die redenen, dat ik een benoeming niet
zou mogen aanvaarden.
Bij de tweede stemming werden alsnu uitgebracht het volgende aantal
stemmen: op den heer Verster 5, op den heer Zaalberg 5, op den heer
Juta 4, op den heer Was 3, op den heer Kaiser 2 en op de heeren
Knappert en De Goeje ieder 1.
De Voorzitter. Er zal een derde stemming moeten plaats hebben
tusschen de heeren Verster en Zaalberg, die de meeste stemmen op zich
vereenigd hebben.
De heer Verster. M. de V.! Ten einde noodelooze stemming te voor
komen en tijd te besparen vermeen ik nu reeds te moeten verklaren,
dat ik eene eventueele benoeming als lid der Commissie van Financiën
niet zal aannemen.
De Heer Zaalberg. M. de V.l Mag ik hetzelfde mededeelen als mijn
geacht medelid, de heer Verster. Het is ook mij niet mogelijk eene be
noeming aan te nemen.
De Voorzitter. Volgens het Reglement van Orde moet er eene stem
ming plaats hebben tusschen de leden die de meeste stemmen op zich
hebben vereenigd.
Bij de derde stemming werden alsnu het volgende aantal stemmen
uitgebracht: op den heer Verster 11, op den heer Zaalberg 8, op den
heer Was 1, terwijl 1 blanco biefje was ingekomen.
De Voorzitter. Is de heer Verster bereid de benoeming aan te nemen
De heer Verster. M. de V.In de zooeven door mij afgelegde ver
klaring is nog geene verandering gekomen.
De Voorzitter. Ik stel voor de benoeming van een lid van de Com
missie van Financiën tot de volgende vergadering uit te stellen.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
III. Benoeming van eene eerste onderwijzeres in de vrouwelijke hand
werken aan de scholen n®. 1 van de 3ae en 4a® klasse.
(Zie Ing. St. n°. 60.)
Benoemd wordt mej. Breebaart met 20 stemmen2 briefjes waren blanco.
Bij deze stemming werd één briefje te veel in de bus gevonden, dat
echter geen invloed op den uitslag der stemming had.
IV. Idem van een derden onderwijzer aan de school n°. 1 van de
4a® klasse.
Benoemd wordt de heer Duyverman met 19 stemmen; twee briefjes
waren blanco.
V. Benoeming van twee leden van het Bestuur der Practische Ambacht
school.
(Zie Ing. St. n°. 55.)
Benoemd wordt in de eerste plaats de heer De Goeje met 17 stemmen,
die zich bereid verklaarde de benoeming aan te nemen.
Op den heer Van Dissel waren 4 stemmen uitgebracht.
In de tweede plaats werd benoemd de heer W. A. Van Lith met
20 stemmen, op den heer Groen was één stem uitgebracht.
VI. Verzoek van het Bestuur der Weerbaarheidsvereeniging „Neerlandia",
om vergunning tot het gebruik van de Waag.
(Zie Ing. St. n°. 53).
Zonder discussie of hoofdelijke stemming toegestaan.
VII. Verzoek van J. Paulus, om terugbetaling van schoolgeld.
(Zie Ing. St. n°. 54).
Zonder discussie of hoofdelijke stemming toegestaan.
VIII. Voordracht betrekkelijk de benoeming van een Archivaris.
(Zie Ing. St. n°. 57).
De heer Was. Niet zonder verwondering, M. de V., heb ik kennis
genomen van de voordracht van Burg. en Weth., om van de betrekking
van Archivaris weder een tijdelijke te maken. De grond die zij daarvoor
aangeven is deze: omdat bij de behandeling van de pensoenverordening
de Gemeente-Archivaris niet is opgenomen onder degenen, die in aanmer
king komen voor pensioen. Ik meen mij echter te herinneren, dat bij de
behandeling van de pensioenregeling door de Commissie ad hoe, de be
antwoording der vraag of de betrekking van Archivaris een tijdelijke of een
definitieve moest zijn, juist is verschoven tot het tijdstip dat de toenmalige
Archivaris gedefungeerd zou hebben. Nu meen ik dat de praemisse van
de voordracht van Burg. en Weth. en de argumenten in het adres van
de Nederlandsche Maatschappij van Letterkunde aangevoerd daartoe leiden,
dat de gemeente steeds een Archivaris zal noodig hebben en het dus
wenschelijk is dat die betrekking eene definitieve wordt.
Ik zou dus wenschen voor te stellen uit de voordracht van Burg. en
Weth. de woorden te laten wegvallen: „voor den tijd van twee jaren."
Het amendement van den heer Was wordt ondersteund en maakt dus
een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Buys. M. de V.! Ik zou een eenigszins ander voorstel willen
doen dan dat zooeven door den heer Was voorgedragen, en vind daartoe
te eer vrijheid omdat het hier een belangrijk onderwerp geldt, dat blijkens
de ingekomen adressen ook bij verschillende lichamen en personen, buiten
ons, groote belangstelling wekt. Zullen wij nu echter dit onderwerp
wezenlijk goed regelen dan dient vóór alles de vraag te worden beslist
óf wij het ambt van Archivaris al of niet als een blijvend ambt zullen
aanmerken, want al het andere hangt van die eerste beslissing af.
