57
Evenwel valt hierbij op te merken dat zooals in ons rapport van 31
Juli II., ingekomen stukken n°. 117, is medegedeeld nog over het dienst
jaar 1883 uitgaven moeten plaats hebben welke vóór het sluiten der reke
ning niet konden geschieden.
Met het oog hierop nemen wij de vrijheid aan Uwe Vergadering ter
vaststelling over te leggen een suppletoire begrooting ad 37384.54
strekkende om dat bedrag te vinden uit het vermoedelijk beschikbaar
overschot van den dienst 1883 en het artikel onvoorziene uitgaven der
begrooting voor 1884 met genoemde som te verhoogen, alsmede een staat
bedoeld bij art. 14 der voorschriften betreffende de gemeente-rekening om
bedoelde uitgaven rechtstreeks uit den alsdan verhoogden post van onvoor
ziene uitgaven te doen.
Tevens bieden wij U mede ter vaststelling aan een suppletoire begroo
ting ten einde op den dienst 1884 over te brengen de som ad 76845.57
die krachtens raadsbesluit van den 10 Januari en 14 Februari 1884 goed
gekeurd den 26 Februari 1884 op den dienst 1883 was overgebracht,
doch waaraan in dat jaar geen bestemming is gegeven.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
De Raad der gemeente Leiden,
Gezien de rekening en verantwoording van de inkomsten en uitgaven
der gemeente over het dienstjaar 1883 door Burg. en Weth. nevens de
hun door den gemeente-ontvanger aangeboden rekening met al de daarbij
behoorende bescheiden ingevolge art. 219 der wet van 29 Juni 1851
(Staatsblad n°. 85) op den 17 Juli 1884 overgelegd.
Overwegende dat de rekening van dien tijd af ter secretarie dezer ge
meente voor een ieder ter lezing nedergelegd en algemeen verkrijgbaar
gesteld is overeenkomstig het bepaalde bij gemeld art. 219 yan genoemde wet.
Gelet op het rapport der Commissie van Financiën, op de art. 221
en 222 der meergenoemde wet en op het besluit van de Ged. Staten der
provincie Zuid-Holland in dato 10 Augustus 1880 n°. 1 (Provinciaal
blad n°. 58).
Heeft besloten
1°. de rekening goed te keuren en voorloopig vast te stellen het bedrag
der ontvangsten tot de som van een millioen zestien duizend zes honderd
vier gulden, een en negentig en een halve cent 1016604.911
en dat der uitgaven tot de som van acht honderd twee
en zeventig duizend drie honderd drie en veertig gulden
tachtig en een halve cent872343.80|
en mitsdien sluitende met een batig saldo van ,~f 144261.11
zeggeeen honderd vier en veertig duizend twee honderd een en zestig
gulden en elf cent;
2°. het bedrag van hetgeen als oninbaar is afgescheven
a. Hoofdstuk II, volgn. 5/6 wegens plaatselijke directe belastingen te
bepalen op de som van vijf duizend twee honderd dertien gulden
vijftien cents. ƒ5213.15
b. Hoofdstuk III, volgn. 34 wegens boeten voor overtredingen
in zake van plaatselijke belastingen op de som van een honderd
vijf en vijftig gulden155.—
c. Hoofdstuk IV, volgn. 40 wegens andere ontvangsten niet
tot de vorenstaande behoorende914.14
d. Hoofdstuk V, volgn. 53. Ontvangsten voortvloeiende uit
het beheer der voormalige administratie der Gasthuizen 375.08
6657.37
alzoo te zamen ter somma van zes duizend zes honderd zeven
en vijftig gulden zeven en dertig cents;
3°. het bedrag van hetgeen nog blijft te verhalen, hetwelk in de eerst
volgende rekening behoort te worden verantwoord, vast te stellen op de
som van een duizend acht honderd twee en veertig gulden zes en twintig
cents, 1842.26).
Gedaan te Leiden ter openbare raadsvergadering van den
N°. 126. Leiden, 18 Augustus 1884.
Wij hebben de eer Uwe Vergadering mede te deelen dat de post
Schrijfloonen op de begrooting voor dit jaar uitgetrokken ad 1100 niet
voldoende zal wezen voor de behoeften, vooreerst tengevolge van lang
durige ziekte van een der beambten en vervolgens doordat is gebleken
dat op het bureau van den Burgerlijken Stand en Bevolkingsregisters
buitengewone hulp benoodigd is, ten einde de veelvuldige werkzaamheden
aldaar behoorlijk kunnen worden volbracht.
Wij geven U mitsdien in overweging bedoeld artikel der begrooting van
dit jaar met 300 te verhoogen, te vinden door afschrijving van dit
bedrag van den post voor Onvoorziene Uitgaven.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 127. Leiden, 12 Augustus 1884.
