GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 65 INGEKOMEN STUKKEN. N°. 143. Leiden, 18 September 1884. Naar aanleiding van nevensgaand verzoek van Dr. Jan Ten Brink om restitutie van schoolgeld hebben wij de eer U mede te deelen dat door adressant over het derde kwartaal 1884 is betaald voor 2 meisjes, leer lingen der meisjesschool lste klasse, f 22.50 en voor 3jongens, leerlingen der jongensschool lste klasse, f 33.75, te zamen f 56.25; dat adressant sinds 1 September jl. zich in de gemeente heeft gevestigd en dat hem alzoo krachtens Raadsbesluit op de heffing van schoolgeld voor de lagere scho len (Gembl. n°. 9 van 1882) teruggave kan worden toegestaan van het be taalde over de maanden Juli en Augustus tot een bedrag van f 37.50. Wij geven Uwe Vergadering in overweging tot bedoelde teruggave te besluiten. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Hoog Edel Achtb. Raad der gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Dr. Jan Ten Brink, hoog leeraar aan de Rijks-Universiteit alhier, dat hij aan den Gemeente-Ontvanger betaald heeft de gelden verschuldigd voor het onderwijs zijner kinderen (meisjesschool lste klasse en jongensschool lste klasse) voor het derde kwarfeal van 1884 zijnde de sommen van f 22.55 en f 33.80, dat zijne kinderen eerst met den 2 September, dus in de laatste maand van dit kwartaal ter school zijn gekomen, omdat ondergeteekende met 1 Septem ber zich in deze gemeente gevestigd heeft; dat hij derhalve eerbiedig verzoekt volgens de bestaande Gemeente- Verordening, houdende heffing van schoolgelden, om restitutie van het te veel betaalde. 't Welk doende, hij met de meeste hoogachting de eer heeft zich te teekenen. Hoog Edel Achtbare Heeren Uw dienstvaardige Leiden, 4 September 1884. Jan Ten Brink. N°. 144. Leiden, 18 September 1884. Onder overlegging van nevensgaand adres van L. K. Harmsen om resti tutie van schoolgeld geven wij Uwe Vergadering in overweging afwijzend op het verzoek te beschikken op grond dat adressant zich met 1 Augustus niet in de gemeente Leiden maar onder de gemeente Oegstgeest heeft gevestigd, terwijl het Raadsbesluit op de heffing van schoolgeld bepaalt dat teruggave van schoolgeld kan worden verleend aan ouders die zich tusschentijds in de gemeente vestigen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Edel Achtb. Raad der gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen L. V. Harmsen, Oost-Indisch Ambtenaar met verlof; dat hij zich den l»ten Augustus dezes jaars in de nabijheid dezer ge meente, onder Oegstgeest, metterwoon heeft gevestigd; dat hij sinds 19 Augustus jl. het voorrecht geniet zijne kinderen op de scholen 2de klasse in deze gemeente geplaatst te zien dat hij bij quitantiën van 27 Augustus en 5 September jl. aan den Gemeente-Ontvanger voldaan heeft het schoolgeld verschuldigd over het 3de kwartaal, bedragende achttien gulden. Redenen waarom adressant Uwen Edel Achtbaren Raad beleefd verzoekt hem wel restitutie te willen verleenen van het betaalde schoolgeld over dat gedeelte van het 3de kwartaal, waarin de kinderen van genoemd onderwijs niet hebben genoten. Oegstgeest (Aloëlaan), 't Welk doende, 11 September 1884. L. K. Harmsen. N°. 445. Leiden, 22 September 1884. Naar aanleiding van het raadsbesluit van 11 September jl. is het ge voelen van den heer Commissaris des Konings ingewonnen omtrent de al of niet benoembaarheid van de daarbij bedoelde personen -tot leden van het College van Zetters. 1. 2. 3. 