GEMEENTERAD VA LEIDEI
7
INGEKOMEN STUKKEN.
N°' la' Leiden, 5 Februari 1885.
Ter vervulling van de vacature, in onze Commissie ontstaan ten gevolge
van het nemen van ontslag, wegens vertrek, door den heer Mr. J. S. D.
Van Doorn, hebben wij de eer Uwe Vergadering de volgende aanbeveling
van twee personen, aan te bieden:
1°. den heer H. P. T. Van Wensen.
2°. den heer Felix H. A. Driessen.
De Plaatselijke Schoolcommissie,
Aan den Raad D. Bierens de Haan, Voorzitter,
der gemeente Leiden. J. A. Van Hamel, Secretaris.
13* Leiden, 12 Februari 1885.
Bij onze hiernevensgaande voordracht wordt om de daarbij vermelde
redenen eene naamsverandering van het Werkhuis in overweging gegeven,
omtrent welk voorstel, alvorens het aan Uwe Vergadering in te dienen,
het gevoelen van Bestuurderen van genoemde instelling is ingewonnen.
Blijkens het daarop door dat Bestuur uitgebracht advies, dat mede hierbij
wordt overgelegd, bestaan er bij de meerderheid tegen eene naamsveran
dering gewichtige bezwaren, terwijl de minderheid daarmede genoegen
zoude kunnen nemen, wanneer de naam werd veranderd in „Gemeentelijke
Werkinrichting" in plaats van in „Gemeentelijke Inrichting tot Werkver-
schaffing, zooals door ons was voorgesteld.
Wat dit laatste punt betreft komt ons de aangegeven wijziginc zeer
aannemelijk voor, omdat de naam Werkinrichting inderdaad meer iiTover-
eenstemming is met den aard en de bestemming der instelling en de
naam Inrichting tot Werkverschaffing wellicht aanleiding zoude kunnen
geven tot de onderstelling dat in het Werkhuis ten allen tijde werk zoude
moeten worden verschaft, ook al was er op een gegeven oogenblik geen
werk te verstrekken.
Wat nu aangaat de door de meerderheid aangevoerde bezwaren komt
het ons, met volkomen waardeering van de daarbij ontwikkelde zienswijze,
voor dat bij enkele aangevoerde argumenten wel eenige overdrijving valt
waar te nemen, vooral waar beweerd wordt dat het toegeven aan het ver
zoek tot naamsverandering noodwendig zal leiden tot het inwilligen van
andere eischen in het vervolg, en dat over het algemeen te veel uit het
oog is verloren het motief op grond waarvan de naamsverandering werd
in overweging gegeven.
Uit de door onzen Voorzitter met den afgevaardigde van de werklieden
verenigingen gehouden samensprekingen toch was gebleken dat de naam
„Werkhuis voor enkele belanghebbenden een reden was, om bij gebrek
aan werk, zich niet tot die inrichting te vervoegenop grond van dien
naam vreesden zij dat, wanneer zij daarheen hunne toevlucht namen, zij
wellicht eenigermate in de achting hunner medeburgers zouden dalen.
Wij hebben dit bezwaar steeds wel als een vooroordeel aangemerkt,
maar toch als een vooroordeel waaraan zonder eenig bezwaar kon worden
tegemoet gekomen, omdat door naamsverandering in den aard en de inrich
ting van het Werkhuis hoegenaamd niets wordt veranderd, en het kwam
ons wenschelijk voor aan de verontschuldigingen dienende om zich aan
het bezoek van het Werkhuis in tijd van nood te onttrekken, hetzij ze
dan oprecht gemeend dan wel slechts voorgewend waren, zooveel op den
weg van het Gemeentebestuur lag, in het vervolg hare kracht en betee-
kenis te ontnemen.
Deze overweging alleen heeft ons tot de indiening van het voorstel
aanleiding gegeven en nog zijn wij, ook na kennisneming van het rapport
van Bestuurderen van het Werkhuis, overtuigd dat eene naamsverandering
niet die gevolgen zal na zich slepen die de meerderheid daarvan vreest.
Elk verzoek dat later mocht worden gedaan om wijziging te brengen in
den aard en de inrichting van het Werkhuis zal, zooals reeds van zelf spr eekt,
op zich zelve moeten worden beoordeeld en wij zien niet in op grond
waarvan het veranderen van den naam, ten einde aan een bezwaar, al zij
het ook een bezwaar van zeer weinig beteekenis en wellicht niet eens ern
stig gemeend, te gemoet te komen, tengevolge zoude moeten hebben dat
later eventueele verzoeken van andere en veel verder gaande strekking
zouden moeten worden ingewilligd.
