2
zou dus in allen gevalle minder in strijd zijn met de wet dan de ge-
heele reeds bestaande begraafplaats. Overigens geef ik gaarne toe dat ieder
lid van den Raad het recht heeft afwijzend op het verzoek te beschikken,
wanneer hij meent dat misbruik kan worden gemaakt van eenige te ver-
leenen toestemming of wanneer hij voor zich zeiven motieven heeft, waar
door het hem raadzaam voorkomt eenig aan de gemeente toebehoorend
eigendom niet in andere handen te doen overgaan.
De heer Zaalberg. U heeft daar aangevoerd, M. de V., dat de distantie
van het nieuw aan te plempen gedeelte tot de gemeente Leiden grooter
is dan van de nu reeds bestaande begraafplaats gerekend. Maar hoe groot
is nu de afstand van den overkant en wel van de gemeente Leiderdorp?
De wet bepaalt niet dat de begraafplaats juist 50 meter verwijderd moet
zijn van de gemeente, waarvoor zij wordt aangelegd, maar van elke be
bouwde kom eener gemeente.
Nu ligt aan de overzijde van de begraafplaats de kom der gemeente
Leiderdorp wel niet, maar er bevinden zich aan den Singel toch reeds
vele woningen, waarvan het aantal mettertijd waarschijnlijk wel zal toe
nemen. Wanneer dus de afstand tot de begraafplaats aldaar dan niet meer
50 meters bedraagt, zal men de begraafplaats daar niet mogen uitbreiden
en zullen de lieden, die later daar willen bouwen, genoodzaakt zijn daartoe
verlof bij de Gedeputeerde Staten, na verhoor van den geneeskundigen Inspec
teur in de provincie, te vragen.
Gaarne zoude ik daarom van U willen vernemen, M. de V., of ook na
de aanplemping, er een ruimte van 50 meters zal overblijven. Ik voor
mij meen dit ten sterkste te moeten betwijfelen. Uit de voordracht toch
blijkt, dat de strook water die niet gedempt zal worden, 20 meters breed
zal zijn. Neemt men nu voor de breedte van den Singel hoogstens 20
meters, dan zal de geheele afstand nog slechts na de demping 40 meters
bedragen, zoodat de op het bedoelde terrein gebouwde woningen wel dege
lijk binnen den door de begrafeniswet verboden kring zullen gelegen zijn,
terwijl art. 16 van de wet, tot vaststelling van bepalingen betreffende de
begraafplaatsen, van het jaar 1869 zegt: „Geene begraafplaats wordt aan
gelegd dan op den afstand van ten minste 50 meters van elke bebouwde
kóm eener gemeente."
De Voorzitter. Mag ik den heer Zaalberg doen opmerken, dat met de
uitdrukking „kom der gemeente" bedoeld wordt de „kom der gemeente
Leiden", die geheel door naburige gemeenten begrensd wordt. Doch al ware
dit anders, de kom der gemeente Leiderdorp ligt misschien 25 maal verder
van de begraafplaats verwijderd dan de door de wet bepaalde afstand
Nu bezit ik wel geen bijzondere neiging om het de menschen die vlak
tegen onze grenzen aan willen bouwen, lastig te maken, maar, wanneer
er een beslissing genomen moet worden in het belang der gemeente Leiden,
mag het bij mij geen gewicht in de schaal leggen of dezen zich daardoor
in het vervolg al dan niet eenige formaliteiten zullen moeten getroosten.
Zij, die op het bedoelde terrein woningen willen stichten, moeten zelf
weten of zij de bezwaren aan die formaliteiten verbonden daarvoor over
hebben.
De heer Zaalberg. Dank U, M. de V. 1
De heer Van der Hoeven. In de eerste plaats, M. de V.wensch ik
met een enkel woord te weerspreken hetgeen door U het laatst gezegd
is. Art. 16 der Begrafeniswet spreekt wel degelijk van elke bebouwde
kom eener gemeente," en niet enkel van de kom der gemeente, binnen
welke de begraafplaats gelegen is. Ook wordt die uitdrukking overal in
de wet in dienzelfden zin gebezigd. Dit slechts in het voorbijgaan
Er is echter meer. Op mijne eenvoudige vraag hoe ver het nieuw
aan te leggen gedeelte der begraafplaats van de kom der gemeente zal
zijn gelegen, mocht ik van U M. de V. geen rechtstreeksch antwoord
ontvangen. Gij hebt enkel te kennen gegeven, dat de toestand zoo heel
erg niet zou zijn. Wel wordt door U erkend dat er strijd beslaat met
de wet, maar als verontschuldiging aangevoerd dat de begraafplaats op
de uiterste grens der gemeente is gelegen. Ik zie echter niet in dat dit
eenig verschil maakt; het spreekt immers van zelf, dat strijd met de
wet evenmin aan de grens der gemeente als binnen in de gemeente mag
worden toegelaten.
