GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
15
INGEKOMEN STUKKEN.
N°. 30. Leiden, -19 Maart 1885.
In de raadszitting van 19 Juni jl. werd aan de orde gesteld het rapport
van de Raadscommissie in zake den tram, waarvan de conclusie strekte,
om naar aanleiding van het verzoek der Tramweg-Maatschappij om ge
durende den zomer den dienst op de Havenlijn bij wijze van proef te
staken, te besluiten aan de Tramweg-Maatschappij de keuze te laten om
öf den dienst op de Havenlijn te heropenen öf de aldaar aangelegde wer
ken op hare kosten te doen wegnemen.
Aangaande dit rapport werd evenwel alstoen geene beslissing genomen,
maar besloten de behandeling der zaak te verdagen en tevens aan ons
College opgedragen om, in overleg met de Commissie ad hoc, met de
Directie onderhandelingen te openen over eene wijziging van het be
staande contract.
Inmiddels ontstond verandering in het personeel der Commissie ad hoe;
de heer Mr. C. Cock nam bij missive van 25 Juni jl. als lid dier Com
missie ontslag, terwijl in de zitting van 11 September d. a. v. door Uwe
Vergadering daartoe werd benoemd de heer Mr. F. Was, die zich de
benoeming liet welgevallen, zoodat de Commissie alstoen bestond uit de
heeren J. Groll, Mr. H. Van der Hoeven en Mr. F. Was.
In overleg met die Commissie is daarop een aanvang gemaakt met het
ontwerpen van de noodige wijzigingen in de bestaande concessie en de
later ter zake gesloten overeenkomsten.
De oorspronkelijke concessie is bij akte van 21 December 1878 ver
leend aan P. Crans J. C. A. Van Asperen, handelende onder den naam van
de firma Crans Comp., krachtens welke concessie een waarborgkapitaal
van 6000 was gedeponeerd. Vermits later bleek dat met een kapitaal
van minder bedrag kon worden volstaan is, ingevolge raadsbesluit van
11 Maart 1880 bij akte van 8 April d. a. v. bedoeld waarborgkapitaal tot
wederopzeggens verminderd tot een bedrag van 2000 onder bepaling
dat de Gemeenteraad gerechtigd blijft de overgebleven som te verhoogen
tot het primitief bedrag en ook tot een hooger bedrag dan de som van
6000 in de concessie vermeld, wanneer het gestort waarborgkapitaal
naar het oordeel van den Gemeenteraad onvoldoende wordt geacht.
Ingevolge raadsbesluit van 3 Maart 1881 is daarop bij akte van
19 Juni 1882 de concessie overgedragen aan de Tramway's Trust Com
pany (limited) gevestigd te Londen onder voorwaarde dat een waarborg
kapitaal worde gestort van f 4000, welk kapitaal ten behoeve van de
gemeente Leiden zal zijn verbeurd wanneer de concessionaris, naar
het oordeel van den Gemeenteraad van Leiden, aan hare verplichtingen
uit de concessie of uit gezegd raadsbesluit voortvloeiende te kort komt,
onverminderd de bevoegdheid van den Gemeenteraad van Leiden om
het waarborgkapitaal bedoeld bij art. 11 der concessie zooals het is
gewijzigd krachtens raadsbesluit van 11 Maart 1880 bedragende ƒ2000
tot welk bedrag ook te doen verhoogen; dat elke verwisseling van
directie moet worden onderworpen aan- en afhankelijk gemaakt van
de goedkeuring van Burg. en Weth. van Leiden en verder onder de
verplichting van domiciliekiezing ter Griffie van de Arrondissements-Recht-
bank te 's Gravenhage.
Zooals Uwe Vergadering bekend is werd de herziening wenschelijk
geacht van enkele bepalingen van de voorwaarden der concessie in ver
band met de later gesloten overeenkomsten bovenbedoeld, ten einde de
wederzijdsche rechten en verplichtingen daaruit voortvloeiende op enkele
punten duidelijker zouden worden omschreven, vooral wat betreft het
geval dat de exploitatie om welke reden ook zoude worden gestaakt.
Wij hebben evenwel gemeend, ook met het oog op het bepaalde in art.
14 der bestaande concessie, dat de voorwaarden der vergunning in het jaar
'1887 moeten worden herzien, behoudens het recht van vroegere intrekking,
ons niet te moeten bepalen bij de wijziging van enkele artikelen, maar
eene geheele herziening te moeten ontwerpen, met opneming daarin voor
zooveel noodig van hetgeen bij de latere contracten is overeengekomen.