Wij geven Uwe Vergadering alsnu in overweging den naam van S t e-
delijk Werkhuis, overeenkomstig het advies van de minderheid van
het Bestuur dier instelling, te veranderen in Stedelijke Werk-
in richting.
Welke overigens de beslissing ook zij, zal het in allen gevalle uit de
behandeling van deze aangelegenheid duidelijk blijken dat er voor hen, die
tengevolge van min gunstige tijdsomstandigheden of uit anderen hoofde
gebrek hebben aan werk, geenerlei schande in gelegen is hunne toevlucht
tijdelijk te nemen tot het Werkhuis, ten einde op volkomen eerlijke wijze
in hun onderhoud te voorzien, hetzij dan dat die inrichting bekend blijft
onder den naam van Werkhuis, dan wel daaraan de naam van
Werkinrichting of eene andere worde gegeven.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 2 Februari 1885.
Het Bestuur van het Werkhuis heeft Uwe missive van 22 Januari 1885
n°. 59 ontvangen, begeleidende het concept-voorstel door U aan den
Gemeenteraad in te dienen, de strekking hebbende om den naam tot
heden door de Inrichting onder ons bestuur staande gedragen, te veran
deren in die van Gemeentelijke Inrichting tot Werkverschaffing.
Het Bestuur volkomen toejuichende de houding door Burgemeester en
Wethouders aangenomen ten aanzien van de ook hier ter stede opgeko
men quaestie der werkeloosheid, en waardeerende de welwillende bedoe
lingen die Burg. en Weth. geleid hebben tot het voorstellen eener naams
verandering, mag echter niet ontveinzen dat daartegen bij hen ernstige
bezwaren bestaan die het de vrijheid neemt met bescheidenheid aan Uwe
aandachtige overweging te onderwerpen.
In de eerste plaats is het Bestuur gehecht aan den naam „Werkhuis"
onder welke benaming de inrichting is opgericht en thans 32 jaren met
eere heeft bestaan, gedurende welken tijd het ontegenzeggelijk groote
diensten heeft bewezen vooral in moeilijke tijdsgewrichten (b. v. in 1852
en 18(52) toen er wezentlijk werkeloosheid heerschte.
In die dagen had het woord „Werkhuis" niets afschrikkends voor
degenen die door de ongelukkige tijdsomstandigheden genoopt werden
daarvan gebruik te maken. Niemand heeft in al dien tijd er aan gedacht
het denkbeeld van gevangenis of strafplaats met onteerende gevolgen te
hechten aan die inrichting op grond van de benaming „Werkhuis".
De gansche burgerij is altoos ten volle bekend geweest met den aard
der inrichting als toevluchtsoord voor werkeloozen, waaraan dezen huis
vesting bij dag, gezond voedsel, behoorlijke verwarming en belooning voor
werk, voor zooverre dit te vinden was, werd verstrekt. Het Bestuur kan
dus niet begrijpen hoe aan de benaming „Werkhuis" thans op eens zulk
een ongunstige en verkeerde beteekenis wordt gehecht, zoozeer dat op
grond daarvan een oude, bekende en gevestigde naam zou moeten worden
prijs gegeven. Onder dien naam toch is de inrichting niet alleen hier ter
stede bekend maar ook buiten af heeft zij zekere reputatie verworven
uit menige gemeente is men bij ons inlichtingen komen vragen om op'
dat model elders gelijksoortige inrichtingen te scheppenmenige betrek-
king is er met particulieren buiten de gemeente aangeknoopt, bij allen
moet eene naamsverandering wel den indruk maken alsof de inwendige
inrichting eene hervorming vereischte, niemand toch zal zondere ophel
dering, en dan nog slechts met verbazing, kunnen gelooven dat eene
eerzame en juiste benaming is prijs gegeven bij eene vruchtelooze poging
om vooroordeelen bij onontwikkelde personen op te heffen.
Op grond van het goed verleden en den gevestigden goeden naam der
inrichting blijft het Bestuur dus prijsstellen op het behoud van de bena
ming „Werkhuis".
