GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
9
INGEKOMEN STUKKEN.
N°. Iff. Leiden, 19 Februari 1885.
Wij hebben de eer Uwe Vergadering in overweging te geven aan den
aannemer der voorbereidende werkzaamheden voor het fort aan de Drecht,
N. Van Haaren, vergunning te verleenen om diepgrond te storten in het
Brasemermeer en een zandplaat aldaar te doen wegbaggeren onder de in
het rapport der Commissie van Fabricage voorgestelde voorwaarden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan de Edel Achtb. Heeren Burg. en Weth. der gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen, Nicolaas Van Haaren, aan
nemer der voorbereidende werkzaamheden voor het fort aan de Drecht
nabij Uithoorn, dat hij 15 Januari jl. aan Heeren Dijkgraaf en heemraden,
van het Hoogheemraadschap Rijnland, vergunning heeft gevraagd
1°. Om een zeker kwantum overtollige grond van genoemd werk te
mogen storten in sommige overdiepe gaten van het Brasemermeer voorbij
de Oude Wetering:
2®. Dat in genoemd Brasemermeer zich, nabij Oude Wetering, eene
zandplaat bevindt, die hinderlijk is voor de scheepvaart, waarvan hij zich
door proefbaggering wilde overtuigen of dat zand voor zijn werk dienstig
kan zijn en zoo ja, die plaat te mogen wegbaggerendat genoemd col-
legie van Rijnland hem deze vergunning wil verleenen, zoodra hij hiertoe
vergunning vanwege het gemeentebestuur der stad Leiden, als eigenaresse
van genoemd meer zal hebben verkregen.
Reden waarom hij de vrijheid neemt UEd. Achtb. eerbiedig te verzoe
ken, hem dit te willen toestaan en verklaart zich gaarne bereid de even
tueel door UEd. Achtb. in deze te stellen voorwaarden te willen aannemen.
't Welk doende,
UEd. Achtb. Dw. Dienaar,
Uithoorn, 9 Februari 1885. N. Van Haaren.
Leiden, 17 Februari 1885.
De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van N. Van
Haaren te berichten, dat bij haar geen bezwaar bestaat om aan hem als
aannemer der voorbereidende werkzaamheden voor het fort aan de Drecht
nabij Uithoorn, vergunning te verleenen om overtolligen uitgebaggerden grond
te bergen in sommige diepe gaten van het Brasemermeer, alsmede een
voor de scheepvaart hinderlijke zandplaat in dat meer weg te baggeren,
mits zich gedragende naar de aanwijzingen van den Gemeente-Architect
en zich verstaande met den pachter van het vischwater ten aanzien van
het bedrag der schadevergoeding, door het bergen van grond als anders
zins, daarop aanspraak makende.
Aan heeren Burg. en Weth. De Commissie van Fabricage,
der gemeente Leiden.
N°. 18. Leiden, 23 Februari 1885.
Krachtens raadsbesluit van 9 Mei 1879 zijn door de gemeente van den
staat in erfpacht aangenomen eenige duingronden onder de gemeente
Katwijk ten behoeve van de Leidsche Duinwatermaatschappij, zijnde die
uitgifte in erfpacht goedgekeurd bij de wet van 21 April 1880(Stbl. n°. 48).
Bij art. 2 dier Wet is de Minister van Financiën gemachtigd om aan
de gemeente Leiden, wanneer zij verlenging van de Leidsche Duinwater
leiding wenschelijk acht, meerderen grond in erfpacht te geven en wel de
daarvoor benoodigde strook Staatsgrond onder de gemeenten Katwijk en
Wassenaar breed ongeveer 100 meters met den Staatsgrond tusschen die
strook en Groot en Klein Berkheide.
Vermits thans uitbreiding van de in gebruik genomen grond ten be
hoeve van de Duinwaterleiding noodig is, zal alsnog tot het in erfpacht
nemen van dien meer benoodigden grond moeten worden besloten en wel
van den grond die omschreven is in de hierbij ter toelichting overgelegde
concept-akte en onder de daarbij omschreven voorwaarden, welke overeen
komen met de voorwaarden waarop de eerste uitgifte in erfpacht heeft
plaats gehad.