Nadat om verschillende redenen geen gevolg was kunnen worden ge
geven aan het voornemen om eene conferentie te hebben met den Presi
dent-Directeur der Tramway's Trust Maatschappij ter bespreking van de
te herzienen bepalingen, is een gewijzigd ontwerp opgemaakt en bij
schrijven van 17 October jl. gezonden aan den Directeur te'sGravenhage
met verzoek daarvan aan het Bestuur der Tramway's Trust Company te
Londen mededeeling te doen en om zoo mogelijk vóór 1 November te
berichten of het Bestuur zich met die gewijzigde voorwaarden al of niet
kon vereenigen.
Wij gaven daarbij tevens ons voornemen te kennen om, wanneer de
Maatschappij de concept-overeenkomst mocht aannemen, aan den Gemeen
teraad voor te stellen
1°. met de Tramway's Trust Company naar aanleiding van de bestaande
concessie die overeenkomst aan te gaan
2°. aan de Maatschappij de keuze te laten, waaromtrent zij zich vóór
1 April 1885 zal moeten verklaren, om öf afstand te doen van de con
cessie lijn Haven-Haarlemmerstraat, in welk geval voor hare rekening door
de gemeente die lijn zal worden weggeruimd en alles in den vorigen toe
stand zal worden gebracht, öf van 1 Mei 1885 af ook de lijn Haven-
Haarlemmerstraat voortdurend te exploiteeren gedurende den tijd bij de
nieuwe overeenkomst bepaald.
Mocht de Maatschappij vóór 1 November de concept-overeenkomst, onder
nadere goedkeuring van den Gemeenteraad aannemen, dan zoude aan den
Raad tevens worden voorgesteld haar te ontslaan van hare verplichting
om gedurende den aanstaanden winter de Havenlijn te exploiteeren.
Bij het ontvangst-bericht van het concept werd ons daarop gemeld, dat
het gevoelen der Tramway's Trust Company over de voorgestelde wijzi
gingen zoo spoedig mogelijk zoude worden medegedeeld, doch dat zulks
bezwaarlijk vóór 1 November zoude kunnen geschieden.
Nadat van onzentwege nog eenige malen op eene bespoedigde beant
woording was aangedrongen, ontvingen wij bij schrijven van 4 Januari jl.
het bericht dat de Directie der Maatschappij tegen de aanneming der ge
wijzigde voorwaarden bezwaar moest maken omdat deze, naar hare mee
ning, in het nadeel waren der Maatschappij, terwijl in de eerste plaats
de belangen der aandeelhouders door de Directie moesten worden behartigd.
Uit eene daarop met den Haagschen Directeur gehouden conferentie bleek
ons al spoedig dat die bezwaren het gevolg waren van eene minder juiste
opvatting van het voorstel, zoo mede van mindere bekendheid met de ver
plichtingen die de Maatschappij bij de latere contracten op zich had ge
nomen, en zulks werd ons nog duidelijker toen op ons verzoek bij schrijven
van 12 Januari jl. die bezwaren schriftelijk waren uiteengezet.
Nadat bij ons schrijven van 30 Januari jl. op die bezwaren was geant
woord en op 20 Februari een conferentie had plaats gehad met de heeren
Bishop, President-Directeur, De Féral, Ingenieur te Brussel en Van Prehn,
werd omtrent de in het gewijzigd contract op te nemen bepalingen over
eengekomen.
Dat concept-contract, waaromtrent mede de Gemeente-advocaat is ge
hoord, wordt hierbij aan Uwe goedkeuring onderworpen.
Tevens verklaarde de Directie zich bereid om, wanneer ontheffing werd
verleend van de exploitatie der Havenlijn, de rails aldaar voor hare
rekening te doen opbreken en alles in vorigen staat te doen herstellen.
Intusschen zoude zij het zoowel in het belang van de Maatschappij
als van de Gemeente achten, zoo de rails konden blijven liggen en de
noodige maatregelen werden genomen ten einde den hinder op te heffen
die de rails voor de passage van wagens en rijtuigen opleveren, bestaande
in het wegnemen van de wisselplaten en het opstoppen van de rails.
Op gelijke wijze was in andere plaatsen o. a. te Metz gehandeld, alwaar
eene niet rendeerende of schade opleverende lijn niet werd geëxploiteerd,
met vergunning van het Gemeentebestuur om de rails aldaar te laten
liggen.
