51
Zitting van Donderdag 38 Augustus 1884,
geopend 's namiddags te half drie.
Voorzitterde heer Wethouder P. J. DE FREMERY.
Te behandelen onderwerpen:
1°. Verzoek van A. D. D. Schretlen, om een afvoerbuis te leggen door den
Stationsweg. (119)
2°. Idem als voren van G. F. Alsche. (119)
3°. Idem van C. Wijnkool, om een ijzeren hek te plaatsen vóór zijn huis
aan den Stationsweg. (123)
4°. Idem van A. G. Mulié, over de verschuldigde retributie voor gasaan-
leg in den Burg. (127)
5°. Voordracht betrekkelijk den aanleg van een park op de Ruïne. (124)
6°. Rekening van de ontvangsten en uitgaven der gemeente over 1883.
(117, 125 en 128)
7°' Rekening van de Kamer van Koophandel en Fabrieken over 1883. (106)
8°. Idem van het Stedelijk Werkhuis. (109)
Tegenwoordig 16 leden, als: de heeren Hartevelt, Bool, Groll, Bredius,
Zaaijer, Van Dissel, Juta, Driessen, Was, De Goeje, Zaalberg, Knappert,
Donner, Verster, Le Poole en de Voorzitter.
De heeren Damsté en Cock hebben kennis gegeven verhinderd te zijn
de vergadering bij te wonen, daar zij voor eenigen tijd de gemeente heb
ben verlaten.
De aanteekeningen van het verhandelde in de zittin; van Donderdag
7 Augustus jl., worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede:
1°. Missive van den heer J. Scheltema, houdende ken isgeving dat hij
wegens verandering van woonplaats ophoudt lid van den Raad dezer
gemeente te zijn.
Deze missive luidt als volgt:
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
Ik heb de eer aan Uwe Vergadering kennis te geven dat ik door ver
andering van woonplaats geen ingezeten van Leiden meer ben en dien
tengevolge heb opgehouden lid van den Raad te zijn.
Het zij mij vergund hierbij te voegen dat het zeer tot mijn leedwezen
was dat ik reeds sedert geruimen tijd aan Uwe werkzaamheden zoo
weinig heb kunnen deelnemen, en dat ik bij het verlaten van de plaats
in Uw midden de beste wenschen koester voor Uw aller welzijn en voor
den bloei en de welvaart der gemeente Leiden.
Noordwijkerhout, 12 Augustus 1884. J. Scheltema.
2°. Dispositie van de Gedeputeerde Staten der provincie Zuid-Holland,
van 11/13 Augustus jl. G. S. n°. 19, ten geleide van het goedgekeurd
kohier der plaatselijke directe belasting, dienst 1884.
Worden voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Adres van het Bestuur der Maatschappij ter bevordering van Nijver
heid, afd. Leiden, over de verlaging van den prijs van het gas van
f 0.08 op f 0.06 per kub. meter.
2°. Adres van de firma De Heyder Co. en andere fabrikanten, ter
ondersteuning van bovengemeld adres over de verlaging van den gasprijs.
Worden gesteld in handen van Burg. en Weth.
3°. Missive van Commissarissen der Sted. Gasfabriek, omtrent de ge
maakte bemerkingen naar aanleiding van de rekening der Gasfabriek.
Wordt ter inzage van de leden in de leeskamer nedergelegd.
4°. Missive van den heer Dr. W. P. Weebers, waarbij hij ontslag
neemt als lid van de Plaatselijke Schoolcommissie.
Wordt voor kennisgeving aangenomen.
5°. Adres van den heer P. I. De Fremery, waarbij hij vergunning
verzoekt tot de plaatsing van een ijzeren hek voor zijn huis aan den
Morschsingel n°. 1.
Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth.
6°. Begrootingen voor het dienstjaar 1885, van het Evang. Luth Wees-
en Oudeliedenhuis en van de R. K. Armen en het R. K. Wees- en Oude-
liedenhuis.
7°. Suppletoire staat van begrooting dienst 1884, van het Gereformeerd
Minne- of Arme Oude Mannen en Vrouwenhuis.
Worden gesteld in handen van de Commissie van Financiën.
8°. Adres van Beuzemaker Co. e. a., tot ondersteuning van het verzoek
van het Bestuur der afd. Leiden van de Maatschappij tot bevordering van
Nijverheid, tot verlaging van den gasprijs van 8 op 6 cents per kub. meter.
Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth.
9°. Begrooting van de ontvangsten en uitgaven der gemeente over 1885.
Wordt besloten deze te behandelen in de sectiën en te stellen in han
den van de Commissie van Financiën.
10°. Adres van ingezetenen wonende langs de Havenlijn, waarbij wordt
verzocht dat eene beslissing worde genomen aangaande de exploitatie
van die lijn.
Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth.
11°. Adres van A. G. Mulié, pachter van den Burg.
