12 niet kan verkregen worden door verbetering van de inrichting, maar alleen door verandering van richting der baan. Op grond van die beslissing kon aan het plan van verbetering geen uitvoering worden gegeven en werd op de begrooting voor 1879 een bedrag van f 530, gebracht ten einde tot de slooping te kunnen overgaan. Sedert werd, zooals in het rapport der Commissie van Fabricage wordt medegedeeld, de oprichting van een schietbaan weder behandeld in de zitting van 8 December 1881 naar aanleiding van de door belanghebbende vereenigingen ingediende adressen in verband met het plan om het Raam- land onder Zoeterwoude te verbeteren. De destijds tegen den aanleg van een schietbaan op dit terrein aan gevoerde bezwaren zijn ook thans nog van overwegend gewicht. Ongetwijfeld toch zal bedoeld terrein in het vervolg van tijd uitnemend geschikt wor den voor bouwterrein, als onmiddellijk grenzende aan Plantage en Plant soen, alwaar de voor eenigen tijd gemaakte bouwplannen met zoo uitnemend gunstigen uitslag zijn bekroond, aangezien nu reeds tot de bebouwing van bijna al het aldaar beschikbaar terrein is overgegaan. De oprichting van een schietbaan zoude uit den aard der zaak het in de buurt liggend terrein voor het boven omschreven doel geheel onge schikt maken, zooals dan ook de ondervinding ten aanzien van de thans gesloopte schietbaan heeft aangetoond. Hoe uitmuntend de baan wordt ingericht, steeds zal er gevaar voor de omwonenden blijven bestaan; zulks blijkt uit de boven medegedeelde beslissing van het Departement van Oorlog en de overtuiging hiervan is voldoende om een ieder af te schrikken zich in de nabijheid der baan te vestigen. Al mocht alzoo eene aan alle door de bevoegde autoriteiten gestelde eischen voldoende schietbaan geheel op kosten van de belanghebbende vereenigingen worden opgericht en alzoo daarvan geene directe uitgaven voor de gemeente het gevolg wezen, zoo zoude toch de gemeente bij afstand van bedoeld terrein indirect belangrijk schade lijden, zooals in het rapport der Commissie van Fabricage wordt uiteengezet. Wanneer men nu tevens hierbij in aanmerking neemt dat op het Raamland geen schietbaan zoude kunnen worden aangelegd, die het ge bruik te dien einde van Katwijks duinen overbodig zoude maken, daarin geen geval op het Raamland op voldoenden afstand zoude kunnen worden geschoten, dan gelooven wij dat er alleszins termen bestaan om geen gunstig gevolg te geven aan de ingediende verzoeken. Onder verwijzing naar onze voordracht vari 29 December jl. (Ing. Stuk ken n°. 202 van 1884) geven wij Uwe Vergadering alsnuin overweging: 1°. aan adressanten te kennen te geven dat er tegen den aanleg van een schietbaan op het Raamland onder Zoeterwoude bezwaren bestaan, zoodat aan hun verzoek geen gunstig gevolg kan worden gegeven; 2°. overeenkomstig onze bovenaangehaalde voordracht eene som van f 3000 beschikbaar te stellen voor de verbetering van bedoeld land 3°. afwijzend te beschikken op het verzoek van de wed. Fooreman om continuatie van de onderhandsche huur. Voor het geval punt 2 niet mocht worden aangenomen, dan geven wij in overweging het land wederom voor den tijd van één jaar aan de weduwe Kooreman te verhuren op de bestaande voorwaarden. Eene gespecificeerde raming voor de verbetering van het land is thans in de Leeskamer ter inzage van de leden nedergelegd. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. 