Zitting van Donderdag 33 October 1884, geopend 's namiddags te twee uren. Voorzitter: de heer Burgemeester L. M. DE LAAT DE KANTER. Te behandelen onderwerpen: 1°. Benoeming van een lid der Plaatselijke Schoolcommissie. (160) 2°. Voordracht betrekkelijk de jaarwedde van den Commissaris van Politie. (141 en 157) 3°. Idem tot verplaatsing van de bloemmarkt naar den Apothekersdijk. (142) 4°. Idem tot terugbetaling van een gedeelte der bijdragen in de kosten van demping enz. der sloot langs den Stationsweg. (147 en 156) 5°. Verzoek van J. H. Zitman, om continuatie van de levering van schoolboeken enz. (148 en 156) 6°. Idem van Gebr. Reinke, om een keldergat te maken in de Dwars- korenbrugsteeg. (149) 7°. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1884, van het H. G. of Arme Wees- en Kinderhuis. (150) 8°. Verzoek van L. P. II. Eykman, om ontslag als leeraar aan de Hoo- gere Burgerschool voor Jongens. (151) 9°. Begrooting voor 1885 van het R.-K. Wees- en Oudeliedenhuis. (152) 10°. Idem van het Evangelisch-Luthersch Wees- en Oudeliedenhuis. (152) 11°. Idem van het Nederl.-Israëlietisch Armbestuur. (152) 12°. Idem van het H. G. of Arme Wees- en Kinderhuis. (153) 13". Idem van het Gereformeerd Minne- of Arme Oude Mannen-en Vrou wenhuis. (153) 14°. Idem van het R.-K. Armbestuur. (153) 15°. Idem van Vrouwen-Kraammoeders. (153) 16°. Idem van het Stedelijk Werkhuis. (154) 17°. Idem van de Bank van Leening. (159) 18°. Verzoek van J. C. P. Steenhauer, betrekkelijk eene demping vaneen gedeelte sloot langs den Morschsingel. (155) 19°. Idem van de firma P. Clos en Leembruggen, tot het leggen van eene rtoombuis enz. over de Langegracht. (162) 20°. Voordracht tot uitbreiding van het onderwijzend personeel aan de Leerschool. (158) 21°. Idem tot het verleenen van eene toelage aan de Waag werkers. (161) 22°. Idem betrekkelijk de tijdelijke benoeming van een derden leeraar in de Wiskunde aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens (112) Tegenwoordig 21 leden, als: de heeren Van Wensen, Driessen, De Fremery, Hartevelt, Bool, Groll, Bredius, Juta, Damsté, Zaaijer, Van Dissel, Land, Le Poole, Verster, Van der Hoeven, Knappert, De Goeje, Was, Cock, Zaalberg en de Voorzitter. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 25 September jl., worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede: 1°. Telegrafisch bericht namens Z. M. den Koning, houdende dankbe tuiging voor den heildronk uitgebracht op den feestmaaltijd op 3 October jl. 2°. Dispositie van de Gedeputeerde Staten der provincie Zuid-Holland, dd. 30 September/6 October jl., B n°. 2656 (3ae afd.) G. S. n°. 88/3, ten geleide van het goedgekeurd raadsbesluit tot verhooging der begroo ting. dienst 1884, in ontvangst en in uitgaaf, met 76845.57 en 37348.54. 3°. Dispositie van de Gedeputeerde Staten der provincie Zuid-Holland, dd. 30 September/6 October jl. B n°. 2656 (3de afd.) G. S. n°, 88/1, tot voldoening van bovenvermeld bedrag van 37348.54 uit den post voor Onvoorziene Uitgaven, begrooting 1884. Worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Verzoek van het Bestuur van het Gereformeerd Minnehuis, ter be koming van gemeentegrond aan den Nieuwen Rijn. 2°. Verzoek van Aug. Klönne te Dormund, om restitutie van ƒ16200 van de betaalde boete ad 24000 wegens te late oplevering van het werk aan de Stedelijke Gasfabriek. 3°. Verzoek van de wed. Kooreman, om continuatie van de onder- handsche verpachting van het Raamland voorbij de Utrechtsche brug. 4°. Idem van C. Van der Krogt, om eene bf ug te leggen en twee boomen te rooien in het Delftsche jaagpad bij het perceel kad. sectie E. n°. 1303. 5°. Idem van J. C. Klikee, om gedeeltelijke teruggave van betaalde pacht voor de buffetten op de Ruïne, bij gelegenheid van de onthulling van het Gedenkteeken van Leiden's ontzet. 6°. Idem van E. J. Van Sonsbeek, om eervol ontslag uit de betrekking van l8ten onderwijzer aan de Jongensschool lste klasse, tegen 1 Januari 1885. 7°. Idem van Mr. H. Hemmingson, om twee boomen te doen rooien voor zijne woning aan den Hoogen Rijndijk. Worden gesteld in handen van Burg. en Weth. 8°. Voorstel van 7 leden van den Gemeenteraad, betrekkelijk eene nadere regeling der jaarwedden van den Burgemeester en den Gemeente- Ontvanger. Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth. en de Comm. van Fin. De Voorzitter deelt nog mede: 1°. dat in het stembureau ter verkiezing van twee leden van de Staten- Generaal op Dinsdag 28 October 1884 als leden zitting hebben de heeren F. A. Verster en Mr. C. Cock. 2°. dat thans in prolongatie is belegd een bedrag van ƒ65000. ZlTTlMQTIBSLAa 1884. De heer De Fremery. Mijne HeerenGij hebt zeker allen met mij kennis genomen van het besluit van Z. M. den Koning, waarbij onze Burgemeester benoemd werd tot ridder in de orde van den Nederland- schen Leeuw. Gij zult U zeker allen hartelijk verblijden over dit besluit en op hoogen prijs stellen hetgeen onze geachte Voorzitter tot dusverre in het belang van deze gemeente heeft gedaan. Doch niet alleen wij, die voortdurend met U hebben gearbeid, ook buiten deze vergadering zullen allen zich verheugen in het feit, dat thans te vermelden valt. Wij hopen dan ook dat U nog lang gespaard moogt blijven voor deze gemeente en voor uw gezin en dat gij in uwe betrekking als Burgemeester steeds die waardeering moogt vinden waarop uw streven om het belang van deze gemeente te bevorderen U billijke aanspraak geeft, opdat U meer en meer de overtuiging zult verwerven aan de vele eischen die U gesteld worden, op de meest eervolle wijze te hebben voldaan! (Toejuichingen.) De Voorzitter. Mijne heeren 1 Een woord van hartelijken dank in de eerste plaats aan U, Mijnheer De Fremery, voor het door U gesprokene en in de tweede plaats aan U, Mijne Heeren, voor den daaraan geschon ken bijval. Ik erken dat de mij te beurt gevallen onderscheiding mij ver heugt en dat zij door mij op hoogen prijs gesteld wordt. Nog meer echter waardeer ik de nu reeds ontvangen, zoo talrijke be wijzen van belangstelling, omdat zij als het ware het zegel drukken op de motieven, die aanleiding hebben kunnen geven tot de toekenning van de onderscheiding. Toen ik voor de eerste maal den voorzittersstoel innam heb ik de be lofte afgelegd, dat het mijn streven zou zijn in het belang van de ge meente werkzaam te zijn. Nu kan ik met een gerust geweten verklaren, dat ik, wat het streven betreft, mijne belofte ben nagekomenhet staat natuurlijk niet aan mij de resultaten te beoordeelen. Veel van hetgeen, de laatste aangaande, door den heer De Fremery is gezegd, meen ik te moeten stellen op rekening van zijne welwillendheid te mijwaarts, die ik sinds vele jaren zoo ruimschoots ondervond. Waar het Zijne Majesteit behaagd heeft mij het eerekruis toe te ken nen, dat tot opschrift de zinspreuk: Virtus nobilitat voert, wil ik ook thans de verzekering herhalen dat het mijn innige wensch en mijn vast voornemen is bij voortduring naar mijn beste vermogen tot heil der gemeente werkzaam te zijn en zoodoende er naar te streven dat die spreuk op mijne borst niet misplaatst zij. Daartoe beveel ik mij echter bij voortduring in Uw aller welwillende medewerking aan, eene medewerking, ik erken het gaarne, waarin ik mij sedert mijn optreden ruimschoots mocht verheugen. Zonder deze toch zou al mijn streven, om aan de verplichtingen, die door mijn ambt op mij rusten, te voldoen, ongetwijfeld vruchteloos zijn. Aan de orde is: I. Benoeming van een lid der Plaatselijke Schoolcommissie. (Zie Ing. St. n°. 160). De Voorzitter. Mag ik de heeren Van Wensen, Knappert en Was verzoeken met mij het stembureau uit te maken? Benoemd wordt de heer J. A. Van Hamel met 18 stemmen. De heer Treub verkreeg één stem, terwijl één briefje was blanco gelaten. II. Voordracht betrekkelijk de jaarwedde van den Commissaris van Politie. (Zie Ing. St. n°. 141 en 157). De heer Was. M. de V.! Ik wensch een enkel woord in het midden te brengen om deze voordracht te ondersteunen. Met de Commissie van Financiën ben ik het volkomen eens, dat het zeer moeilijk is het juiste cijfer aan te geven, waarop eene jaarwedde moet worden vastgesteld uit het oogpunt van billijkheid en van het welbegrepen belang der gemeente. Het komt mij echter voor, M. de V., hoe moeilijk in het algemeen dit ook moge zijn, dat èn de billijkheid èn het welbegrepen belang der ge meente pleiten voor verhooging der jaarwedde van den Commissaris van Politie. De billijkheid, omdat, wanneer men let op den uitgebreiden werkkring van dien ambtenaar en de loffelijke wijze, waarop hij zijn taak vervult, het billijk is, dat de jaarwedde geregeld wordt in evenredigheid met de traktementen, die worden uitgekeerd voor dergelijke betrekkingen in andere groote gemeenten. Iedereen, die maar eenigszins van nabij bekend is met de talrijke en moeilijke bezigheden aan den Commissaris van Politie opgedragen, zal moeten toegeven, dat op weinige ambtenaren zulk een zware taak rust. Een ambtenaar, die voortdurend met ijver en tact waakt voor de rust en veiligheid der ingezetenendie, hoezeer dikwijls overladen met justitieel werk, iedereen te woord moet staan, met de nietigste klachten wordt bestormd en in de uitoefening van zijn beroep dikwijls te worstelen heeft met groote moeilijkheden en met tegenwerking te kampen heeft, zulk een ambtenaar mag, dunkt mij, op een ruime jaarwedde aanspraak maken. En nu eischt de billijkheid dat die jaarwedde geregeld wordt in verhouding tot andere gemeenten, en wanneer nu, zooals uit het advies van Burg. en Weth. blijkt, Utrecht, een plaats, waar drie Commissarissen zijn en dus de Hoofdcommissaris natuurlijk veel minder te doen heeft, betaalt een traktement van 3200 en Groningen aan den Hoofdcommissaris, die tevens Waterschout is f 3400 uitkeert, dan mag eene vaststelling van de jaarwedde van onzen Commissaris van Politie op 3000 niet te hoog en niet onbillijk geacht worden. Niet alleen echter uit een oogpunt van billijkheid, ook het welbe grepen belang der gemeente eischt dit. Wij hebben in onzen Commissaris van Politie een man, die met bui tengewonen ijver, met tact, voorkomenheid en welwillendheid zijne taak vervult en het belang der gemeente eischt, dat zij hem aan haar bindt. Wij moeten er voor waken, dat de heer Van der Maaren eene meer lucra tieve betrekking tracht te verkrijgen, waarvoor, omdat hij uitstekend bekend staat, alle kans zou kunnen bestaan. Er bestaat echter voor mij nog een ander argument om de voordracht aan te nemen. De verhooging wordt noodzakelijk geacht door het hoofd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1884 | | pagina 1