Er zou alleen dan iets voor uw stelling te zeggen zijn, wanneer er
een wet bestond, die aan het Nederlandsch-Hervormd Kerkgenootschap
de verplichting oplegde een begraafplaats binnen Leiden te hebben
Noch eenige wet noch het godsdienstig gebruik vorderen dit echter, en
wanneer nu de bestaande begraafplaats vol is en er is in de gemeente
Leiden geen geschikte plaats te vinden om te blijven begraven, dan moet
m. i. het Kerkgenootschap maar een gelegenheid buiten de gemeente
zoeken; doch voor ons kan die omstandigheid nooit een reden zijn, om
eene handeling te helpen plegen tegen de wet.
Ik verzoek dus op nieuw antwoord op mijne vraag: hoever de bedoelde
begraafplaats van de kom der gemeente verwijderd zal zijn.
De Voorzitter. Het schijnt dat ik mij zooeven niet duidelijk genoeg
heb uitgedrukt. De begraafplaats hier ligt in de kom der gemeente om
de doodeenvoudige reden dat wij daarbuiten niets hebben. En wat de
kom der gemeente betreft waaraan wij grenzen, n.l. die van Leiderdorp,
daarvan zijn wij verscheidene malen 50 meter verwijderdde enkele
huizen aan den overkant kunnen daar niet toe gerekend worden!
Wanneer wij dus onze begraafplaatsen in de gemeente willen hebben,
zal hare ligging altijd in strijd zijn met de wet!
Hetgeen nu voorgesteld wordt is evenwel eene minder erge overtreding
der wet dan de reeds bestaande toestand: wij naderen toch nog meer de
grenzen der gemeente omdat de begraafplaats naar buiten zal worden
verlegd. Overigens betwist ik den heer Van der Hoeven, of in 't algemeen
niemand het recht om zijne medewerking te onthouden, wanneer hij meent
dat de nieuwe eigenaars van hun eigendom een gebruik zullen maken dat hij
in strijd acht met de wet. Er kunnen zelfs nog andere redenen zijn die hem
nopen zijne medewerking aan het afstaan van den grond aan het Kerk
genootschap te onthoudendoch het komt mij tevens voor dat de Raad
zich daarmede niet behoeft in te laten. De uitvoering van de wet op het
begraven ligt buiten de bemoeiingen van den Raad. Staat deze den grond
af, dan is het de taak van de daartoe aangestelde autoriteiten om toe
te zien dat daarvan geen gebruik wordt gemaakt in strijd met deze wet.
De heer Zaaijer. M. de V.! Ik ben het noch met U noch met den
geachten vorigen spreker eens dat de tegenwoordige begraafplaats in strijd
zou zijn met de wet. Art. 16 der wet op het begraven van lijken enz.
bepaalt dat nieuwe hegraafplaatsen niet mogen worden aangelegd dan op
een afstand van ten minste 50 meters van elke bebouwde kom eener
gemeente; maar nu bevat art. 45 de overgangsbepaling dat de destijds
aanwezige begraafplaatsen, mits op een afstand van 35 meters van eene
bebouwde kom gelegen en overigens aan de eischen der wet voldoende,
kunnen blijven bestaan. Aan deze eischen voldoet echter de bedoelde
begraafplaats niet, want de afstand is geringer dan 35 meter. Maar
art. 46 luidt aldus: „De thans bestaande begraafplaatsen, welke niet op
den in art. 45 bepaalden afstand van eene bebouwde kom liggen, worden,
zoo zij schadelijk zijn voor de volksgezondheid, na ingewon
nen advies van den geneeskundigen inspecteur, krachtens besluit van de
Gedeputeerde Staten door den Burgemeester gesloten."
Aangezien nu de begraafplaats door den Burgemeester niet gesloten is,
meen ik te moeten aannemen dat de geneeskundige Inspecteur van Zuid-
Holland, van wiens ijver en voortvarendheid ik herhaalde blijken zag,
haar voortbestaan niet schadelijk voor de volksgezondheid heeft geoor
deeld. Hieruit volgt dus, dunkt mij, dat de tegenwoordige begraafplaats
niet in strijd is met de wet.
Wat betreft de vraag van den heer Van der Hoeven, die door U,
M. de V., nog niet is beantwoord, nl. of ook nagegaan kan worden op
welken afstand de begraafplaats van de bebouwde kom ligt, kan ik dien
spreker mededeelen dat, volgens de kaart destijds door de Commissie voor
de Volksgezondheid uitgegeven, en die ik hier vóór mij heb, het begin
van het nieuwe gedeelte juist op 50 meters van de bebouwde kom der
gemeente ligt.