2». De Commissaris des Konings heeft ons daarop medegedeeld dat zoowel de beide rooimeesters J. Van Lith en J. C. Rijk als de Directeur van het Brandwezen A. Verhoog en de Opperbrandmeester P. Marks als Gemeente ambtenaren moeten beschouwd worden en dat op hen mitsdien van toe passing is het bepaalde bij art. 5 der wet van 5 April 1870 (Stbl. n®. 63). De beide eerstgenoemden worden door den Commissaris des Konings tot leden van het College van Zetters benoemd ingevolge de voordracht van den Raad dd. 26 Augustus 1880 en tegen hunne benoeming als zoo danig bestond destijds geen bezwaar, omdat in kolom 6 dier voordracht alléén van de beroepen van timmerman en metselaar werd melding ge maakt, waaruit dus niet op te maken was, dat zij tevens ambtenaren der gemeente waren. Verder heeft de Commissaris des Konings verzocht te willen bevorderen dat door J. Van Lith en J. C. Rijk eervol ontslag als lid van het College van Zetters worde aangevraagd en voorts zoo spoedig mogelijk met het oog op het bepaalde bij art. 3 der aangehaalde wet eene nieuwe voor dracht van den Raad in te zenden. In art. 3 is bepaald dat de benoeming geschiedt door den Commissaris des Konings vóór den lsten October. Op grond van het vorenstaande wordt eene nieuwe aanbeveling voor de vaststelling van eene voordracht van zes personen aan Uwe Vergadering hiernevens aangeboden. 1°. Jan Filippo Hz. wonende te Leiden, geboren 8 Februari 1847, Metselaar. 2°. Anthonius Gerardus Hessels, wonende te Leiden, geboren 15 Juni 1813, oud Landmeter van het kadaster. 1°. Willem Kok, geboren 15 Januari 1833, Timmerman en Architect. 2°. Mr. Nicolaas Lucas Jan Van Buttingha Wichers, wonende te Leiden, geboren 2 October 1849, Advocaat en Procureur. 1°. Hendrik Philippus Kelder, wonende te Leiden, geboren 26 December 1841, Winkelier. Willem Cornelis Mulder, wonende te Leiden, geboren 23 Februari 1850, Architect. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 14®- Leiden, 22 September 1884. Onder overlegging van nevensgaand verzoek van de Commissie van Oppertoezicht en Beheer der Kweekschool voor Zeevaart geven wij Uwe Vergadering in overweging de gevraagde vergunning tot oprichting van een uitspanningslokaal te verleenen onder dezelfde voorwaarden als vroe ger eene dergelijke vergunning is verleend als; a. dat bij eventueele opheffing der Kweekschool, het gebouw door de gemeente tegen taxatie van deskundigen kunnen worden overgenomen en b. dat bijaldien de gemeente zulks niet mocht verlangen, het gebouw evenals de andere door de Commissie moet worden weggeruimd. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen de Commissie van Opper toezicht en Beheer der Kweekschool voor Zeevaart te Leiden dat zij, door het bouwen van een uitspanningslokaal voor'de jongens in eene lang gevoelde behoefte verlangt te voorzien. De Commissie vermeent dit gebouw te moeten plaatsen, volgens nevens gaande teekening, in het verlengde van de Kweekschool, evenwijdig aan den muur der Artillerie-kazerne, doch op voldoenden afstand er van ver wijderd, om het licht niet te benemen van de ramen, die van de bedoelde kazerne op het terrein der Kweekschool uitzien, terwijl de ruimte tus- schen den voorkant van het gebouwtje en het tuinhek zal beplant worden met heesters en boomen. Eerbiedig wendt adressante zich tot Uwen Raad met het verzoek dat hij toestemming moge verleenen tot het oprichten van bedoeld gebouw op het terrein der Kweekschool. Leiden, September 1884. 't Welk doende, De Commissie voornoemd, A. Rutgers van der Loeff, Voorzitter, C. H. De Goeje, Secretaris. Te Leiden ter Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1884 | | pagina 1