's-Gravenhage, 31 Januari 1885. De waarnemende Kommandant der dienstdoende Schutterij Uwer gemeente heeft mij een afschrift doen toekomen van het door hem aan den Raad ingediend adres, het verzoek inhoudende om een gedeelte van het aan de gemeente toebehoorend Raamland buiten de Hoogewoerdspoort te doen inrichten tot schietbaan voor de Schutterij, welk verzoek bij den Raad aanhangig is gebleven. Ik neem daarom deze gelegenheid waar om het verzoek van den waar- nemenden Kommandant in de ernstige overweging van Uw College aan te bevelen en, wanneer tegen de inrichting van dat terrein tot schietbaan geen onoverkomelijke bezwaren bestaan, tot U de vraag te richten of het niet mogelijk zou zijn, het verzoek bij den Raad te ondersteunen. Te ontkennen is het toch niet, dat het hebben van een schietterrein in de onmiddellijke nabijheid der stad voor de oefeningen der Schutterij eene zeer wenschelijke zaak zoude zijn, en wanneer aan het Raamland nu definitief eene andere bestemming wordt gegeven, zal zich wellicht niet gemakkelijk eene andere geschikte gelegenheid in de onmiddellijke nabij heid der stad voordoen. De schietbaan zou tevens dienstbaar kunnen worden gesteld voor de militaire bezetting, en overleg daaromtrent met het Departement van Oorlog zou er wellicht toe kunnen leiden, dat door het Rijk in de kosten van inrichting der schietbaan werd bijgedragen. Aan Heeren Burg. en Weth. De Commissaris des Konings in de der gemeente Leiden. provincie Zuid-Holland, Fook. Leiden, 6 Januari 1885. Naar aanleiding van bijgaande bescheiden die na gemaakt gebruik be leefd terug worden verzocht, neem ik de vrijheid UEd.Achtb. te verzoeken, mij zoo mogelijk te willen inlichten, omtrent de plannen die ten aanzien der op het Raamland op te richten schietbanen bestaan, en welhoeveel banen op het terrein zullen kunnen worden opgericht, op welken afstand zal kunnen worden geschoten, en eindelijk of de gemeente genegen is, de op te richten schietbanen voor de oefeningen van het garnizoen be schikbaar te stellen, en zoo ja, onder welke voorwaarden. Aan den Heer Burgemeester De Kolonel Garnizoens-Kommandant» der gemeente Leiden. op last de Pl.-Adjudant, Van Diepenbrugge. Aan hunne EdelAchtb. Heeren Burg. en Weth. der gemeente Leiden. Geven met verschuldigden eerbied te kennen, Th. Evekink en H. G. Van Holthe tot Echten, Bestuursleden der Leidsche Studentenvereeniging tot vrijwillige oefening in den wapenhandel Pro Patria: dat zij met ingenomenheid kennis genomen hebben van het request der d.d. Schutterij alhier en van dat der Leidsche Scherpschuttersvereeni- ging alhier aan den Gemeenteraad aangeboden, inhoudende het verzoek om het zoogenaamde Raamland buiten de voormalige Hoogewoerdspoort disponibel te stellen tot het aanleggen van schietbanen, welke requesten in Uwe Raadsvergadering van 15 Januari jl. behandeld werden; dat de verre afstand, waarop de thans gebruikt wordende schietbanen te Katwijk gelegen zijn, ook voor de vereeniging Pro Patria groote be zwaren oplevert tengevolge van het groote tijdverlies, hetwelk elke schiet oefening veroorzaakt dat daardoor dikwerf menig lid weerhouden wordt aan bedoelde schiet oefening deel te nemen, zelfs nadat het aantal oefeningen reeds tot ééne per week beperkt is; dat het Bestuur reeds meermalen op voormeld bezwaar is afgestuit, waar het betrof het houden van groote nationale concoursen; dat dit bezwaar niet alleen belemmerend werkt op den bloei der ver eeniging Pro Patria, maar ook der gemeente Leiden de voordeelen doet derven, welke de toevloed van vreemdelingen bij dergelijke groote con coursen oplevert; dat de vereeniging Pro Patria alzoo zeer gebaat zoude zijn bij het tot stand komen van schietbanen in de meer onmiddellijke nabijheid der stad dat de vereeniging Pro Patria bereid zal bevonden worden om, waar noodig, dit totstandkomen finantieel te steunen dat zij mitsdien de hoop koesteren, dat het UEdelachtbaren behagen moge goedgunstig te beschikken op de bij U ingediende verzoekschriften in zake die schietbanen. 