47
Zitting van Donderdag Augustus 1884,
geopend 's namiddags te twee uren.
Voorzitterde heer Wethouder P. J. DE FREMERY.
Te behandelen onderwerpen:
1°. Benoeming van twee tijdelijke leden der Commissie van Financiën. (115)
2®. Idem van een tijdelijken Voorzitter der Commissie van Financiën.
3®. Voordracht betrekkelijk de tijdelijke benoeming van een derden leeraar
in de Wiskunde aan de Hoogere Burgerschool. (112)
4°. Verzoek van A. L. De Leeuw, om ontslag als derde onderwijzer aan
de school 2d<» klasse voor jongens en meisjes. (113)
5°. Idem als voren van dr. P. J. Blok, als leeraar aan het Gymnasium. (111)
6°. Vaststelling van het Kohier der plaatselijke directe belasting dienst
1884. (118)
7°. Verzoek van P. Van der Meer' Jr. om een stoep te leggen aan den
Stationsweg. (116)
8°. Idem als voren van S. Van Leeuwen. (116)
9®. Idem van J. Van Leeuwen Azn., aan de Hoogewoerd. (116)
10°. Rekening van Vrouwen Kraammoeders over 1883. (110)
11°. Idem van de Kamer van Koophandel en Fabrieken. (106)
12®. Idem van het Stedelijk Werkhuis. (109)
13®. Idem van het Evangelisch-Luthersch Wees- en Oudeliedenhuis. (114)
Tegenwoordig 17 leden, als: de heeren Van Dissel, Zaaijer, Damsté,
Juta, Bool, Hartevelt, Van Wensen, Driessen, Was, De Goeje, Zaalberg,
Knappert, Donner, Cock, Verster, Le Poole en de Voorzitter.
De heer Groll heeft kennis gegeven verhinderd te zijn de vergadering
bij te wonen.
De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag
17 Juli jl., worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede:
1®. dat aan den Burgemeester verlof is verleend om zich gedurende 4
weken uit de gemeente te verwijderen, ingaande 7 Augustus a. s. en dat
zijne functiën zullen worden waargenomen door den oudsten Wethouder,
den heer De Fremery.
De Voorzitter. De Burgemeester heeft heden morgen voor het eerst
na zijne ongesteldheid weder deel aan onze werkzaamheden genomen, en
zal dezen namiddag tot herstel van zijne gezondheid de gemeente ver
laten de oprechte wensch dat hij volkomen hersteld tot ons moge weder-
keeren, zal zeker door den Raad worden gedeeld. (toejuichingen).
2®. Dispositie van de Ged. Staten der provincie Zuid-IIolland, van
26 Juli/1 Augustus jl., B. n®. 1948 (3de afd.) G. S. n®. 18/3 ten geleide
van het goedgekeurd raadsbesluit van 17 Juli jl., tot verhooging der be
grooting, dienst 1884, in ontvangst en in uitgaaf met f 5700.
3®. Missive van de Ged. Staten, van 29 Juli/4 Augustus jl., B. n®. 411
(2de afd.) G. S. n®. 82 daarbij goedgekeurd terugzendende de rekening
van de dienstd. Schutterij over 1883.
Worden voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1®. Verzoek van W. F. Van der Heyden, tot het leggen van buizen door
den Stationsweg.
2®. Verzoek van de firma Bertels Co. te Amsterdam, om vergunning
tot den aanleg van electrische en telephoonverbindingen.
3®. Verzoek van J. J. Lafeber, om restitutie van betaald schoolgeld voor
twee kinderen leerlingen van openbare lagere scholen.
4®. Verzoek van notaris Loeff te Haarlem, om den eigendom van een
gedeelte gronds te Noordwijkerhout, gemerkt sectie B. n®. 685, ten behoeve
van Mr. H. Gerlings.