Wij geven Uwe Vergadering uit dien hoofde in overweging tot die
overneming in erfpacht te besluiten.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
De ondergeteekenden
1°. David Marie Van der Veen, Ontvanger der Registratie en Domeinen
te Noordwijk, handelende namens den Staat der Nederlanden, als daartoe
gemachtigd bij brief van den Directeur der Registratie en Domeinen voor
de provincie Zuid-Holland te 's Gravenhage, van den 16den Januari 1885
n°. 377/139, Domeinen, krachtens brief van den Minister van Financiën
van den 9den Januari 1885 n®. 24, Domeinen.
2°. Louis Marie De Laat de Kanter, Burgemeester der gemeente Leiden,
en Mr. Ewald Kist, Secretaris dier gemeente, als vertegenwoordigende het
College van Burgemeester en Wethouders, dat namens die gemeente han
delt, ter uitvoering van het besluit van den Gemeenteraad
Goedgekeurd bij besluit van de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland
Zijn overeengekomen als volgt:
Art. 1.
De Staat geeft ter uitvoering van art. 2 van de .wet van 21 April 1880,
Staatsblad n®. 48, aan de gemeente Leiden in erfpacht uit en deze neemt
in erfpacht aan, ten behoeve van de verlenging van het Duinwaterleiding-
Kanaal met glooiingen en parallelwegen der Leidsche Duinwatermaatschappij,
de strook duingrond, breed ongeveer 100 meters, gelegen in de gemeente
Katwijk, zich ten Zuid-Westen onmiddellijk aansluitende aan de tot heden,
krachtens akte van 24 Juni 1879, tusschen den Staat en de gemeente
Leiden gesloten, aan de Duinwatermaatschappij in erfpacht gegeven grond.
De thans in erfpacht uitgegeven wordende strook grond bestaande uit
28,10 aren begroeide pan of groene duinvlakte en 1,71,90 hectaren hoog
duin is kadastraal bekend, gemeente Katwijk, sectie A. n®. 4125, groot
28,10 aren, en een gedeelte groot 1,7190 hectaren van n®. 4887. Zij is
aangewezen op de bij het voor den Staat bestemde exemplaar van boven
gemelde akte van 24 Juni 1879 behoorende kaart, alsmede op de aan
het voor den Staat bestemde exemplaar dezer akte gehechte teekening.
Art. 2.
De uitgifte geschiedt voor den tijd van drie en veertig jaren, ingaande
den eersten Januari 1800 vijf en tachtig, en eindigende den een en der
tigsten December 1900 zeven en twintig; de gemeente is bevoegd om de
erfpacht na expiratie van den termijn van uitgifte, tweemaal met vijf en
twintig jaren te verlengen, mits zich daaromtrent ten minste één jaar te
voren verklarende.
Art. 3.
De jaarlijksche Canon die met één Januari 1800 vijf en tachtig ingaat,
wordt met buiten effectstelling der beide eerste alinea's van art. 48 der
wet van 26 Mei 1870 (Stbl. n®. 82), vastgesteld op zeventien gulden
twee en een halven cent. Hij moet telken jare vóór of op den eersten
November betaald worden ten kantore van den ontvanger der Registratie
en Domeinen te Noordwijk of die hem als zoodanig vervangt; voor het
eerst alzoo vóór of op den eersten November 1800 vijf en tachtig.
Art. 4.
De uitgifte geschiedt overigens op de voorwaarden vermeld in de arti
kelen 4, 5 en 6 der bovengemelde akte van 24 Juni 1879.
Art. 5.
De kosten dezer akte, de Zegel-, Registratie- en Overschrijvingsrechten
daaronder begrepen, worden door de gemeente Leiden gedragen.
Aldus in dubbel opgemaakt.
N®. 19. Leiden, 23 Februari 1885.
Bij het in onze handen gesteld adres van eenige Warmoezeniers alhier
wordt verzocht aan niet-ingezetenen dezer gemeente te verbieden groenten
langs de huizen ten verkoop aan te bieden, maar hun voor dien verkoop
eene markt aan te wijzen.
