27
Zitting van Donderdag 19 Maart 1895,
geopend 's namiddags te twee uren.
Voorzitter: de heer Burgemeester L. M. DE LAAT DE KANTER.
Te behandelen onderwerpen:
1". Benoeming van een lid der Plaatselijke Schoolcommissie. (20)
2°. Idem van een Commissaris der Stedelijke Gasfabriek. (24)
3U. Idem van drie leden der Commissie van Financiën en uit dezen van
den Voorzitter.
4°. Verzoek van N. Van Haaren, om diepgrond te storten in de Brase-
mermeer. (17)
5°. Voordracht betrekkelijk de aanneming in erfpacht van duingrond onder
Katwijk voor de Leidsche Duinwater-Maatschappij. (18)
6°. Verzoek van warmoezeniers omtrent het rondventen van groenten. (19)
7°. Idem van S. Van Leeuwen, om van aannemingen te worden ontslagen. (22)
8°. De voordracht omtrent de verbetering van het Raamland onder Zoe-
terwoude en de adressen betrekkelijk de oprichting van een Schietbaan
aldaar. (23)
9°. Verzoek van G. W. Van der Drift, om eene waterloozing te leggen. (25)
10°. Idem van H. J. Visser, om een stoep te leggen in de Singelgracht
en een boom te plaatsen. (25)
Tegenwoordig 22 leden, alsde heeren Driessen, Was, Kaiser, De Goeje,
Zaalberg, Knappert, Donner, Van Hoeken, Kerstens, Buys, Land, Zaaijer,
Damsté, Bredius, Groll, Bool, Hartevelt, De Fremery, Van der Hoeven,
De Geus, Juta en de Voorzitter.
De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag
19 Februari worden gelezen en goedgekeurd.
De heeren Cock, Van Dissel, Van Wensen en Le Poole hebben kennis
gegeven verhinderd te zijn de vergadering bij te wonen.
De Voorzitter deelt mede:
1°. Dispositie van de Ged. Staten der provincie Zuid-Holland dd. 24/26
Februari jl. B. n°. 377, (3de afd.) G. S. n°. 49/2, ten geleide van het
goedgekeurd raadsbesluit tot het doen van af- en overschrijving op de
begrooting dienst 1884, tot een bedrag van ƒ19825. (Aflossing geldleening).
2°. Dispositie van de Ged. Staten der provincie Zuid-Holland dd. 24/26
Februasi jl. B. n°. 377, (3de afd.) G. S. n°. 49/3, ten geleide van het
goedgekeurd raadsbesluit van 15 Januari jl. tot verhooging der gemeente-
begrooting 1884, in ontvangst en in uitgaaf met 3175.
3°. Afwijzende beschikkingen dd. 24 Februari/2 Maart jl. B. n°. 313,
(3de afd.) G. S. n°. 41/2 en 3/9 Maart jl B. n°. 436 (3de afd.) G. S.
n°. 28/2, op de reclames tegen den aanslag in de plaats, dir. belasting
dienst 1884, van A. Van Frank en F. A. J. Van Zoelen.
4°. Dispositie van de Ged. Staten der provincie Zuid-Holland dd. 3/5
Maart jl. G. S. n°. 49, ten geleide van het goedgekeurd raadsbesluit van
19 Februari jl. tot onderhandsche verhuring van teelland in het Raam
land te Leiderdorp.
5°. Missive van C. L. Van Dooren, waarbij hij zich bereid verklaart tot
aanvaarding van den afgestanen grond van het Delftsche jaagpad onder
de gestelde voorwaarden.
6°. Missive van den heer H. C. Juta, houdende mededeeling dat hij
verplicht is ontslag te nemen als lid der Plaatselijke Schoolcommissie.
7°. Besluit van de Ged. Staten der provincie Zuid-Holland van 2 Maart jl.
n°. 25 (Prov. blad nu. 21), waarbij wordt medegedeeld dat met ingang
van 1 dezer tot Schoolopziener in het Arrondissement Gorinchem wordt
benoemd de heer Mr. E. Van Popta.
Worden voor kennisgeving aangenomen.