Ten aanzien van nevensgaand adres van A. G. Mulié, pachter van den
Burg, kunnen wij U mededeelen dat bij de behandeling van de voorwaar
den voor de openbare verpachting van den Burg in de Raadszitting van
24 Januari 1878 aan art. 4 van de concept-voorwaarden regelende de be
taling der huursom is toegevoegd de volgende bepaling:
„Bovendien moet voor het gebruik van de gasleiding, eigendom van
de Gasfabriek, aan deze jaarlijks voor huur worden uitbetaald 24, en
op kosten van den pachter de noodige geijkte gasmeters worden gesteld
en gehuurd."
Blijkens de toelichting van den voorsteller was die bijvoeging noodig
omdat in het gebouw van den Burg indertijd eene gasleiding was aan
gelegd waarvoor jaarlijks 24 moest worden uitgekeerd en door de op
neming van deze bepaling in het contract latere eventueele geschillen
zouden worden voorkomen.
Bovendien behoorden de gasmeters aan den toenmaligen pachter en
zoude alzoo aan den nieuwen pachter de verplichting moeten worden
opgelegd om een nieuwen geijkten meter te stellen of te huren.
Onder deze voorwaarden heeft alsnu de verhuring plaats gehad en is
daarop de huur aan adressant gegund, zoodat er uit den aard der zaak
geen aanleiding bestaat hem thans van de betaling van dit bedrag vrij
te stellen.
Evenmin bestaan er termen tot overneming door de gemeente van de
door adressant aangekochte gasornamenten. De vroeger in het gebouw
aanwezige gasornamenten waren het eigendom van den vorigen huurder
en zijn alzoo door dezen bij het eindigen van de huur medegenomen,
terwijl het gebouw zonder gasornamenten is verhuurd.
Wij geven Uwe Vergadering alzoo in overweging om afwijzend op het
verzoek te beschikken.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen
Augustus Gijsbertus Mulié, pachter van het Heerenlogement aan den
Burg te Leiden
dat adressant in 1800 acht en zeventig van deze gemeente in het open
baar gepacht heeft het Logement aan den Burg c. a.
dat hem, bij de aanvaarding in dat jaar bleek, dat op zeer enkele na,
alle gasornamenten verdwenen waren, en hij alzoo genoodzaakt was, nieuwe
aan te schaffen, tot een bedrag van omstreeks drie honderd vijftig gulden
dat deze omstandigheid aanvankelijk geen bezwaar opleverde, omdat
adressant de hoop koesterde, dat de gemeente, den gasaanleg, door hem
bekostigd, zoude overnemen
dat hij evenwel, tot zijn leedwezen nimmer van eenig voorstel in dien
zin, iets heeft vernomen, en, nu zulk een vrij belangrijk voorschot rente
loos ligt, schade lijdt;
dat hem adressant, behalve het gewone gasverbruik, maandelijks in
rekening wordt gebracht, eene som van twee gulden voor gasaanleg, die
door den adressant tot heden zijn betaald geworden;
dat adressant daaromtrent geene op- of aanmerking zoude mogen maken,
indien de gemeente, de door hem aangebrachte gasornamenten hadde over
genomen, doch thans bescheiden doet opmerken, dat het immers hoogst
onbillijk is, hem twee gulden per maand voor gasaanleg te doen betalen,
van eene leiding, door adressant zelf in de gebouwen aangebracht.
Redenen, waarom adressant met den meesten eerbied Uwe Vergadering
nadert, met het bescheiden verzoek, deze beide punten in overweging te
willen nemen:
1°. öf wel, hem te willen restitueeren een bedrag van twee gulden per
maand wegens onverschuldigd betaalden gasaanleg, met vrijstelling van
die som, gedurende den nog loopenden huurtijd;
2°. öf wel de door hem aangebrachte gasornamenten te willen overne
men, voor de sommen, daarvoor door hem besteed.
Leiden, 15 Juni 1884. 't Welk doende, enz.
A. G. Mulié,
Pachter van het Hotel a/d Burg.
N°. 128. Leiden, 21 Augustus 1884.
De Commissie van Financiën heeft de in hare handen gestelde verant
woording van Burg. en Weth. van de inkomsten en uitgaven dezer gemeente,
over den dienst 1883 en de daarbij overgelegde rekening van den Gemeente-
Ontvanger onderzocht.
Aangezien dat onderzoek tot geene bedenkingen heeft geleid, stelt de
Commissie Uwe Vergadering voor, de ingediende rekening voorloopig vast
te stellen bij het besluit, waarvan het ontwerp is gevoegd bij het voorstel
van Burg. en Weth. van den 13 Augustus 1884, terwijl zij U in over
weging geeft de daarbij overgelegde suppletoire begrootingen en den staat
(model amede vast te stellen.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF.