verminderd en daarmede het batig slot der gemeenterekening te worden
verhoogd; dit zoude dan in mindering kunnen strekken van de plaatselijke
directe belasting. Tenzij beter ingelicht, zoude ik dat wel willen voor
stellen.
De Voorzitter. Mag ik U opmerken dat de gelden niet worden ver
strekt door de gemeente voor dat de Gasfabriek ze noodig heeft, en de
renten worden dan eerst verschuldigd. De gemeente kan daarentegen
rente genieten, door de gelden in prolongatie te geven.
De heer Bredius. Vindt de gemeente in die prolongatie een aequiva-
lent voor het renteverlies en de winstderving, die door haar geleden worden
De Voorzitter. Ik durf dit niet bepaald te zeggen, aangezien de koers
van de prolongatie op de beurs, daarop zeer veel invloed heeft. Tot dus
verre echter zijn alleen gelden aan de gasfabriek verstrekt wanneer dit
voor de verbouwing noodig was, vóór dien tijd nooit Daarenboven heeft
niet de gasfabriek maar wel de gemeente de leening gesloten, met het
doel om daardoor te zijner tijd, naar mate van de behoefte, gelden aan
de gasfabriek te kunnen verstrekken.
De gemeente is ook verantwoordelijk voor de geldleening en dit blijkt
ten duidelijkste uit de omstandigheid dat zij aan den geldschieter 4 °/o
uitkeert, terwijl de gasfabriek aan de gemeente 5 °/0 betaalt.
Naar ik meen, geniet de gemeente dus, in plaats van nadeel, eeniger-
mate voordeel.
De heer Bredius keert echter de zaak om. Zooals hij zelf evenwel op
merkte, doet het er weinig toe of de gemeente van de gasfabriek dan
wel de gasfabriek van de gemeente profiteert, dit is zeer waar, want altijd
komen de baten in de kas van de gemeente.
De heer Bredius. Ik dank U zeer, M. de V., voor de gegeven inlich
tingen, hoewel ik gaarne mijne vraag beantwoord had gezien.
Intusschen blijf ik het echter wenschelijk achten, dat de beide admini-
stratiën zoo streng mogelijk gescheiden blijven, opdat de gasfabriek, dal
enfant chéri, niet begunstigd worde ten nadeele der gemeente.
De rekening wordt hierop zonder discussie of hoofdelijke stemming
voorloopig vastgesteld. De Wethouders onthielden zich daarbij van mede
stemming.
VII. Rekening van de Kamer van Koophandel en Fabrieken over 1883.
(Zie ing. St. n°. 106).
Aangezien de Vergadering, wanneer de leden die bij de beoordeeling
der rekening niet tegenwoordig mogen zijn, haar verlaten hebben, onvol
tallig zou zijn, voor het nemen van een besluit, wordt de behandeling uit
gesteld tot eene volgende Vergadering.
VIII. Idem van het Stedelijk Werkhuis.
(Zie Ing. St. n°. 109).
Wordt om dezelfde reden uitgesteld.
Niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergadering gesloten.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF.