De Voorzitter. Ik moet den heer Buys doen opmerken, dat het voorstel van den heer Groll niet anders is dan afstemming van het ar tikel zelf. Met de bijdrage toch staat en valt het geheele artikel, daar het geen enkele bepaling bevat, die noodig zou blijven, wanneer geene bijdrage wordt gevorderd. Het amendement van den heer Knappert wordt in stemming gebracht, verworpen met 14 tegen 9 stemmen. Voor stemden de heeren: Verster, De Goeje, Land, De Geus, Knappert, Van der Hoeven, Van Dissel, Damsté en Kaiser. Art. 10 wordt hierop aangenomen met 13 tegen 10 stemmen. Tegen stemden de' heeren: Verster, De Goeje, Land, Groll, De Geus, Knappert, Van der Hoeven, Van Dissel, Damsté en Kaiser. Art. 11 wordt zonder discussie of hoofdelijke stemming aangenomen. Art. 12. De Voorzitter. Het jaartal zal natuurlijk veranderd moeten worden en ik geef in overweging te bepalen dat de verordening met 1 Januari 1885 in werking zal treden. Aldus wordt besloten en het artikel daarna zonder discussie of hoof delijke stemming aangenomen. De Voorzitter. Onder de ambtenaren vermeld in den staat van ambten, die in aanmerking komen voor personen zou ik nog gaarne den archi varis opgenomen zien, omdat het, naar mijne overtuiging, niet mogelijk zal zijn in Leiden het archief in orde te houden zouder een archivaris en deze voortaan wel als een vast ambtenaar van de gemeente zal moeten worden beschouwd. De heer Buys. Ik vind het bedenkelijk, M. de V., a priori uit te ma ken dat de betrekking van archivaris altijd een blijvend ambt zal zijn. De bijvoeging is d. m. ook niet noodig: de tegenwoordige titularis heeft aanspraak op pensioen en wil men die ook toekennen aan een eventueelen opvolger dan kunnen Burg. en Weth. dit later altijd voorstellen. De Voorzitter. Mag ik doen opmerken dat onlangs in een der secties bij de behandeling der begrooting zelfs de vraag gesteld werd, waarom toch telkens het voorstel werd gedaan tot aanstelling van den archivaris voor den tijd van twee jaren en waarom niet werd voorgesteld dien amb tenaar eene vaste, doorloopende aanstelling te geven. Men scheen ook toen reeds van gevoelen te zijn dat men den titularis wel als een vast ambtenaar kon beschouwen. Overigens erken ik gaarne dat bij eene even- tueele nieuwe benoeming een dergelijk voorstel zou kunnen gedaan wor den, maar het kwam mij voor, aangezien wij nu toch de verordening herzien, dat het de voorkeur verdiende dit maar in eens goed te doen. De heer Cock. Ik hoor U zeggen, M. de V., dat dit jaar bij de behan deling der begrooting in een der secties gevraagd werd, waarom de archivaris telkens voor/ twee jaren werd benoemd en het scheen U toe, dat 't derhalve in het oog van velen raadzaam was een vast persoon te benoemen. Ik voor mij zou uit die vraag hoogstens deze conclusie ge trokken hebben: dat er in ééne sectie eenige leden waren, die wellicht eene benoeming voor vast wenschelijk achtten. Op de gedane vraag had men verder mijns inziens kunnen antwoorden, dat die tijdelijke benoeming voortspruit uit de omstandigheid, dat bij den Raad, tijdens die betrekking in het leven werd geroepen het moet reeds meer dan 18 jaren geleden zijn, want ik had toen nog niet de eer lid dezer vergadering te zijn, hetgeen echter niet verhindert dat ik mij de toedracht der zaak nog best herinner dat, zeg ik, toenmaals bij den Raad zóóveel bezwaar en tegenstand werd ontmoet tegen het voor goed invoeren van een archi varisschap, dat men dien maatregel er niet anders door heeft kunnen krijgen, dan door het voorstel te wijzigen en eene tijdelijke benoeming van twee jaar voor te stellen. Reeds toen vreesde men en verzette men zich tegen wat heden geschiedt, namelijk tegen een eventueel voorstel om de bedoelde betrekking tot eene permanente te maken. Ik herbaal overigens wat zoo even reeds is gezegd, dat er, wat de beslissing van dit punt betreft, hoegenaamd geen periculum in mora is, daar de tegen woordige titularis aanspraak op pensioen heeft uit kracht der oude pensioen verordening en dus gewaarborgd is. Valt vroeger of later de betrekking open, zoo zal het alsdan nog tijd genoeg zijn om over de vraag van het al- of niet wenschelijke van een vast archivarisschap te beslissen. De Voorzitter. De discussie zoude naar ik bemerk nu zich hoofd zakelijk gaan bewegen over de vraag of voor deze gemeente al of niet een archivaris noodig is. Ik zal er dus niet nader op aandringen. De tegenwoordige titularis heeft en behoudt aanspraak op pensioen, zooals terecht is opgemerkt en laat hij eenmaal die aanspraak gelden dan kunnen wij bij het benoemen van zijn opvolger de zaak au fond bespreken. De geheele pensioen-verordening wordt daarna met 20 tegen 3 stemmen aangenomen, die van de heerenKnappert, Van der Hoeven en Damsté. VII. Voorstel van 7 leden van den Gemeenteraad en brief van de Ged. St. betrekkelijk de regeling der jaarwedden van den Burgemeester, de Wethouders, den Secretaris en den Ontvanger. De heer Buys. Een enkel woord, M. de V.De