Maar het Bestuur heeft nog een ander en in zijn oog gewichtiger be
zwaar tegen het voorstel. Het ziet daarin den eersten, schijnbaar onschul-
digen, stap op een gevaarlijke baan, die der Concessiën. Die stap eenmaal
gedaan zijnde, leidt noodwendig tot andere. Heden geldt het den naam
der inrichting, morgen de maatregelen van bestuur, weldra zullen er
eischen omtrent voeding, loon enz. worden gesteld totdat men eindelijk
zal gaan drukken op den eisch van officieele werkverschaffing, en
zulks te stelliger wanneer het voorstel van Burg. en Weth. zal zijn aan
genomen en daardoor dat woord een klank zal zijn geworden waaraan
zoo gemakkelijk een zin zal worden gegeven die zeer zeker thans niet in
de bedoeling van Burg. en Weth. ligt. En dat dit gevaar niet denkbeeldig
is blijkt uit hetgeen m andere gemeenten valt op te merken. De driest
heid toch waarmede men elders, waar de publieke weldadigheid zich zoo
zeer inspant om het leed te verzachten, niettegenstaande die pogingen,
toch met brutale eischen voor den dag komt, geeft reden tot nadenken
en behoort tot voorzichtigheid en vastberadenheid te nopen tegenover de
eerste uitingen van een geest die weldra ook hier zich wellicht zou willen
doen gelden.
Door de voorgestelde naamsverandering wordt integendeel eene gereede
aanleiding gegeven tot overleggingen omtrent den aard der inrichting die
geheel en al vreemd zijn geweest aan de stichting en tot heden gelukkig
nimmer bij het Bestuur in aanmerking zijn genomen.
Het acht het dus van het hoogste gewicht dat door het behoud van
het woord „Werkhuis" de oude goede traditie aan dat woord hier ter
stede verbonden, bewaard blij ve en niet vervangen worde door eenig ander
dat later aan afwijkende interpretatie aanleiding kan geven, alle twijfel
omtrent het ware begrip van het door het langdurig gebruik geijkte
woord „Werkhuis moet naar het bescheiden oordeel van de meerderheid
van het Bestuur met beslistheid worden afgesneden.
De minderheid van het Bestuur zou in eene naamsverandering evenwel
die groote bezwaren niet zien; toch komt het haar voor dat, zoo tot die
verandering moest worden overgegaan, de door Burg. en Weth. voor
gestelde minder verkieslijk ware, als zijnde te omslachtig en daardoor
voor de praktijk minder geschikt. Zij zou geen bezwaar maken tegen de
benaming „Gemeentelijke Werkinrichting".
Bestuurderen van het Werkhuis,
J. Van Heukelom Jr., Voorzitter.
H. C. Jüta, Secretaris.
Leiden, 19 Januari 1885.
Evenals in andere gemeenten heeft ook te dezer stede het gebrek aan
werk in vele takken der fabrieks- en ambachtsnijverheid in verband met
de minder gunstige tijdsomstandigheden een punt van overweging en be
spreking in verschillende vereenigingen uitgemaakt.
Naar aanleiding van eene daartoe gedane oproeping aan de werklieden
verenigingen, zijn er 16 dier vereenigingen op eene algemeene vergade
ring vertegenwoordigd, terwijl alstoen een bestuur is benoemd hetwelk
zich ter overlegging van de in deze te nemen maatregelen in verbinding
heeft gesteld met den Voorzitter van ons College. Uit die conferentien met
den afgevaardigde van dat Bestuur gehouden bleek dat er geenszins met
zekerheid kon worden geconstateerd of er inderdaad ook hier ter stede
meer gebrek is aan werk dan in andere jaren bij wintertijd en zoo ja
in welke mate, doch dat het door de besturen dier vereenigingen met het
oog op bestaande behoeften hetzij dan dat deze grooter of even groot
mochten wezen dan anders het geval is, wenschelijk werd geacht dat eene Com
missie werd in het leven geroepen ten einde deswege een onderzoek in
te stellen, gelden bij de ingezetenen in te zamelen en werk te verstrek
ken aan hen die daarvoor in de termen vallen.
Door den Voorzitter werd alstoen gewezen op het alhier sedert jaren
bestaande Stedelijk Werkhuis; eene inrichting die uit haren aard bestemd
is om werk te verschaffen aan hen die zulks elders niet kunnen bekomen,
alwaar het noodig levensonderhoud wordt verstrekt en wekelijks eenig
loon naar verhouding van den verrichten arbeid wordt uitgekeerd.
Zij die geen werk bij fabrieken of bij ambachten mochten kunnen be
komen, zouden zich alzoo bij die instelling hebben te vervoegen en daar
door toonen zich zeiven te willen helpen. Vermits evenwel het loon dat
in het Werkhuis kan en mag worden uitgekeerd, uit den aard der zaak
gering is voor de bovenbedoelde werk- en ambachtslieden, die een ander