Nu ik toch eenmaal aan het woord ben, wil ik er nog bijvoegen dat
het mij eenigszins onaangenaam heeft aangedaan, toen ik dit voorstel hier
aangekondigd zag. Veel liever toch zoude ik gezien hebben en ik ge
loof wel dat iedereen het hierin met mij eens zal zijn dat de begraaf
plaatsen op verderen afstand van de gemeente werden geplaatst. Met het
oog echter op de groote bezwaren aan de uitvoering daarvan vei bonden,
ben ik, hoe ongaarne ook, tot het besluit gekomen om mij met deze
voordracht te vereenigen.
Ik hoop evenwel dat dergelijke voorstellen hier niet meer ter sprake
zullen behoeven te komen. Alle begraafplaatsen hier ter stede toch ver-
keeren, wat hare ligging ten opzichte van den Singel betreft, ongeveer in
denzelfden toestand en ik zou het zeer betreuren indien wij andermaal een
gedeelte van onze Singels voor dit doel zouden moeten missen.
De heer Donner. M. de V.! Ik heb mij zeiven de vraag gesteld voor
hoevele jaren, naar de gewone rekening der sterfgevallen, de gemeente
commissie van het Nederl. Hervormd Kerkgenootschap met het aange
plempte gedeelte zal gebaat zijn. Een bepaald antwoord op die vraag heb
ik niet kunnen vinden, maar in aanmerking nemende het reeds vroeger
aangewonnen terrein, kan, dunkt mij, dat aantal jaren niet heel groot zijn.
Wanneer wij dus nu het bedoelde gedeelte singelwater verkoopen om
bij de begraafplaats aangeplempt te worden, bestaat er veel gevaar dat
deze, na verloop van 20 of 25 jaren, wat men noemt, vol is, en men er
dan toch toe zal moeten komen, om op eenigen afstand van de stad, eene
plaats voor een kerkhof te zoeken, hetzij dit door de burgerlijke gemeente
of door het llerv. Kerkgenootschap geschiedt.
Zou het dan nu wel raadzaam zijn, om misschien voor een betrekkelijk
gering aantal jaren geholpen te zijn, tot dien verkoop over te gaan Men
bedenke toch dat het gezicht op den Singel er zeker niet in fraaiheid
door zal winnen, terwijl het aantal lijken in de onmiddellijke nabijheid er
door vermeerderd wordt.
Wordt het dus niet veleer tijd dat de Raad over het aanleggen van
een andere begraafplaats gaat denken?
Het is daarom dat ik de vraag, waarvan ik zooeven sprak, herhaal. Gaarne
zou ik er een antwoord op willen ontvangen. Wellicht dat het lid der
Gemeente-commissie, dat in ons midden zitting heeft, ons zal kunnen zeg
gen voor hoeveel jaren, volgens de gewone sterfterekening, zij met den
gevraagden grond voldoende zal geholpen zijn.
De heer Van Hoeken. M. de V.! Ik zou den heer Donner op zijn vraag
slechts kunnen antwoorden dat de grond waarschijnlijk voor een 30 tal
jaren voldoende zal zijn. Om echter dat getal met juistheid aan te geven,
zou natuurlijk moeilijk gaan. Wanneer men echter bedenkt, dat het terrein
van de begraafplaats in zoo langen tijd niet is behoeven vergroot te worden,
kan, dunkt mij, de bedenking van den heer Donner niet zwaar wegen.
Bovendien zal, wanneer die dertig jaren om zijn, misschien een geheel
andere toestand geboren wezen.
De Voorzitter. Ten slotte nog eene enkele opmerking, die waarschijn
lijk den heer Van der Hoeven gerust kan stellen omtrent de meening
van de autoriteiten die in deze te beslissen hebben. Ik heb die achter
gehouden omdat zij niet in onmiddellijk verband staat met de quaestie
welke ons bezig houdt. Bij het in werking treden der wet bestond hier
geene zoogenaamde Algemeene Begraafplaats; de geneeskundige Inspecteur
en de Gedeputeerde Staten hebben met de ligging van het thans daar
voor aangewezen terrein volkomen genoegen genomen, waarschijnlijk omdat
ook zij begrepen zooals ik daar straks reeds zeide dat ook een
gemeente niet tot het onmogelijke verplicht kan worden. Er was geen
plaats buiten de kom der gemeente, er bleef dus niets anders over, dan
genoegen te nemen met de begraafplaatsen binnen de kom der gemeente.
Op verzoek van den heer Van der Hoeven wordt daarna in stemming
gebracht punt 1 luidende: „te besluiten dat niet meer bestemd is voor
den openbaren dienst een gedeelte water der Zijlsingelgracht van 4000
centiaren."
Aangenomen met 19 tegen 2 stemmen, die van heeren Van der Hoeven
en Buys. De heeren Van Hoeken en Bredius hielden zich buiten stemming.