heeren die het voorstel deden om de traktementen van den Burgemeester en den Ontvanger te verhoogen, hebben duidelijk genoeg te kennen gegeven, dat zij voor zich niets liever zouden wensehen dan ook het traktement van den Secretaris te verhoogen, doch dat redenen van financieelen aard haar huiverig maakten dit nu voor te dragen. Nu intusschen èn het College van Dagelijksch Bestuur èn de Commissie van Financiën op traktementsverhooging voor den Secretaris aandringen en derhalve de financieele bezwaren van de voorstellers niet schijnen te deelen, wil ik voor mij althans niet wijzer zijn dan deze beide Colleges en zal ik dus alsnu ook tot deze traktementsverhooging gaarne medewerken. De heer De Goeje. Ik sluit mij geheel aan bij hetgeen zooeven door den heer Buys in het midden is gebracht. De heer Bredius. M. de V.Toen in een onlangs gehouden vergadering een voorstel werd behandeld tot verhooging van het traktement van den Commissaris van Politie, heb ik tot mijn spijt daaraan mijn stem niet kunnen geven. Ik heb toen de motieven medegedeeld, die mij daarin ver hinderden, en wensch nu, ten einde herhaling te vermijden, enkel te ver klaren, dat zij dezelfde zijn, als die mij ook nu geen vrijheid doen vinden voor eenig voorstel tot traktementsverhooging te stemmen. De heer Juta. Ik moet tot mijn leedwezen erkennen, dat ik, behou dens alle mogelijke waardeering van de verdiensten van den secretaris en op gevaar af dat de heer Buys mij verwijt het beter te willen weten dan twee commissiën, niet kan medewerken tot traktements-verhooging, noch van den Secretaris noch van de Wethouders. De Voorzitter. Bij het behandelen van de verhooging der jaarwedde van den burgemeester zal ik mij natuurlijk buiten stemming houden zooals ik mij ook persoonlijk niet in de zaak heb gemengd. Alleen wil ik een woord van erkentelijkheid richten tot de heeren, die het voorstel tot verhooging der jaarwedde hebben ingediend, voor de zeer welwillende wijze waarop zij dit hebben geadstrueerd. De verhooging van de jaarwedde van den burgemeester wordt hierop in stemming gebracht, en aangenomen met 20 tegen 2 stemmen, die van de heeren Bredius en Cock. De Voorzitter hield zich buiten stemming. De Voorzitter. Thans is aan de orde de verhooging van de jaar wedde der wethouders. De heer Van der Hoeven. M. de V.Is er eigenlijk wel een voorstel over dit punt aanhangig? Ik lees enkel in de stukken dat de Voorzitter van het college van Burg. en Weth. „van oordeel is", dat die verhoo ging wenschelijk is. Maar daarin ligt nog niet opgesloten, dat de verhoo ging door hem is voorgesteld. De Voorzitter.- Een andere vorm van voorstel was in dit geval niet wel mogelijk, de zaak was in handen van Burg. en Weth. De heer Van der Hoeven gelieve nu te bedenken dat het moeilijk verwacht kon worden dat de Wethouders zeiven een voorstel zouden doen om hun traktement te verhoogen. Het eenige lid van het Dagelijksch Bestuur dat zich daarover kon uitlaten was dus de Voorzitter van dat College. De Commissie van Financiën heeft dit zooals gebleken is ook zoo ingezienzij heeft toch, niettegenstaande het zooeven door mij aan gevoerde, het advies van het College van Dagelijksch Bestuur voor zoover het de Wethouders betrof, als een voorstel behandeld en er haar advies over uitgebracht. De heer Van der Hoeven. Ook de Commissie van Financiën spreekt eenvoudig van een missive van Burg. en Weth., waarbij de Bu%emeester „als zijn oordeel uitspreekt dat de jaarwedde der Wethouders tot een bedrag van f 1500 zoude moeten worden verhoogd." De Voorzitter. De heer Van der Hoeven vergeet dat er een brief van Gedeputeerde Staten is ingekomen en dat de daarin gestelde vragen beant woord moeten worden. Die brief is in handen gesteld van Burg. en Weth. en van de Commissie van Financiën. Daarop kan natuurlijk niet anders volgen dan dat het gedeelte van het Dagelijksch Bestuur, waartoe de Wethouders niet behooren, d. i. de Burgemeester, over de verhooging der Wethouders-traktementen adviseert. De Commissie van Financiën is tegen de verhooging, terwijl de Burge meester als zijn opinie te kennen geeft, dat die traktementen op f 1500 behooren gebracht te worden. Nu staat het aan den Raad te beslissen met welk van die beide ge voelens hij zich wil vereenigen, om van die uitspraak later aan Gede puteerde Staten mededeeling te kunnen doen. Het voorstel tot verhooging van de jaarwedde der Wethouders wordt verworpen met 15 tegen 5 stemmen, die van de heeren Groll, Van Wensen, De Geus, Was en den Voorziter. De Wethouders hielden zich buiten stemming. Het voorstel tot verhooging van de jaarwedde van den Secretaris wordt aangenomen met 19 tegen 4 stemmen, die van de heeren Juta, Van Dissel, Bredius en Cock. Het voorstel tot verhooging van de jaarwedde van den Onvanger wordt aangenomen met 21 tegen 2 stemmen die van de heeren Bredius en Cock. Niets meer aan de orde zijnde wordt de vergadering gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1884 | | pagina 8