8°. Missive van de Ged. Staten dd. 2/10 Maart jl., blijkens welke in
's Rijks schatkist moet worden teruggebracht een som van ƒ2611.115,
wegens te veel genoten Rijksbijdrage in zake het lager onderwijs over 1883.
Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Voorstel van Burg. en Weth. en de Commissie voor de bewaar
scholen tot verbouwing van de bewaarschool in de Groenesteeg met bij
voeging eener begrooting van kosten.
Wordt gesteld in handen van de Commissie van Financiën.
2°. Adres van J. W. Schaap, houdende verzoek om eervol ontslag uit
de betrekking van Gemeente-Architect tegen 30 Juni a.s.
3°. Idem van H. Kokxhoorn, om ontslag als Waagmeester.
Worden gesteld in handen van Burg. en Weth.
4°. Verzoek van het Bestuur der afd. Leiden van de Ned. Maatschapijij
voor Tuinbouw en Plantkunde, om een subsidie ad 200 uit de ge
meentekas voor een in de maand September a.s. te houden tentoonstelling.
Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth. en de Comm. van Financiën.
5°. Verzoek van mej. B. Van Velzen, wed. C. Omvlee, om continuatie
in hare betrekking van Stad-vroedvrouw.
6°. Verzoek van Dr. H. Boursse Wils, om continuatie als Stads-genees
en heelkundige.
7°. Verzoek van mevr. Veth, geb. Van der Koogh, om eervol ontslag
als regentes van het Heilige Geest- of Arme Wees- en Kinderhuis.
8°. Adres van Commissarissen der Sted. Gasfabriek, om te mogen be
schikken over een gedeelte der Oostvolmolensteeg en tot amotie over te
gaan van eenige perceelen in die steeg ten behoeve van de uitbreiding
van het zuiverhuis.
Worden gesteld in handen van Burg. en Weth.
ZlTTiNGVKRSLAG 1886.
9°. Rekeningen dienst 1884, van de Plaatselijke Schoolcommissie en
van het Gereformeerd Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis.
Worden gesteld in handen van de Commissie van Financiën.
10°. Verslagen van Curatoren van het Gymnasium, van de Plaatselijke
Schoolcommissie, van de Commissie van toezicht op de scholen voor
Middelbaar Onderwijs, van den Praelector in de Verloskunde en van de
Commissie voor de Bewaarscholen.
Zullen worden opgenomen in het Gemeenteverslag.
11°. Nadere adressen van het Bestuur der Leidsche Scherpschutters-
vereeniging in zake de oprichting van een schietbaan op het Raamland
te Zoeterwoude en van den waarn. Commandant der Schutterij.
Deze adressen luiden als volgt:
Leiden, 16 Maart 1885.
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
EdelAchtbare Heeren 1
Geven met verschuldigden eerbied te kennen, Jacobus Everrardus
Vlaanderen en Willem Cornelis Van Roijen, Bestuursleden der Leidsche
Scherpschuttersvereeniging
1°. dat zij met verwondering kennis hebben genomen met het rapport
van Burg. en Weth. en van de Commissie van Fabricage aangaande den
door haar aangevraagden grond van het Raamland buiten de voormalige
Hoogewoerdspoort
dat het verzoek van den waarnemenden Commandant der d.d. Schutterij
alhier tot het verkrijgen van eene schietbaan, en de aanvrage door de
Leidsche Scherpschuttersvereeniging tot verkrijging van grond tot het
oprichten van vijf banen, waarin uitgedrukt is dat ze voor leger en
schutterij toegankelijk zouden zijn, niet hetzelfde is;
dat wij de vrijheid nemen ons tot U te wenden met verzoek het eerste
adres te willen steunen, daar, hoewel de communicatie met Katwijk bij
vroegere jaren veel is verbeterd, de d.d. Schutterij, die volgens art. 42
schutterswet, jaarlijks van 1 April tot 1 October moet geoefend worden
in het schieten op de schijf, die oefeningen, die hoogstens twee uren
mogen duren, onmogelijk (indien zij daartoe zelfs gecommandeerd mogen
worden) naar en in Katwijks duinen en terug zouden kunnen geschieden