't Welk doende, enz. Th. Evekink, President, Leiden, 11 Februari 1885. H. G. Van Holthe tot Echten, Secretaris. Leiden, 3 Maart 1885. De Commissie van Fabricage heeft de eer op de in hare handen ge stelde adressen van den waarnemenden Commandant der dienstdoende Schutterij en van de Besturen der Leidsche Scherpschuttersvereeniging en der Leidsche Studentenvereeniging tot vrijwillige oefening in den wapen handel Pro Patria, alsmede de missive van den Commissaris des Konings in de provincie Zuid-Holland, betreffende den aanleg van een schietbaan op het Raamland aan den Hoogen Rijndijk onder de gemeente Zoeterwoude, te berichten, dat de Gemeenteraad zich bij besluit van 8 December 1881 met algemeene (23) stemmen vereenigde met het gevoelen van Burg en Weth., hoofdzakelijk hierop neerkomende: a. dat bij eventueele uitbreiding van de grenzen der gemeente het Raamland gelegen in de onmiddellijke nabijheid van de gemeente in het vervolg bij uitnemendheid geschikt kan worden, om als bouwterrein te worden gebezigd voor de oprichting, hetzij van particuliere woningen, hetzij van gebouwen, bestemd voor gemeentelijke- of andere doeleinden b. dat de behoefte aan een schietbaan in de onmiddellijke nabijheid der gemeente voor een belangrijk deel is vervallen, daar in de laatste jaren de communicatie met Katwijk, alwaar in het duin een uitmuntende ge legenheid bestaat voor schietoefeningen, zoo belangrijk is verbeterd, ten gevolge waarvan grootendeels is te gemoet gekomen aan het ongerief, dat het gemis van een Leidsche schietbaan oplevert. (Ingekomen Stuk ken bl. 123). Zonder nu te treden in een onderzoek, of de gemeente, dan wel het rijk verplicht kan worden geacht tot de zorg voor een schietbaan in het belang van 's Lands Weerbaarheid ten dienste van Garnizoen en Schutterij, waaromtrent naar alle waarschijnlijkheid eerlang eene Koninklijke beslis sing kan worden verwacht, is het de vraag, of de gemeente daarvoor geheel of gedeeltelijk de vereischte uitgestrektheid grond zal beschikbaar stellen en wat het Raamland betreft, met verlies van de inkomsten, die zij daarvan trekt. Volgens het ingediend plan zal een strook grond, ter lengte van 300 meters en ter breedte van 35 meters voor den aanleg van een schietbaan worden vereischt, maar zal tot afscheiding van het overig gedeelte van het Raamland, onvermijdelijk daarlangs moeten gegraven worden een sloot van minstens vier meters breedte, zoodat het Raamland zou worden ver smald met eene uitgestrektheid van ongeveer 120 aren of ongeveer één zesde gedeelte van het geheel. Wanneer men zich herinnert, welke maatregelen werden voorgeschre ven om de schietbaan op het Raamland aan den Maresingel buiten gevaar te stellen en welke klachten daaromtrent zijn ingekomen, die tengevolge hebben gehad, dat bij Raadsbesluit van 28 October 1878 het slechten van de schietbaan is bepaald, dan kan men ook niet nalaten op te merken, dat de vergunning die, krachtens de wet van 2 Juni 1875 tot den aanleg van een schietbaan wordt vereischt, zoo zij al wordt ver leend, bezwarende voorwaarden zal behelzen, die strekken moeten tot beveiliging van menschen en vee, die zich in de omgeving bevinden, langs de singels en wandelwegen, op de weilanden en in de buurten, zooveel is zeker, dat de verhuring van het overblijvende gedeelte als weiland, door de vrees voor onrust en onveiligheid, die in de omgeving heerschen, zeer bezwaarlijk en tot geringen huurprijs zal geschieden. De gemeente zal derhalve, wanneer het Raamland, groot 720 aren, na overeenkomstig de voordracht, tot goed weiland te zijn gebracht, in het openbaar wordt verhuurd tegen een jaarlijkschen huurprijs van minstens 150 per hectare, moeten rekenen op een verlies van f 1000 'sjaars, 'tzij het Raamland geheel of gedeeltelijk tot den aanleg van een schiet baan wordt afgestaan onverminderd dat van de voordeelen eener bebou wing van den grond, wanneer de pogingen tot uitbreiding van de grenzen der gemeente, die ook dat grondgebied zouden insluiten, mochten gelukken. De Commissie van Fabricage vindt in een en ander overweging, behalve in het Raadsbesluit van 8 December 1881, dat zeer beslissend is, voldoende gronden, om tot eene afwijzende beschikking te adviseeren. Aan Heeren Burg. en Weth. De Commissie van Fabricage, der gemeente Leiden. Te Leiden ter Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1885 | | pagina 16