70
N°. 157. Leiden, 10 October 1884.
De Commissie van Financiën meent omtrent het adres van den Com
missaris van Politie (Ingek. St. n°. 141) het volgende te moeten opmerken.
De jaarwedde van den titularis is herhaaldelijk verhoogd. In December
1873 trad hij in functie op een tractement van 1600, dat achtereen
volgens geklommen is, in 1878 tot 2200, in 1880 tot 2400, in 1881 tot
2600. Dit belet zeker geenszins, dat ook nu nog de jaarwedde te gering zou
kunnen zijn, en niet geevenredigd aan de diensten, door den titularis te praes-
teeren en werkelijk gepraesteerd. Uwe Commissie is echter door de aange
voerde gronden niet volkomen overtuigd van het bestaan van dergelijke
onevenredigheid.
Bij vergelijking met de jaarwedden in andere gemeenten vergete men
niet, dat zoowel Utrecht als Groningen welvarender zijn dan Leiden, en
dat in beide plaatsen de woningen belangrijk duurder zijn dan in onze
gemeente, zoodat de bezoldiging aldaar hooger moet zijn om werkelijk
gelijk te staan met een tractement in onze gemeente.
Evenmin scheen ons de tweede grond beslissend die werd aangevoerd.
Wij zijn overtuigd dat de bedoelde ambtenaar op alleszins loffelijke wijze
zijne betrekking waarneemt, doch wij vertrouwen dat diezelfde lof aan
onze ambtenaren in het algemeen mag worden toegekend. De orde in
onze stad is voor een groot deel aan onze burgerij te danken, die steeds
als rustig bekend stond. Wat in het bijzonder betreft de uitstekende
zorgen bij de vergiftigingszaak, het komt ons voor dat voor dergelijke
buitengewone bemoeiingen eerder een buitengewone erkenning gepast is,
voor dezen ambtenaar en voor de velen die zich in deze zaak moeite
moesten getroosten, maar dat het minder op onzen weg ligt op de be
doelde wijze die moeite te beloonen.
Uwe Commissie, ofschoon erkennende dat het moeilijk zoo niet ondoenlijk
is in cijfers te stellen, tot welk bedrag een tractement moet worden opge
voerd, uit het oogpunt van billijkheid en van het welbegrepen belang der
gemeente, meent derhalve dat in de gegeven omstandigheden geene vol
doende termen bestaan om de gevraagde verhooging in gunstige overwe
ging te nemen.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 158. Leiden, 14 October 1884.
Ouder overlegging van nevensgaande stukken geven wij Uwe Vergade
ring in overweging te besluiten dat het onderwijzend personeel aan de
Leerschool met één derden onderwijzer of derde onderwijzeres zal worden
vermeerderd.
Voor de jaarwedde van den eventueel te benoemen onderwijzer zijn op
de ontwerp-begrooting van het volgend jaar reeds de noodige gelden uit
getrokken.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 9 October 1884.
Ik heb de eer U te berichten dat het aantal klassen der Leerschool
(Openbare School der 2da klasse voor Jongens en Meisjes) thans elf, het
aantal onderwijzers en onderwijzeressen tien bedraagt.
Ik ben daarom verplicht U te verzoeken den Gemeenteraad voor te stel
len het personeel met een onderwijzer of eene onderwijzeres te vermeerderen.
Aan heeren Burg. en Weth.
der gemeente Leiden.
De directeur der Kweekschool,
J. A. Van Dijk.
Leiden, 14 October 1884.
In antwoord op Uw schrijven dd. 9 October 1884, en met terugzending
van de daarbij gevoegde missive van den Directeur der Kweekschool, heb
ben wij de eer, U te berichten, dat wij diens verzoek, om den Gemeen
teraad voor te stellen, het hulppersoneel aan de Leerschool uit te breiden
met één onderwijzer of ééne onderwijzeres, meenen te moeten ondersteunen.