Ik moet eerlijk bekennen dat ik vroeger meermalen de meening heb
voorgestaan, dat het wenschelijk ware de betrekking van Archivaris niet
te bestendigen. Ik was de meening toegedaan dat wanneer de Archivaris
zich gedurende een zeker aantal jaren had bezig gehouden met de orde
ning en beschrijving van het oud archief die arbeid geheel zou zijn vol
tooid en dat zijn ambt dan geen reden van bestaan meer zou hebben.
Intusschen alles wat ik in den laatsten tijd vernomen heb van autoriteiten,
die op dit punt met gezag kunnen spreken, met veel meer gezag dan ik,
heeft die meening aan het wankelen gebracht, daar men mij stellig ver
zekerde dat de richtige vervulling van de bedoelde taak bij een archief
zoo gewichtig als het onze althans den arbeid van een geheel leven
vorderde.
Intusschen hoe wij hierover ook oordeelen, in elk geval en eer wij tot
de behandeling dezer voordracht overgaan, zal de quaestie moeten worden
uitgemaakt of het zal zijn eene blijvende of een niet-blijvende betrekking
die wij scheppen. Is men de meening toegedaan dat de betrekking van
Archivaris eene blijvende zijn moet, dan zal men de stukken naar Burg.
en Weth. moeten renvoyeeren met het verzoek om eene regeling van het
traktement voor te dragen en in verband daarmee voorstellen te doen
tot wijziging van de instructie. Immers een blijvende Archivaris zou vrij
wat meer te doen hebben dan een tijdelijk beambte en veel meer om
vattende verplichtingen zouden hem dus moeten worden opgelegd. Is dan
eenmaal het traktement geregeld en de instructie vastgesteld dan komt
er alles op aan een in alle opzichten bekwaam en deskundig persoon te
vinden bereid om de nieuwe functie te aanvaarden. De gelegenheid tot
solliciteeren moet daarom ruim worden opengesteld, want of wij de keuze
van den persoon die ons het meest geschikt voorkomt wat vroeger of
later doen, is bij archieven van geheel onderschikt belang. Daarentegen
is er alles aan gelegen dat wij eene in alle opzichten goede keuze doen.
Ik wil dan ook wel erkennen, dat ik voor mij liever wat meer geld
besteed, liever f 1600 of 1800, ja f 2000 toestem voor een persoon,
van wiens volkomen geschiktheid en wetenschappelijk gezag ik overtuigd
ben dan aanhoudend 800 uit te keeren aan iemand, die misschien wat
liefhebberij heeft voor archief-zaken, maar niet opgeleid is voor dat ambt
en de wetenschappelijke ontwikkeling mist voor zijne richtige vervulling
noodig.
Hierin, M. de V., ligt nu mijn bezwaar tegen het amendement van den
vorigen geachten spreker. Nemen wij dat aan dan zal dadelijk besloten
zijn tot aanstelling van een vasten Archivaris op een tractement van f 800,
dat wil zeggen op eene voorwaarde die het doen van eene goede keuze
allicht onmogelijk maakt. Immers dat op die voorwaarde een deskundige
van buiten zich hier zou willen vestigen is ondenkbaar. En is dit nu het
geval kunnen wij geen in alle opzichten deskundigen personen verkrij
gen dan zie ik er tegen op de betrekking van Archivaris tot eene blij
vende te maken, en zou ik liever meegaan met het voorstel van Burg.
en Weth. om ons te vreden te stellen met een persoon die tijdelijk het
archief regelt.
Ik zou derhalve in elk geval vooraf wenschen uitgemaakt te zien of de
betrekking van Archivaris zal zijn eene blijvende of eene niet blijvende;
en, wordt tot het eerste besloten dan zou ik in overweging willen geven
de stukken naar Burg. en Weth. te renvoyeeren om een nader voorstel
te doen. Ik heb daarom de eer bij wijze van motie voor te stellen om,
eer wij het voorstel van Burg. en Weth. behandelen, bij stemming uit te
maken of de betrekking van Archivaris een blijvende of een niet blijvende
zal zijn.
De Voorzitter. Uwe motie komt voor een deel neer op het amende
ment van den heer Was. Afgescheiden dus van de quaestie van het trac
tement, zal de Raad moeten uitmaken of de betrekking van Archivaris
een blijvende of eene tijdelijke zal zijn.
De heer Was. Het was mij er alleen om te doen, M. de V., in deze
vergadering te doen uitmaken of tot eene t ij d e 1 ij k e dan wel tot eene
definitieve benoeming zou worden overgegaan. Nu ben ik het in alle
opzichten met den geachten vorigen spreker zoo eens, dat ik vóór de motie
zal stemmen en alzoo mijn voorstel intrek.
De Voorzitter. Ik zal het eerste gedeelte der motie nu aldus in stem
ming brengen: Dat de nieuw te benoemen Archivaris vast zal worden
aangesteld.