Wat dit laatste punt betreft is bij de Verordening van 9 Januari 1868,
houdende aanwijzing der plaatsen, dagen en uren voor de verschillende
markten (Gem. blad n®. 1 van dat jaar) zulks reeds bepaald als volgt
des Woensdags en Zaterdags van zes uren des morgens tot twaalf uren
des middags voor het verkoopen van groenten aan den Ouden Singel en
wel voor de Warmoezeniers van de brug aan de Janvossensteeg tot
aan de Mare en voor de Veenlieden van de Mare tot aan de Prinsen
straat, des Dinsdags en Vrijdags van zes tot negen uren des morgens, ter
zelfder plaatse voor de verkoopers van groenten. Burg. en Weth. kunnen
het houden der markt ook op andere dagen toestaan.
De door adressanten gevraagde groentenmarkt is alzoo reeds geregeld.
Tot een verbod aan niet-ingezetenen om groenten langs de huizen rond
te venten zal evenwel bezwaarlijk kunnen worden overgegaan, welk ver
bod, al kon zulks worden uitgevaardigd, ongetwijfeld zoude strekken in
het nadeel der ingezetenen, die thans de voordeelen genieten van de con
currentie op dit gebied, terwijl het aan adressanten volkomen vrij staat
op dezelfde wijze als hunne vakgenooten uit de nabij gelegen gemeenten
groenten aan de huizen der ingezetenen ten verkoop aan te bieden.
Wat aangaat de mishandeling van dieren, waarop adressanten de aan
dacht vestigen, daartegen wordt uit den aard der zaak, voor zooveel de
betrekkelijke wettelijke bepalingen daarvoor aanleiding geven, gewaakt en
dat de bestrating zoude worden beschadigd door groentenverkoopers niet-
ingezetenen, die niet in de belasting bijdragen, is een bezwaar dat niet
alleen geldt ten aanzien van deze categorie van personen, maar van ieder
niet-ingezeten, die met paarden of wagens deze gemeente bezoekt.
Wij geven Uwe Vergadering op grond van een en ander in overweging
aan adressanten te kennen te geven dat er geen termen bestaan tot het
nemen van maatregelen als door hen verlangd.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den WelEdel Achtb. Raad der gemeente Leiden.
Geven met verschuldigden eerbied en gepaste vrijmoedigheid te kennen
wij ondergeteekenden Warmoezeniers allen inwoners der opgemelde gemeente.
Dat zij zich tot den WelEdel Achtb. Raad wenden met het eerbiedig
verzoek om, alle de loopers met groenten dewelke van Rijnsburg en diverse
gemeenten komen, gelieven te verbieden dezelve langs de huizen uit te
venten, maar hen op een plaats als markt te verwijzen en wel om de
navolgende reden.
Ten eerste komen zij tot groote ergernis van de leden der dierenbe
scherming aangaande hunne honden, die het hun aan laat zien dat zij
het werk alleen doen.
Ten tweede rijden en rossen zij de bestrating defect waarvoor zij niets
geene schadevergoedering behoeven te betalen. Terwijl wij ingezetenen als
belastingplichtigen dezelve in meerder of minder maten moeten helpen
onderhouden.
Ten derde komen zij ons brood geheel uit den mond halen daar de
onbeschaamdheid zoo ver gaat dat zij niets ontzien om zelfs naast, boven
en over de deur te vragen, terwijl wij, die op zware lasten zitten, dagen
achtereen niets verkoopen, zoodat wij bijna niet kunnen bestaan en zoo
doende niet kunnen betalen.
Ten laatste WelEdel Achtb. zoude er voor de stad nog eenig voordeel
uit kunnen vloeien door iedere wagen die binnen de stad komt marktgeld
te laten betalen, dagelijks komen er wel 70 a 80 wagens in de stad; ge
steld nu dat deze met 25 verminderd werden dan zoude toch het voor
deel voor de stad nog groot zijn, het is niet om de inwoners die met de
wagens rijden te doen want daar zijn ook belastingplichtigen onder, maar
enkel omdat zij van Rijnsburg en van andere gemeenten met zoo grooten
getale komen.
Hopende dat voor ons op dit verzoek een gunstig advies zal volgen,
noemen wij ons met verplichtenden eerbied en ontzag,
Ond. Dw. Dienaren,
Leiden, 10 Februari 1885. F. Laken.
Volgen nog 63 andere onderteekenaren.