85
Zitting van Donderdag 4 December 1884,
geopend 's namiddags te twee uren.
Voorzitter de heer Burgemeester L. M. DE LAAT DE KANTER.
Te behandelen onderwerpen:
1°. Installatie van Dr. P. J. Kaiser als lid van den Gemeenteraad.
2°. Onderzoek van de geloofsbrieven van de benoemde leden van den Ge
meenteraad, de heeren P. J. Van Hoeken en Mr. L. M. J. H. Kerstens,
3°. Benoeming van een derden onderwijzer aan de Leerschool. (168 en 184)
4°. Idem van een eersten onderwijzer aan de Jongensschool lste klasse. (183)
5°. Idem van een lid der Commissie voor de Bewaarscholen. (186)
6°. Ontwerp-verordening op het verleenen van pensioen aan gemeente
ambtenaren en bedienden. (235 van 1883 en 57, 70 en 86 van 1884)
7°. Voorstel van 7 leden van den Gemeenteraad en brief van de Ged.
Staten betrekkelijk de regeling der jaarwedden van den Burgemeester,
de Wethouders, den Secretaris en den Ontvanger. (185)
Tegenwoordig 23 leden, als: de heeren Van Wensen, Driessen, De Geus,
Km ppert, Van der Hoeven, Le Poole, Buys, Van Dissel, Zaaijer, Damsté,
BreJius, Bool, Hartevelt, De Fremery, Was, Kaiser, Cock, Verster, De
Goeje, Land, Juta, Groll en de Voorzitter.
De Voorzitter. In de eerste plaats stel ik aan de orde de installatie
van het nieuwbenoemde lid, den heer Dr. P. J. Kaiser.
De heer Kaiser legt in handen van den Voorzitter de bij de wet ge
vorderde eeden af.
De Voorzitter. Ik wensch U geluk met Uwe benoeming tot lid van
den Raad en met het vertrouwen dat Uwe medeburgers in U gesteld
hebben; gij hebt beloofd dat gij Uwe beste krachten zult wijden aan de
gemeente; wij hopen alzoo dat Uwe benoeming mede zal strekken tot
haar welzijn 1 (Toejuichingen.)
De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag
20 November worden gelezen en goedgekeurd.
De heeren Zaalberg en Donner hebben kennis gegeven verhinderd te
zijn de Vergadering bij te wonen.
De Voorzitter deelt mede:
1°. Missive van de Ged. Staten der provincie Zuid-Holland dd. 18/20
November jl. B. n°. 3211 (3ae afd.) G. S. n°. 46, ten geleide van de goed
gekeurde begrooting der gemeente voor 1885.
2°. Missive van den heer Mr. J. S. D. Van Doorn, houdende mededeeling
dat hij wegens voorgenomen vertrek uit de gemeente, ontslag neemt als
lid der Plaatselijke Schoolcommissie.
3°. Missive van den heer J. De Jong, houdende mededeeling dat hij de
benoeming tot leeraar in de Eng. taal aan de H. B. School voor Jongens
aanneemt.
4°. Missive van het Bestuur der Gymnastiek-vereeniging „Hercules",
houdende dankbetuiging voor de gunstige beschikking op het verzoek in
zake het gebruik van het Gymnastieklokaal van de school 3de klasse n°. 3.
5°. Missive van den Gemeentebode J. Schreuder, houdende dankbetuiging
voor de verhooging zijner jaarwedde.
Worden voor kennisgeving aangenomen.
6°. Verzoek aan den Raad van het Bestuur der Afd. Leiden der Sociaal
Democratische Bond in Nederland.
Op voorstel van den Voorzitter wordt besloten dit stuk ter zijde te
leggen op grond dat het is ongezegeld en in strijd met art. 9 der Grond
wet namens eene niet erkende vereeniging ingediend.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Reclame van II. J. De Baas tegen zijn aanslag in de plaats, dir.
belasting dienst 1884.
Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth. en de Comm. van Financiën.
2°. Verzoek van Mej. S. M. Van Iperen, om continuatie in hare betrek
king van Stads-vroedvrouw.
3°. Idem van A. V. Helfrich om gedeeltelijke restitutie van betaald
Collegegeld voor het bijwonen der lessen aan de gemeente-inrichting tot
opleiding van O. I. ambtenaar.
Worden gesteld in handen van Burg. en Weth.
De heeren Juta en Land komen ter vergadering.
De Voorzitter. Mag ik de heeren Hartevelt, Bredius en Knappert
verzoeken zich in commissie te willen vereenigen tot onderzoek der ge
loofsbrieven van de nieuwbenoemde leden de heeren P. J. Van Hoeken
en Mr. L. M. J. H. Kerstens.
In verband daarmede schors ik voor eenige oogenblikken de vergadering.
Na heropening zegt
De heer Hartevelt. M. de V.De Commissie, door U benoemd tot
onderzoek der geloofsbrieven van de heeren Van Hoeken en Kerstens,
heeft zich in de eerste plaats bezig gehouden met de geloofsbrieven van
den heer Van Hoeken. Uit het proces verbaal opgemaakt van de verkie
zing op 21 October 1884 gehouden, blijkt dat de heer P. J. Van Hoeken
600 stemmen, en de heer M. W. Jaeger 590 stemmen ontving, zoodat
geen volstrekte meerderheid werd verkregen en eene herstemming moest
plaats hebben, die op 4 November 11. gehouden werd. Uit het proces
verbaal blijkt dat toen de heer Van Hoeken 727 stemmen en de heer
Jaeger 713 stemmen verkreeg, zoodat de heer Van Hoeken de volstrekte
Zittingverslag 1884.
meerderheid had. Verder is overgelegd een extract uit het geboorteregis"
ter, waaruit blijkt dat de heer Van Hoeken is geboren op den 4a<sn Augustus
1846 en eene verklaring van den Burgemeester dat hij het jaar vooraf
gaande aan zijne benoeming in Leiden heeft gewoond; benevens eene
verklaring dat hij opgehouden heeft heer der gebuurte te zijn, hetgeen
trouwens reeds aan den Raad bekend wasdat hij geen openbare be
trekking bekleedt en eindelijk dat hij zijne benoeming tot lid van den
Raad aanneemt.
Daarna is de Commissie overgegaan tot het onderzoeken der geloofs
brieven van den heer Kerstens. Eerstens is overgelegd het proces-verb aal
van de verkiezing op 26 November gehouden, waarbij de heer Kerstens
696, de heer De Sturler 671, en de heer F. J. Los 5 stemmen verkreeg,
zoodat de heer Kerstens de volstrekte meerderheid had. Voorts een extract
uit het geboorteregister uit Boxmeer, waaruit blijkt dat de heer Kerstens
is geboren op den 3aen Augustus 1848; verder eene verklaring van den
Burgemeester dat hij het jaar aan zijne benoeming voorafgaande in de
gemeente Leiden heeft gewoond, en dat hij geene andere openbare be
trekking bekleedt dan die van Notarisen ten slotte eene verklaring dat
hij de benoeming aanneemt, zoodat de Commissie adviseert beide heeren
als lid van den Raad toe te laten.
Aldus wordt besloten.
De Voorzitter. Nu is aan de orde (III) de benoeming van een derden
onderwijzer aan de Leerschool. (Zie Ing. St. n°. 168 en 184). Mag ik
de heeren De Geus, Zaaijer en Verster verzoeken met mij het stembureau
uit te maken?
Benoemd wordt de heer J. Den Ouden met 20 stemmentwee briefjes
waren blanco gelaten.
IV. Benoeming van een eersten onderwijzer aan de Jongensschool
lste klasse.
(Zie Ing. St. n°. 183).
Benoemd wordt de heer W. G. Meijer met 20 stemmen; twee briefjes
waren blanco gelaten.
V. Benoeming van een lid der Commissie voor de Bewaarschool.
(Zie Ing. St. n°. 186).
Benoemd wordt de heer Dr. H. Treub met 21 stemmen; één briefje
was blanco gelaten.
VI. Ontwerp-verordening op het verleenen van pensioen aan gemeente
ambtenaren en bedienden.
(Zie Ing. St. n°. 235 van 1883; 57, 79 en 86 van 1884).
Niemand wenschte op een desbetreffende vraag van den Voorzitter
algemeene beraadslagingen te voeren.
De Voorzitter. Ik stel dan aan de orde art. 1 van de ontwerp
verordening.
De heer Groll komt ter vergadering.
De heer Bool. M. de V. De Commissie wenscht om alle misverstand
te voorkomen in de laatste alinea van art. 1 eene kleine wijziging te
brengen. Deze luidt thans aldus: „De eerste alinea van dit artikel is
niet van toepassing op die gemeente-ambtenaren en bedienden, aan wier
ambt of bediening volgens andere wettelijke bepalingen reeds aanspraak
op pensioen is verbonden." Daaruit zou de gevolgtrekking kunnen afgeleid
worden dat de hierbedoelde ambtenaren alle aanspraak op pensioen ver
liezen, zoodra de verordening van 13 Januari 1876 buiten werking ge
steld wordt. Daar dit natuurlijk de bedoeling niet is stellen wij voor
achter „verbonden" te laten volgen: „dan voor zooverre deze reeds
een verkregen recht hebben," en den volgenden zin te laten aanvangen:
„Bestaat die aanspraak voor toekomstige ambtenaren slechts" enz.
Door deze wijzigingen wordt alle twijfel ter zake weggenomen en de
aanspraak ook voor de toekomst behouden wanneer de baten een derde
van het geheele inkomen uitmaken.
De heer De Goeje. Ik heb eenig bezwaar, M. de V. tegen de bepa
ling aan het einde van deze alinea gemaakt, namelijk deze: „mits de
daaraan verbonden bate althans een derde van het geheele ambtelijk
inkomen uitmaken." Ik ben namelijk overtuigd dat in sommige gevallen,
deze bepaling zeer moeilijk gehandhaafd zal kunnen worden en voorna
melijk heb ik hierbij het oog op de leeraren aan de kweekschool. Wan
neer werkelijk een derde gedeelte van het geheele inkomen bedoeld wordt,
zal van alle leeraren aan de kweekschool voor onderwijzers verbonden,
slechts éen persoon gevonden worden, welke in aanmerking kan komen
voor pensioen en wel de directeur, die in deze betrekking een hooger
inkomen geniet, dan de anderen. Geen der overige leeraren valt dan in
de termen. Ik meen dus, dat er strijd bestaat tusschen deze bepaling van
een derde en tusschen den bij dit artikel gevoegden staat, in welken ge
noemde leeraren opgenomen zijn als vallende in de categorie der pen-
sioenont.vangenden.
De heer Bool. Ik kan den heer De Goeje hierop antwoorden, dat het
de bedoeling van de commissie is slechts aan dat ambt of die betrekking
een pensioen te verbinden, waarvan de vervulling werkelijk als eene
levenstaak kan worden beschouwd. Nu zijn er echter personen, o. a.
onderwijzers, die eene tweeledige betrekking vervullen, waarvoor zij èn
van rijks- èn van gemeentewege worden betaald. Te hunnen aanzien
heeft de Commissie, in verband met het vooropgestelde beginsel, de be
paling voorgesteld, dat zoodra het tractement, door hen van gemeente
wege genoten, '/3 van hun geheele tractement bedroeg, zij voor dat 1 /3
gedeelte aanspraak op pensioen kunnen maken. Zij meent dat voor het
bepalen van een zeker tantième de billijkheid het best zal betracht wor
den wanneer de grens op een derde wordt gesteld.
De heer De Goeje. Hoezeer ik den heer Bool ook dankbaar ben voor
zijn antwoord, moet ik hem evenwel doen opmerken dat mijn bezwaar
daardoor niet opgelost wordt.