19
en tevens van het antwoord daarop van Burg. en Weth. heeft mij inder
daad de kalmte, die ik, naar ik meen, gewoonlijk bezit, voor een oogen-
blik verlaten. Ik begreep volstrekt niet hoe op een, naar het mij voor
kwam, zoo eenvoudig voorstel eene reactie volgen kon zoo groot als blijkt
uit het antwoord van Burg. en Weth. en zooals ook blijkt uit het ons
later medegedeeld besluit der Commissie van Financiën om, naar aan
leiding van het bewuste voorstel, haar ontslag te nemen.
Ik wensch hierbij in herinnering te brengen, M. de V., de inderdaad
behartigenswaardige woorden, door U gesproken bij de opening onzer
eerste zitting van dit jaar.
Door U werd gezegd: „In het nieuw ingetreden jaar zullen wederom
zooals trouwens elk jaar in meerdere of mindere mate het geval is
belangrijke zaken aan Uw oordeel worden onderworpenwij, die ze U
zullen voorleggen, zullen steeds van de onderstelling uitgaan, dat Gij bij
Uwe beoordeeling en beslissing alleen het belang van de gemeente raad
pleegt; mogen ook dan de discussiën over onze voordrachten het ken
merk dragen, dat ook Gij overtuigd zijt dat wij daarbij slechts het welzijn
van de gemeente op het oog hebben."
Waar nu door U en terecht van de leden dezer vergadering eene wel
willende, onpartijdige beoordeeling der voorstellen van het Dagelijksch
Bestuur gevraagd wordt, daar hebben, meen ik, ook de leden van den
Raad het recht dezelfde welwillende gezindheid ten opzichte hunner voor
stellen van het Dagelijksch Bestuur te verlangen.
Ik kan echter diezelfde gezindheid, tot mijn leedwezen, in het advies
van Burg. en Weth. omtrent het voorstel van den heer Buys niet terug
vinden; ik vind daarentegen wel blijken van groote gevoeligheid en ge
raaktheid. Na herhaalde lezing van het voorstel is het mij echter niet
mogen gelukken de redenen te vinden, waarom in het bedoelde advies
een zoo geheel andere toon wordt aangeslagen dan in andere, door Burg.
en Weth. tot den Raad gerichte stukken. Wat is, heb ik mij afgevraagd,
de reden van dat verschil? Ik moet verklaren dat ik die in het voorstel
zelf niet vinden kan.
Wat het voorstel betreft, ik zal de verdediging daarvan niet op mij
nemen de heer Buys kan daartoe zelf het best in staat worden geacht.
Toch komt het mij voor dat het in het algemeen regelmatiger is dat,
waar voor zekere takken van dienst bepaalde, vaste Commissiën zijn, ook
door haar zelfstandige rapporten worden uitgebracht. Dit is, naar het
mij voorkomt, ook geheel in overeenstemming met de „Verordening
voor vaste Commissiën uit den Gemeenteraad van 6 Maart
4 852", waar in Art. 2 omtrent den werkkring der Commissie
van Financiën gelezen wordt:
„Zij dient den Raad van bericht en advies omtrent:
alle zaken en verzoekschriften van flnancieelen aard, tot de kennisneming
van den Raad behoorende".
Hierin ligt, dunkt mij, wel degelijk de bedoeling opgesloten dat de
Commissie van Financiën over dergelijke zaken afzonderlijk rapport uit
brengt.
Ik veroorloof mij nu verder eene opmerking over eene zinsnede aan
het slot van het advies van Burg. en Weth. Zij luidt aldus: „Wij zullen
derhalve, welke Uwe beslissing ook zij, ook in het vervolg en juist dan
wanneer het zeer gewichtige aangelegenheden geldt, waardoor de maat
regel naar ons oordeel noodig is, voortgaan met op dezelfde wijze als tot
nu toe de zeer gewaardeerde medewerking van de Commissie van Finan
ciën in te roepen en zoolang deze even welwillend daartoe gezind blijft,
in gemeenschappelijk overleg met haar, de ter Uwer beslissing bestemde
gewichtige zaken voorbereiden."
Ik verklaar dat het daar geschrevene mij leed doet. Er zal wel nie
mand in deze vergadering zijn, die meent of verlangt dat het Dagelijksch
Bestuur verstoken zou moeten blijven van gewenschte inlichtingen hetzij
van de Commissie van Financiën, hetzij van eenige andere Commissie.
Maar hier wordt vrij duidelijk gezegd: „Het is ons tamelijk onverschillig
wat door U, Gemeenteraad, besloten wordt. M^anneer gij uw zegel hecht
aan het voorstel van den heer Buys dan zult gij eenvoudig twee gelijk
luidende rapporten ontvangen."
Ziedaar, M. de V., wat ik tot mijn leedwezen in het schrijven van
Burg. en Weth. vind uitgedrukt. Deze toevoeging aan het advies heeft
met het aanhangige voorstel op zich zelf niets te maken. Zij zou dus
eigenlijk overbodig geacht kunnen worden of zij heeft eene beteekenis,
waarover ik thans liever niet zal uitweiden.
Nu nog een enkel woord over het besluit van de Commissie van
Financiën. In hoofdzaak ben ik het daaromtrent geheel eens met hetgeen
door den geachten voorsteller, den heer Buys, is in het midden gebracht.
Ook ik heb mij, na kennis genomen te hebben van het officieele stuk,
waarin dat besluit vervat was, afgevraagd, welke dan toch wel de reden
i kan geweest zijn, die de Commissie heeft genoopt haar ontslag te nemen,
terwijl zij stellig kon weten dat dit haar besluit door een groot deel
dezer vergadering zou worden betreurd.
Kan de reden gelegen zijn in de indiening van het voorstel van den
heer Buys? Ik kan het niet gelooven. Want waar gaan wij op die wijze
heen? Dan zou elk onzer de macht hebben om op één dag alle mogelijke
Raadscommissiën haar ontslag te doen nemen, alleen door een voorstel
te doen, dat zeker aan alle Commissiën onaangenaam kan zijn.
Kan de oorzaak dan misschien gelegen zijn in de adhaesie, door de
Commissie voor de huishoudelijke verordeningen aan het voorstel geschonken?
Maar dat kan, dunkt mij, evenmin. Waar slechts twee personen adhaesie
schenken, kan dit toch voor een door den Raad gekozen Commissie geen
motief zijn om ontslag te nemen.
Iets anders zou het zijn, M. de V., wanneer bij het in de vorige ver
gadering gevallen besluit omtrent de verlaging van den gasprijs gebleken
ware dat werkelijk een aanzienlijk gedeelte van deze vergadering ik
zeg nog niet eens de-meerderheid een afkeurend oordeel had uitge
sproken over de wijze waarop de Commissie van Financiën hare taak
had vervuld. Dit is echter volstrektniet het geval geweest; de Raad
heeft, zelfs met betrekkelijk groote meerderheid, een goedkeurend votum
aan het vereenigd rapport gehecht. Dit kan het dus ook niet zijn!
Kan het dan ten slotte de toelichting tot het voorstel van den heer
Buys wezen?
Ook daarin kan ik geen geldig motief vinden voor het besluit der
Commissie van Financiën, een besluit dat ik en om de personen, die er
bij betrokken zijn, en om de mogelijke gevolgen zal blijven betreuren.
De heer Damsté. M. de V.! In het voorstel van den heer Buys heeft
de Commissie van Financiën, zooals uit haar schrijven blijkt, een be
schuldiging gezien.
Wanneer ik toch let op deze woorden: „niet alleen omdat tegen hare
wettigheid ernstige bezwaren kunnen worden aangevoerd, maar ook omdat
zij minder waarborgen oplevert voor de deugdelijke voorbereiding van
hetgeen bij Uwe Vergadering ter tafel komt."
Dus eene Commissie van Financiën met Burg. en Weth. levert minder
waarborg op voor de deugdelijke voorbereiding van de stukken, welke bij
den Raad worden ingediend. Wat vloeit daaruit voort? Eene zijdelingsche
beschuldiging tegen de Commissie van Financiën natuurlijk, die alsdan
niet zelfstandig genoeg zou oordeelen. En toch hebben zulke gecombi
neerde vergaderingen zeer veel nut gesticht in de praktijk; zij hebben
zelfs er veel toe bijgedragen den leden tijd te besparen. Daartoe wil ik
enkele voorbeelden bijbrengen. Toen onlangs de verlaging van den gas
prijs aan de orde was, bestond er tusschen Burg. en Weth. en de Com
missie van Financiën reeds van het begin af, zooals de heer Land zich
uitdrukte, eene „aandoenlijke eenstemmigheid" in de hoofdzaak, alleen in
een onderdeel bestond verschil van meening. Burg. en Weth. wilden de
verlaging doen ingaan op 1 Juli en de Commissie van Financiën op
4 April. Na het voor en tegen van beide tijdstippen le hebben overwo
gen, werd 4 April het doelmatigste geoordeeld. Ware de beide Commis
siën niet tot eenstemmigheid gekomen, dan zou de Raadszitting van 29
Januari, die toch al drie uren geduurd heeft, nog langer geduurd hebben,
want nadat de hoofdzaak was beslist, zou men nog, wie weet hoe lang,
beraadslaagd hebben over het tijdstip, wanneer men de verlaging zou
doen ingaan.
In de Raadszitting van 45 Januari 11. werd met algemeene stem
men zonder discussie besloten 26.500 af te lossen van de 41/, lee
ning en f 6000 in te schrijven op het Grootboek. Oorspronkelijk hadden Burg.
en Weth. voorgesteld 21.500 af te lossen en f 11.000 in te schrijven^
doch op verzoek van de Commissie van Financiën hebben Burg. en Weth.
hun voorstel aan den Raad gewijzigd. Had dit overleg niet plaats gehad,
tot hoeveel discussie en tijdverlies zoude dit verschil van gevoelen niet
aanleiding hebben kunnen geven
Den 43<ïen October 11. (Ing. St. n°. 461) stelden Burg. en Weth. voor
de toelage aan de waagwerkers met ƒ280 's jaars voor vast te verhoogen
de Commissie van Financiën hoeft hiertegen bezwaar, maar wil die toe
lage voor drie jaren verleenen onder zekere voorwaarden. De Commissie
confereert hierover met Burg. en Weth. die hun voorstel overnamen,
hetwelk door den Raad zonder discussie met algemeene stemmen
wordt aangenomen. Hoeveel tijd werd hierdoor weder bespaard?
Ik releveer dit alles om te doen zien hoe nuttig dikwerf dergelijke
samenkomsten met het Dagelijksch Bestuur kunnen zijn en nu stelt ons
geacht medelid de heer Buys voor die te verbieden. Het kan, dunkt mij,
wanneer men het voorstel goed leest, niet anders zijn dan eene afkeu
ring van de handelwijze van de Commissie van Financiën. Over de wet
tigheid zal ik niet twisten, omdat ik daarvoor de bevoegde persoon niet
ben, maar wel komt het mij voor dat het respect voor de wet niet zal
verhoogd worden, wanneer ik naga dat tal van jaren mrs. in de
Rechten leden der Commissie van Financiën zijn geweest, en deze er nimmer
bezwaar in hebben gezien om met Burg. en Weth. te vergaderen en
gezamenlijk voorstellen aan den Raad te doen Ik noem slechts de heeren
Mr. P. C. Lezwijn, Mr. J. T. Buys, Mr. A. Van Hettinga Tromp,
Mr. P. A. Van der Lith en ons tegenwoordig medelid Mr. N. K. F. Land.
Deze heeren hebben nooit daartegen bezwaar gemaakt, terwijl nu op eens
aan de wettigheid daarvan wordt getwijfeld. Eerlijk moet ik bekennen,
dat hierdoor bij het groote publiek de eerbied voor de wet niet verhoogd
zal worden.
De heer Knappert. M. de V.Slechts een enkel woord om te verkla
ren hoe de Commissie van Financiën er toe gekomen is haar ontslag in
te zenden, zonder 's Raads beslissing over het voorstel van den heer Buys
af te wachten.
De reden is eenvoudig deze: Wanneer de geachte voorsteller zijn voor
stel had ingediend zonder dit onmiddellijk in verband te brengen met het
rapport in zake de verlaging der gasprijzen, zou niemand onzer zich
daarover in het minst moeilijk gemaakt hebben. Zeer terecht toch is
door den heer Zaaijer opgemerkt dat anders iedere Commissie telkenmale
zich gegriefd zou kunnen achten en daardoor genoodzaakt haar ontslag
te nemen.
Iets anders is het echter waar, zooals hier geschiedt, aan dat rapport
beschouwingen worden vastgeknoopt als deze: dat een gecombineerd rap
port „minder waarborgen oplevert voor de deugdelijke voorbereiding van
hetgeen bij Uwe Vergadering ter tafel komt"; verder, dat in een zelf
standig rapport de flnancieele gevolgen „misschien ook wel eens zorgvul
diger worden opgespoord"; vervolgens „dat de opmerking van elk lid in
het bijzonder in den kleinen kring van drie leden vrij wat zwaarder weegt
dan in de vergadering van zeven leden", en eindelijk dat een gecombi
neerde Commissie „door hare getalsterkte veel grooter invloed op het te
nemen besluit uitoefent dan wenschelijk zijn kan".
De overweging nu, dat bij al die beschouwingen het rapport over het
voorstel tot verlaging van den gasprijs als uitgangspunt dient, heeft bij
de Commissie, die werkelijk met de meeste zorg en naar eigen over
tuiging met het Dagelijksch Bestuur medewerkte een uiterst pijnlijken
indruk te weeg gebracht. Het kan toch moeilijk ontkend worden dat,
alles met elkander in verband gebracht, in het voorstel van den heer
Buys vrij duidelijk te lezen staat dat de Commissie van Financiën zich
in de quaestie van de gasprijzen niet zelfstandig gehouden heeft, maar
zich daarin door redeneeringen van wien dan ook heeft laten overheerschen.
Ziedaar de redenen die de Commissie genoopt hebben, reeds vóór de
beslissing van den Raad, haar mandaat neder te leggen. Een dergelijke
afkeuring, ook al mocht die door eene zekere minderheid worden uitge
sproken, was voor haar voldoende om daartoe te besluiten.