5®. Verzoek van H. J. Hertog, om een stoep te leggen voor de percee-
len Stationsweg 4 en ia.
6®. Missive van de Plaatselijke Schoolcommissie, over den bouw van een
school der 3de klasse n®. 4 voor meer dan 400 leerlingen.
Worden gesteld in handen van Burg. en Weth.
De Voorzitter deelt nog mede:
Missive van den Minister van Binnenlandsche Zaken, over de Ruïne.
De missive luidt als volgt:
's Gravenhage, 4 Augustus 1884.
Bij nadere overweging zal ik toegeven aan den wensch in nevensgemeld
schrijven vervat om den aanleg van het park door u en niet van mijnent
wege te laten uitvoeren. Dit zal u blijken uit de lezing van nevensgaand
nieuw ontwerp eener overeenkomst te dier zake te sluiten.
Ik merk daarbij op dat ik het niet noodig noch raadzaam acht in art. 1
den aard der gebouwen nader te bepalen, omdat bezwaarlijk thans te zeggen
valt welke gebouwen binnen de volgende 50 jaren op de Ruïne zullen
moeten verrijzen. Ook uwerzijds kan er geen bezwaar zijn tegen de t 11ans
gekozen uitdrukking, „gebouwen ten behoeve der Rijks-Universiteit.
Aan Uwe opmerking betreffende het monument van Leiden s Ontzet is
gevolg gegeven.
Ten slotte merk ik op dat ik de kosten van den aanleg van het park
heh bepaald op f 7000 en niet op f 10000 zooals in uw concept was
gesteld, en zulks op grond eener raming door den Rijksbouwkundige gemaakt.
Zittinqveeslao 1884.
Gaarne verneem ik of de Gemeenteraad zich met bijgaand ontwerp kan
vereenigen, in welk geval ik de overeenkomst in duplo op zegel geschre
ven tegemoet zie.
Aan Burg. en Weth. De Minister van
van Leiden. Binnenlandsche Zaken,
Heemskerk.
De Voorzitter. Hieromtrent zal eene voordracht aan den Raad wor
den ingediend.
Aan de orde is:
I. Benoeming van twee tijdelijke leden der Commissie van Financiën.
(Zie Ing. St. n®. 115).
De Voorzitter. Mag ik de heeren Donner, Bool en Zaalberg verzoeken
met mij het stembureau uit te maken
De heer Donner. Een enkele vraag, M. de V.Heeft men bij den heer
Damsté aanzoek gedaan om, zoolang nog geene definitieve keuze kan plaats
hebben, zijne betrekking alsnog te blijven vervullen? En indien dit niet
is geschied, zou het dan op dit oogenblik nog niet kunnen gebeuren daar
wij dan slechts één lid dier commissie behoefden te kiezen. Ik vraag dit
ook met het oog op het werk, dat den leden wacht, n. 1. het onderzoek
der rekening van de ontvangsten en uitgaven van de gemeente over 1883,
en waarin de heer Damsté beter thuis zal zijn dan een lid dat tijdelijk voor
hem zal worden gekozen.
De heer De Fremery. Volgaarne wil ik Uw verzoek overbrengen en
aan den heer Damsté de vraag richten of hij de welwillendheid zou willen
hebben aan den wensch van de leden te voldoen?
De heer Damsté. M. de V.! Ik wil gaarne die betrekking tijdelijk
blijven waarnemen, indien ik den Raad daarmede genoegen kan doen.
De Voorzitter. Ik zeg den heer Damsté dank voor zijne welwillend
heid om de betrekking nog tijdelijk te willen waarnemen. Aldus blijft
ons slechts over nog één tijdelijk lid te benoemen.
Op den heer Juta zijn 12 stemmen uitgebracht. De heer Le Poole ver
kreeg twee stemmen, de heeren Verster en Driessen ieder één stem, terwijl
één briefje blanco was gelaten; alzoo is de heer Juta thans benoemd.