dat wij de vrijheid nemen onder Uwe welwillende aandacht te brengen
een gedeelte van art. 30 derzelfde wet, dat de officieren der d.d. Schut
terij in handen van den Voorzitter van het plaatselijk bestuur den navol
genden eed (belofte) moeten afleggen: „ik zweer (belove) te zullen zijn
getrouw aan den Koning, en dat ik mij stiptelijk naar de bepalingen der
wet op de schutterijen zal gedragen, zoo waarlijk helpe mij God Almachtig 1"
dat, daar de eed afgelegd moet worden, ook de mogelijkheid behoort
te bestaan die te kunnen vervullen
2°. dat, ter verduidelijking van ons verzoek en ingediend plan, onder
de 35 meter breedte is begrepen de aan te leggen sloot;
dat er volgens ons plan geen bezwaren kunnen bestaan tegen directe
onveiligheid voor de gebuurten, daar het toch geen onweersprekelijk bewijs
is dat, omdat de baan buiten de voormalige Marepoort zeer slecht en in
eene verkeerde richting aangelegd is geweest, deze aan te leggen banen
ook zoo zouden behoeven te zijn;
dat, volgens ons verzoek, aan den Raad de te stellen voorwaarde is
overgelaten en alzoo de gemeente geene directe schade zou behoeven te
leiden, daar de huur die het land thans opbrengt door ons gaarne zal
worden betaald, of bij mogelijke mindere opbrengst bij openbare verhu
ring het er aan ontbrekende bij te betalen;
dat zij U eerbiedig verzoeken indien het eerste adres geen ondersteu
ning vindt, dat van de Leidsche Scherpschuttersvereeniging te willen
steunen, ten einde gehoor te geven aan de vele stemmen die er voor
opgegaan zijn en mede te werken tot „Neêrlands vrijwillige Weerbaarheid."
'tWelk doende met de meeste bewijzen van
Hoogachting EdelAchtbare Heeren,
J. E. Vlaanderen, Voorzitter.
W. C. Van Roijen, Secretaris.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Geeft met passende gevoelens te kennen W. L. Van Kaathoven, Kapitein
waarnemende Commandant der dienstdoende Schutterij alhier;
dat hij met leedwezen heeft gezien, dat met betrekking tot het door
hem aan Uwen Raad gericht verzoekschrift dd. 44 Januari 11. door Burg. en
Weth. alsook door de Commissie van Fabricage ongunstig wordt geadviseerd
dat hij niet in wederlegging zal treden van al wat door beide Collegiën
wordt aangevoerd, maar dat hij bij deze de vrijheid neemt er op te wijzen,
dat zijn verzoek door den heer Commissaris des Konings in deze Provincie
wordt ondersteund en door ZHEd.Gestr. de wenschelijkheid van het hebben
eener schietbaan te dezer stede wordt betoogd
dat reeds in den jare 1866, bij een Kabinetsschrijven van den heer
Minister van Binnenlaudsche Zaken dd. 16 Juni Litta. A. wordt gezegd:
„Van de schietbanen waar die voor het leger bestaan, zal door de Schut
terij gebruik kunnen worden gemaakt. Waar die niet voor het leger be
staan, behoort daarin door de gemeente te worden voorzien."
dat hoe gemakkelijk de communicatie met de gemeente Katwijk ook
zij, de leden der Schutterij alhier niet kunnen worden verplicht om zich
op de banen aldaar te gaan oefenen in het schieten naar de schijf, dat
dan ook slechts enkele leden en dan vrijwillig daarvan gehruik maken;
dat hem van bevoegde zijde is medegedeeld, dat men tegenwoordig de
schietbanen zoodanig weet in te richten, dat men voor de veiligheid zelfs
in de onmiddellijke nabijheid niet behoeft te vreezen.
Redenen waarom hij adressant alsnu de vrijheid neemt aan U te ver
zoeken om zoodanig te willen besluiten, dat de Schutterij dezer gemeente
in staat worde gesteld om te kunnen beantwoorden aan het imperatief
voorschrift, vervat in de lste alinea van art. 42 der wet van den 11 d®n April
1827 (Stbl. n°. 17).
't Welk is doende, enz.
Leiden, 17 Maart 1885. W. L. Van Kaathoven.