ZlTTIMGVBRSLAG 1884
Dit adres luidt als volgt:
Aan H. H. Leden van den Raad der gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigd en eerbied te kennen
Augustus Gijsbertus Mulié, pachter van het Heerenlogement aan den
Burg te Leiden;
dat adressant, ten einde eene afwijzende beschikking op het request,
door hem 15 Juni jl. aan Uwe Vergadering ingediend, te voorkomen, het
navolgende ter toelichting onder de aandacht van UEdel achtbaren wenscht
te brengen
dat, toen het Hotel de Burg bewoond werd door den heer Verhaaff,
gratis door de gemeente eene gasleiding is aangebracht;
dat de heer Kok, die na den heer Verhaaff pachter van den Burg
werd, van dezen heeft overgenomen, als tot het gebouw en dus aan de
gemeente behoorende, dezelfde volledige gasleiding, die hij op zijn beurt
weder overdroeg aan zijn opvolger, den heer Feun
dat echter de heer Feun, met de ornamenten enz. niet tevreden, voor
eigen rekening eene veel fraaiere liet aanleggen, nadat hij de leiding, die
het eigendom der gemeente was, had doen wegbreken;
dat hij in 1878 het gebouw verlatende, verreweg de voornaamste gas-
ornamenten met medeweten van den Stads-Architect medenam, maar
tevens, met of zonder medeweten van dien gemeente-ambtenaar, verzuimcfe,
alles in den staat te herstellen, zooals hij het bij den aanvang van zijn
pacht had overgenomen van den heer Kok
dat de gemeente in 1878 eenige noodpijpen heeft laten aanleggen (met
belofte voor vernieuwing te zullen zorgen) en wel3 in de koffiezaal, 3
in de verkoopzaal, en 1 in de vestibule; waarvan de beide laatste stellen
nu 6 jaren aanwezig zijn, terwijl het stel lichten in de koffiekamer o. a.
door adressant zijn vernieuwd;
dat adressant ten minste 15 malen bij wijlen den Edel achtbaren heer
Van den Brandeler is geweest, en deze hem meermalen beloofd heeft, alles
in behoorlijke orde te zullen doen herstellen, en geleden schade te vergoeden
dat adressant bescheiden vraagt, waarom de gemeente gratis eenige
noodpijpen liet aanbrengen, als zij geen gebouw met gas-ornamenten ver
huurd had;
dat adressant heeft gepacht het gebouw met aanbehooren en gasleiding,
en hij meent dat men hierdoor veilig mag verstaan, eene leiding van af de
aanvoerbuizen tot aan de vlam, temeer, omdat vroeger voor rekening der
gemeente of van de gasfabriek eene leiding met ornamenten in de gebou
wen is aangebracht;
dat adressant zich door onderteekening van de huurovereenkomst tegen
over de gemeente heeft verbonden, vóór hij kennis nam van den ontred
derden toestand der gasleiding, omdat deze uit den aard der zaak eerst
aan het licht kwam, onmiddellijk na het vertrek van den heer Feun
en ten slotte:
dat de heer Kok, vroeger pachter van den Burg, bereid is, het boven
gestelde, omtrent de overgave van de gasleiding aan den heer Feun, zoo
noodig als waarheid te bevestigen.
Redenen, waarom adressant Uwe Vergadering met de meeste beschei
denheid verzoekt zijn adres van 15 Juni jl. in verband met deze toelich
tingen, in overweging te willen nemen.
Leiden, 28 Augustus 1884. 't Welk doende enz.,
A. G. Mulié Sr.
Te behandelen bij de voordracht.
Aan de orde is:
I. Verzoek van A. D. D. Schretlen, om een afvoerbuis te leggen door
den Stationsweg.
(Zie Ing. St. n°. 119).
Zonder discussie of hoofdelijke stemming toegestaan.
II. Verzoek als voren, van G. F. Alsche.
(Zie Ing. St. n°. 119).
Zonder discussie of hoofdelijke stemming goedgekeurd.
III. Verzoek van C. Wijnkool, om een ijzeren hek te plaatsen vóór
zijn huis aan den Stationsweg.
(Zie Ing. St. n°. 123).
Zonder discussie of hoofdelijke stemming toegestaan.
IV. Verzoek van A. G. Mulié, over de verschuldigde retributie voor
gasaanleg in den Burg.
(Zie Ing. St. n°. 127).
De Voorzitter. In verband met het nader adres van den adressant,
zooeven door den Secretaris voorgelezen, moet ik verwijzen naar de voor
waarde, die in het tegenwoordige contract opgenomen is. Destijds werd,
op voorstel van een der raadsleden, bepaald dat de huurder gebruik mocht
maken van de gasleiding, waarvoor jaarlijks 24 gulden zou moeten wor
den uitgekeerd. De verpachting heeft plaats gehad met inbegrip van de
gasleiding alléén en volstrekt niet met ornamenten, die behooren tot het
meubilair van den pachter. Het drinkwater wordt op dezelfde conditiën
geleverd. Ik geloof dus niet dat er redenen bestaan om ons advies af te
wijzen en op het adres van den pachter terug te komen.
De heer Juta. Het heeft terstond mijne aandacht getrokken, M. de V.,
toen ik de stukken, die op deze zaak betrekking hebben, inzag, dat in
het rapport van Burg. en Weth. staat dat de gasleiding door de ge
meente is aangebracht en voor het gebruik 24 gulden 's jaars betaald
moet worden, terwijl de adressant in zijn adres beweert dat de leiding
door hem zeiven in het gebouw is aangebracht. Ik dacht bij het lezen
der stukken onmiddellijk aan een misverstand. Naderhand werd ik in deze
gedachte nog versterkt door een bezoek, door adressant mij gebracht, en
door het nader adres, dat zooeven door den Secretaris werd voorgelezen.
Het misverstand spruit voort uit de meening van den adressant, dat
onder gasleiding begrepen wordt de geheele leiding tot de vlam, dus met
de ornamenten incluis. Er bestaat voor hem reden om tot dit gevoelen