De Plaatselijke Schoolcommissie,
Aan heeren Burg. en Weth. D. Bierens de Haan, Voorzitter,
van Leiden. Y. S. D. Van Doorn, Secretaris.
N°. 159. Leiden, 16 October 1884.
Het onderzoek der begrooting van de Stads Bank van Leening, dienst
1885, heeft bij onze Commissie tot geene bedenkingen geleid.
Wij geven U mitsdien in overweging die goed te keuren, in ontvang
en uitgaaf ad 9665, alzoo sluitende Quitte.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz.
N°. 160. Leiden, 11 October 1884.
Ter vervulling van de vacature in ons college ontstaan, door het aan
den heer Dr. W. P. Weebers verleend ontslag, hebben wij de eer U,
ingevolge artikel 2 der Verordening van 14 October 1880, (G. B. n°. 8),
de volgende aanbeveling van twee personen te doen toekomen:
1°. J. A. Van Hamel, Notaris.
2°. Dr. H. Treub.
te Leiden.
Aan heeren Burg. en Weth.*
van Leiden.
De Plaatselijke Schoolcommissie,
D. Bierens de Haan, Voorzitter.
J. S. D. Van Doorn, Secretaris.
N°. 101. Leiden, 13 October 1884.
Door de Waagwerkers is onlangs verzocht eene toelage te ontvangen
ter tegemoetkoming in de kosten van aanschaffing en onderhoud van
wagens, gereedschappen enz.
Na een ingesteld onderzoek is ons gebleken dat er alleszins termen be
staan tot inwilliging van het verzoek.
De Waagwerkers genieten geene bezoldiging uit de gemeentekas. Tot
dusverre zijn zij alleen in het genot gesteld van eene toelage ad
240 voor het verrichten van eenige werkzaamheden bestaande inhet
op- en afzetten der gewichten op de schalen, het wegen van de boter
des Zaterdags en het schoonhouden van de straat aan het Waaggebouw
gelegen, terwijl hun bij gelegenheid der Kaasmarkt het in- en uitbrengen
van gemeentewege wordt vergoed, welke vergoeding in de negen eerste
maanden van dit jaar bedroeg ongeveer 25.
De uitgaven die door de Waagwerkers voor onderhoud van paard en
materieel en van buitengewone hulp op marktdagen moeten worden voldaan,
bedragen per jaar ongeveer 780, welke kosten hoofdzakelijk worden be
streden uit de werkloonen en verder uit de bovengenoemde toelage uit
de gemeentekas.
Intusschen zijn in den laatsten tijd die werkloonen zeer verminderd,
omdat andere personen voor eigen rekening vrachtwagens hebben aange
schaft en daarmede voor eenen minderen prijs dan het bij de verordening
van 20 Juni 1863 (Gemeenteblad n°. 12 van dat jaar) voor de Waag
werkers vastgesteld tarief, koopmansgoederen vervoeren, waardoor de Waag
werkers zich genoodzaakt hebben gezien om beneden het tarief te gaan
werken. Hunne verdiensten zijn dientengevolge aanmerkelijk verminderd
en bedragen over dit jaar zuiver niet meer dan ongeveer f 5 per week.
Het komt ons uit dien hoofde billijk voor dat de toelage ad 240
worde verhoogd en wel tot 520 of 10 per week. In dat geval zullen
de uitgaven en ontvangsten ter zake van de Waag ongeveer gelijk zijn.
In 1883 toch is aan Waagloon ontvangen 1664.45, voor 1885 ge
raamd 1600.
De jaarwedde van den Waagmeester bedraagt 660, de voorgestelde
toelage aan de Waagwerkers 520 terwijl een bedrag van ƒ400 a ƒ500
kan worden geraamd voor onderhoud en huurwaarde van het gebouw.
In overeenstemming met de betrekkelijke voorschriften der gemeentewet
wordt alsdan niet meer geheven dan noodig is tot goedmaking van de
kosten aan de verstrekking van het gebruik of genot verbonden.