Voor de Maatschappij veroorzaakt het opbreken van de lijn uit den
aard der zaak niet alleen eene min of meer belangrijke uitgave maar
tevens een verlies aan kapitaal, waarvan het nadeel niet opgewogen wordt
door het voordeel verbonden aan het vervallen van de jaarlijksche kosten
van onderhoud der straat tusschen- en tot een halven meter buiten de
rails, die, wanneer niet tot opbreken werd overgegaan, ten laste zouden
blijven van de Maatschappij.
Voor de Gemeente zoude het behoud van den weg van groot belang
kunnen wezen wanneer later zich de behoefte mocht doen gevoelen aan
een tramverbinding van de Haven met het Station.
Die behoefte zoude kunnen ontstaan bij uitbreiding van de bevolking
in en nabij dit gedeelte der gemeente en niet het minst wanneer te
eeniger tijd een stoomtramdienst mocht worden ingevoerd langs de lage
Rijnzijde ter verbinding van Leiden met de Rijnstreek en Haarlem
mermeer. In dat geval zoude niet dan met aanzienlijke kosten die stoom
tram met het Station door een paardentram kunnen worden verbonden.
In hoeverre er uitzicht bestaat dat eenmaal en, zoo ja, wanneer een
stoomtramdienst langs den lagen Rijndijk in exploitatie zal worden ge
bracht, is voorzeker bezwaarlijk te bepalen. Dat zulks in de eerste jaren
zal geschieden achten wij allerminst waarschijnlijk. Intusschen is eene
daartoe strékkende aanvrage in 1881 in behandeling geweest, doch daar
aan is sedert geen verder gevolg gegeven ook met het oog op de kosten
die aan het leggen van een tram aan deze zijde van den Rijn verbon
den waren.
Hoe dit zij, wij hebben aan de Directie der Maatschappij te kennen
gegeven dat van onze zijde geen voorstel kon worden ingediend tot be
houd van eene niet geëxploiteerd wordende spoorbaan langs de Haarlem
merstraat, maar dat het initiatief daartoe aan de leden van den Gemeente
raad zoude moeten worden overgelaten.
Mocht zoodanig voorstel worden gedaan en aangenomen dan zoude in
artikel 1 ook de Havenlijn moeten worden vermeld, en aan de Maat
schappij ontheffing worden verleend van de verplichting tot exploitatie
onder de bovengenoemde voorwaarden, dat is wegneming der wisselplaten
en opstopping der rails, onder voortdurende verplichting van onderhoud
op hare kosten van de straat tusschen- en tot een halven meter buiten
de rails.
Wij geven Uwe Vergadering alsnu in overweging ons College te mach
tigen de gewijzigde overeenkomst met de Tramway's Trust Company
(limited) te Londen aan te gaan, waarin mede de bepaling is opgenomen
dat binnen een door Burg. en Weth. te bepalen termijn op kosten der
Maatschappij de rails van de lijn Haven-Haarlemmerstraat moeten zijn
weggeruimd en alles aldaar in vorigen staat zijn hersteld ten genoegen
van ons College.
Een concept-raadsbesluit wordt ter vaststelling aangeboden, terwijl de
betrekkelijke stukken in de Leeskamer ter inzage van de leden zijn neder-
gelegd.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders van Leiden.
De Raad der gemeente Leiden;
Overwegende:
dat door hem bij zijn besluit van 12 December 1878 concessie is
verleend tot den aanleg en het exploiteeren van paardenspoorwegen te
Leiden aan de firma Crans Co., welke concessie door deze is aange
nomen bij acte op 21 December 1878 verleden;
dat in die concessie wijziging is gebracht krachtens Raadsbesluit van
11 Maart 1880 bij acte op 8 April 1880 verleden;
dat die concessie krachtens Raadsbesluit van 3 Maart 1881 bij acte
op 19 Juni 1882 verleden, met alle daaraan verbonden rechten en ver
plichtingen is overgedragen aan de Tramway's Trust Company (limited),
gevestigd te Londen en door deze is aangenomen
dat bij de oorspronkelijke overeenkomst van 21 December 1878 onder
andere is bepaald, dat de voorwaarden dier concessie in het jaar 1887
worden herzien
dat contractanten hebben besloten die herziening reeds nu te doen
plaats hebben.
Machtigt Burg. en Weth. namens de gemeente als contractante ter
eene met de voormelde Maatschappij als contractante ter andere de vol
gende overeenkomst aan te gaan