De Voorzitter. Is de heer Juta bereid de betrekking aan te nemen.
De heer Juta. Met genoegen ben ik bereid deze benoeming aan te
nemen. Doch aangezien er haast is bij het onderzoek der rekening over
1883, moet ik opmerken dat ik morgen de stad voor 4 a 5 dagen zal
verlaten. Indien dit voor de andere leden van de Commissie van Finan
ciën geen bezwaar, is dan zal ik gaarne de benoeming aanvaarden.
De Voorzitter. Dit kan geen bezwaar zijn. De Commissie heeft de
goheele maand Augustus voor het nazien der rekening.
De heer Knappert. Daar ik hier op het oogenblik, M. de V., het
eenige lid van de Commissie van Financiën ben, wil ik, met het oog
daarop, gaarne verklaren dat het mij ontzaglijk veel genoegen doet, dat
de heer Juta zijne benoeming heeft aanvaard. Maar ook ik ben voorne
mens over acht dagen voor een week de stad te verlaten ik twijfel echter
niet of, onder presidium van onzen gewezen Voorzitter, zullen de werk
zaamheden op den bepaalden tijd wel gereed komen.
De Voorzitter. In dat geval stel ik voor den heer Damsté bij accla
matie tot tijdelijk Vc jrzitter te benoemen.
Aldus wordt beslot n.
De Voorzitter. V«'klaart de heer Damsté zich bereid?
De heer Damsté. Met genoegen, M. de V.
III.- Voordracht betrekkelijk de tijdelijke benoeming van een derden
leeraar in de wiskunde aan de Hoogëre Burgerschool.
(Zie Ing. St. n®. 112).
De heer Was. M. de V., Ik zou gaarne zien, dat de behandeling van
deze zaak uitgesteld werd tot de behandeling van de jaarlijksche begroo
ting. Naar mijne meening toch hebben wij hier te doen met een zeer
gewichtig voorstel', want al geldt het ook slechts de tijdelijke aan
stelling van een derden leeraar in de wiskunde aan de Hoogere Burger
school, zal toch ieder, die de stukken nauwkeurig gelezen heeft, daaruit
hebben bespeurd dat die tijdelijke opdracht slechts de brug is om tot
een definitieven toestand te geraken, waarin drie leeraren in de wiskunde
voortaan aan de Hoogere Burgerschool zullen verbonden zijn.
Nu geloof ik, M. de V., dat om die reden tegen het voorstel zelf nog
al eenige bedenkingen in het midden te brengen zouden zijn. Op dit
oogenblik is echter mijn voornaamste bezwaar, dat de Raad niet genoeg
zaam op zulk een gewichtig voorstel voorbereid is. Eerst Dinsdag-avond
is het aan de leden rondgedeeld.
Daarbij komt nog dat het een voorstel betreft, dat wij niet konden
verwachten. Immers, het voorstel is in strijd met de oorspronkelijke mee
ning der Commissie van Toezicht. Waar namelijk in het jongste jaarver
slag dier Commissie dit onderwerp ter sprake komt en de mededeeling
wordt gedaan dat aan de leeraren in de wiskunde 25 lesuren per week
zijn opgedragen, voegt zij er de uitdrukkelijke verklaring bij, dat dit
aantal uren niet groot genoeg is, om op vermeerdering van personeel
aan te dringen.
Naar mijn inzien, M. de V., volkomen terecht. Onze verordening laat
toe, dat aan leeraren der gemeente-instellingen meer dan 24 lesuren per
week worden opgedragen. Zij verbiedt dit volstrekt niet, maar bepaalt
alleen een maximum tot regeling der jaarwedden. De verordening gaat
zelfs van de veronderstelling uit, dat somtijds aan een leeraar meer uren
opgedragen worden, en dan wordt hem een vergoeding toegekend naar
den maatstaf van f 100 'sjaars voor ieder lesuur boven het 24 tal.