Wij geven mitsdien in overweging art. 1 van Hoofdstuk IV der ontwerp-
begrooting voor het volgend jaar te dien einde met 280 te verhoogen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 163. Leiden, 13 October 1884.
Door de firma P. Clos Leembruggen is vergunning verzocht om van
hare fabriek aan de Langegracht een stoombuis en beweegkracht over te
brengen naar de nieuw te bouwen fabriek aan de Binnenvestgracht over
eenkomstig overgelegde teekeningen.
Vermits het hier o. a. betreft het uitbreiden van de inrichting is krach
tens art. 14 der wet van 2 Juni 1875, tot regeling van het toezicht bij
het oprichten van inrichtingen, welke gevaar, schade of hinder kunnen
veroorzaken, eene nieuwe vergunning van Burg. en Weth. noodig.
Uit dien hoofde zijn, nadat door adressanten de vereischte stukken
waren overgelegd, overeenkomstig de bepalingen van de artt. 6 en 7
der aangehaalde wet de belanghebbenden op de daarbij voorgeschreven
wijze in de gelegenheid gesteld hunne bezwaren schriftelijk en mondeling
in te dienen.
Vermits het verzoek strekt tot het leggen van een stoombuis en van
peezen tot overbrenging van de beweegkracht over de Langegracht waar
voor palen op de openbare straat zullen moeten worden geplaatst, zoo kan
door ons de vergunning tot uitbreiding der fabriek niet worden verleend
alvorens door Uwe Vergadering de vereischte toetemming tot eerstgenoemde
werken is gegeven.
Tegen het verzoek is alleen bezwaar ingediend door Diakenen der Ned.
Herv. gemeente, omdat tengevolge van het leiden van een stoombuis
over de Langegracht de turfschepen tot vervoer van turf naar de turf
schuur alsdan met liggende mast zullen moeten varen, terwijl aan het
vervoer door schepen met staande mast minder uitgaven voor hunne admi
nistratie zijn verbonden.
Aan dit bezwaar kan worden te gemoet gekomen door te bepalen dat
de overspanning moet geschieden op eene hoogte van minstens 8| meter
boven den waterspiegel.
Verder zal ter voorkoming van gevaar tengevolge van het eventueel
breken van de peezen moeten worden voorgeschreven het plaatsen van
een toestel waarin de peezen bij eventueel breken of springen worden
opgevangen.
Het komt ons na overleg met de Commissie van Fabricage voor dat
met inachtneming van deze voorzorgsmaatregelen de vereischte toestemming
kan worden verleend, zoodat wij aan Uwe Vergadering in overweging
geven aan de firma P. Clos Leembruggen tot wederopzeggens en tegen
betaling van de verschuldigde rechten te vergunnen om van hare fabriek
aan de Langegracht n°. 5 een stoombuis en peezen tot overbrenging van
beweegkracht te leiden over de Langegracht naar hare fabriek aan de
Binnenvestgracht n°. 4, alsmede palen te plaatsen op de openbare straat
aan beide zijden van de Langegracht aan elkander verbonden door een
dwarsbalk waarlangs de peezen enz. worden geleid, onder voorwaarde;
1°. dat de buis enz. worden gelegd op eene hoogte van minstens 8^
meter boven den waterspiegel
2°. dat een toestel worde aangebracht ten einde de peezen bij eventueel
breken of springen op te vangen, een en ander uit te voeren overeenkom
stig de door ons college te geven voorschriften.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Geven met verschuldigden eerbied te kennen de firma P. Clos Leem
bruggen fabrikanten alhier, dat zij van hare fabriek aan de Langegracht
eene stoombuis en beweegkracht wenscht over te brengen naar de nieuw
te bouwen fabriek aan de Vestgracht in de richting op bijgaande situatie
met roode lijnen aangegeven, waarvoor beleefdelijk de toestemming Uwer
Vergadering wordt verzocht.
Leiden, 21 Augustus 1884. 't Welk doende,
P. Clos Leembruggen.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF.