46 zooveel noodig gerepareerd en in orde gebracht. Ons geacht medelid, de heer Zaalberg, heeft op mijn verzoek zijne zeer gewaardeerde welwillende medewerking toegezegd voor het opmaken van een staat van goederen die eventueel voor de verpleging der patiënten aangeschaft zullen moeten worden. Zoodra ik in het bezit van dien staat ben en na verdere raad pleging met den heer Zaalberg, zal ik kunnen beslissen of er reeds on middellijk voorstellen voor het aankoopen van een en ander moeten ge daan worden, ten einde een soort magazijn te vormen waaruit in de eerste behoeften kan worden voorzien. Overigens spreekt het van zelf dat ik, wat dergelijke punten betreft, mij aan het gezag van deskundigen moet onderwerpen, zoodat ik, op dit oogenblik, nu ik hun advies nog wachtende ben, natuurlijk onmogelijk zeggen kan wat later zal geschieden of worden voorgesteld. De heer Donner. Gaarne zoude ik vernemen, voor hoeveel lijders de barakken plaatsruimte aanbieden. Wanneer U, M. d. V.mij het ant woord op die vraag niet kan geven, dan zal wellicht ons geacht mede lid, de heer Zaaijer, daartoe in staat zijn. De heer Zaaijer. Ik kan op de vraag van den heer Donner geen stellig antwoord geven. Alle ruimte, voor de verpleging van lijders aan besmettelijke ziekten bestemd, zal echter niet voor de opname van cholera- lijders beschikbaar zijn, daar ook lijders aan andere besmettelijke ziekten zich kunnen voordoen. In ieder geval zou de ruimte niet voldoende zijn indien onverhoopt eene epidemie grooten omvang mocht verkrijgen. De heer Donner. In i866 waren er in de Lakenhal een of twee za len afgezonderd. Ik weet echter niet meer hoe groot het aantal zie ken was. De heer Zaalberg. Daar destijds aan mij de Directie van de behan deling der cholera-zieken in de Lakenhal was opgedragen, herinner ik mij dit nog zeer goed. Er waren, als ik mij niet vergis, twee zalen voor de mannen, twee zalen voor de vrouwen en twee zalen voor de recon valescenten, in het geheel circa 100 plaatsen. Voorts was er een zaal voor de doctoren en een voor den apotheker enz.zoodat in de Lakenhal ruimte voldoende aanwezig was. De heer Donner. Zijn er echter ooit meer dan 25 of 20 tegelijk op genomen De heer Zaalberg. Met de reconvalescenten mede was het grootste aantal circa 40. De heer Donner Wanneer het niet volstrekt noodzakelijk is, ontraad ik de ontruiming van de Ambachtsschool, om de ongelegenheid waarin die inrichting zou komen, en om het opzien, dat het zou baren. Ik ben het volkomen eens met de vorige sprekers, dat er maatregelen moeten genomen worden, maar aan de andere zijde oordeel ik het raadzaam daaraan zoo min mogelijk ruchtbaarheid te geven, om de vrees en angst voor de cholera bij het publiek niet te wekken of te doen klimmen. Men weet uit ervaring dat de vrees een bekwame geleidster is voor alle be smettelijke ziekten en epidemiën. En hoewel ik nu niet zoigeloos wil zijn want in goeden zin moeten wij altijd vreezen, daar wij bestendig in gevaar zijn moet ik toch waarschuwen om" geen nadeelige en ge vaarlijke vrees en angst op te wekken. Laten er de noodige maatregelen genomen worden, maar men geve er geene meerdere publiciteit aan dan noodzakelijk is. Ik ducht voor de cholera veel meer van de te houden kermis. De on geregeldheden, de dronkenschap en de onzedelijkheid, die kermis met zich brengt, zijn bondgenooten van de cholera, meer te vreezen dan anderen. Het is te laat, anders zou ik voorstellen, nu men maatregelen tegen die gevreesde ziekte neemt, de kermis dit jaar niet toe te laten. Ik ben er voor maatregelen te nemen maar laat ons te gelijk vermij den wat bij onze ingezetenen gevaarlijke vrees en angst zou kunnen voeden of verwekken. Ik geef dus toe dat er maatregelen genomen moeten worden. De Voorzitter. Wat de ontruiming der lokalen van de Ambachts school betreft, dit is een quaestie van slechts zeer weinig tijd, men be hoeft daarvoor slechts eenige werklieden meer aan het werk te stellen. Ik meen dan ook dat, wanneer zich hier ter stede een geval voordeed, zoodat het intreden van de ziekte geconstateerd was, er dan nog tijd genoeg zou zijn de lokalen gereed te maken, en af te wachten dat in de barakken geen ruimte meer over was. Ik herhaal echter nadrukkelijk dat ik op eigen autoriteit hier niets be slissen wil. Het is slechts de opinie van een leek, die ik geenszins tegen over die der geneesheeren zou willen stellen, wanneer dezen bij voorbeeld van oordeel mochten zijn, dat met die ontruiming moet aangevangen worden zoodra de ziekte zich in de nabijheid van de stad vertoont. De heer Zaalberg. M. d. V.! Daar ik dezelfde vragen als de heer Zaaijer, of althans de meeste daarvan, had willen doen en deze reeds beantwoord zijn door U, kan ik zeer kort wezen. Slechts ééne vraag wenschte ik nog te doen, doch vooraf wil ik ver klaren dat ik het volstrekt niet met den heer Donner eens ben, waar deze beweert dat het publiek door vrees bevangen zal worden, wanneer wij nu reeds voorbereidende maatregelen beginnen te nemen. Ik ben integendeel ten vollle overtuigd dat die maatregelen een veel dieperen indruk zullen maken, wanneer de gevreesde ziekte zich werkelijk hier vertoont Mijn vraag is deze: Hoe komt het dat des Zondags de standpijp van de duinwaterleiding op de Beestenmarkt gesloten is? Het komt mij toch voor dat er geen dag in de week is, waarop de behoefte aan zuiver drinkwater aldaar zich zoo sterk zal doen gevoelen als juist des Zondags, wanneer de dorstige wandelaars van die zijde de stad binnenstroomen. Ik zou er daarom ten sterkste op willen aandringen om bij voorkeur op dien dag de standpijpen geopend te houden. Nu vermoed ik wel dat de reden van de sluiting daarin gelegen zal zijn, dat ook het wachthuisje van de bruggewachters, die met het toezicht op de pijp belast zijn, ge sloten is; dit kan echter, naar het mij voorkomt, geen onoverkomelijke hinderpaal zijn, daar de pijp gelegen is b:nnen den post van den politie agent, die aan de Paardesteeg geposteerd is. Deze zou toch, dunkt mij, zeer gemakkelijk eenigszins het oog er op kunnen houden, dat het pu bliek geen misbruik maakt van de aangeboden gelegenheid om den dorst te lesschen. Daarom zou ik eveneens willen voorstellen ook de door U beloofde nieuwe standpijpen, die ook ik hoog noodig acht, des Zondags niet te sluiten, doch de pompen die voor de gezondheid schadelijk drinkwater leveren te verwijderen en daarvoor in de plaats duinwatergevende kranen aan te leggen. Ook moet ik met U, M. de V. van gevoelen verschillen als gij meent dat door het sluiten van pompen die voor de gezondheid schadelijk drink water bevatten, het drinken van grachtwater bevorderd zal worden. Dit zou wel het geval zijn wanneer er geen kranen met duinwater daarvoor in de plaats gesteld werden. Nu echter kan ik niet inzien waarom het publiek liever grachtwater zal gebruiken, wanneer het op dezelfde plaatsen goed drinkwater kan verkrijgen. De heer Zaaijer. M. de V. Gaarne wil ik U dank zeggen voor de uit voerige wijze, waarop de vragen, die ik de vrijheid nam tot U te richten, door U beantwoord zijn. Op een enkel punt wensch ik echter nog even terug te komen. In de quaestie van de al of niet afsluiting der slechte pompen kan ik niet met medegaan. Ik moet op de afsluiting blijven aandringen en wel op nog andere gronden, dan door den heer Zaalberg aangevoerd zijn. Herhaalde malen heb ik toch opgemerkt dat schoolkinderen uit standen, die hun toevlucht niet tot gracht water nemen, betrekkelijk groote massa's water gebruikten uit pompen, voorzien van het bekende opschrift: Schadelijk voor de gezond heid. Worden die pompen afgesloten, dan moet zulks natuurlijk ophouden. De bezwaren, tegen die afsluiting aangevoerd, komen mij niet afdoende voor. De eenige afdoende maatregel is de afsluiting en ik neem de vrij heid daarop nogmaals aan te dringen. Overigens kan ik mij met de genomen maatregelen en voorbereidingen wel vereenigen en zal gaarne het verslag afwachten van de deskundigen, door U, M. d. Ygeraad pleegd. Het is nu juist de tijd, om rustig en kalm de maatregelen te beramen en te bespreken, bij het eventueel uitbreken der ziekte te ne men. Dit alles behoort zonder agitatie en met kalm overleg te geschie den. Men behoeft daarbij vooral niet zoo ver te gaan als in zekere ge meente, waarvan ik dezer dagen las, waar in ieder huis, waarin vroeger een of meer cholera-gevallen hadden plaats gehad, daarvan be richt gezonden werd. Dergelijke overdrijving is natuurlijk af te keuren. Maar overigens verzuime men niets en zij op zijne hoede. Ik herhaal wat' ik reeds in den aanvang zeide: wie den vrede wil, make zich ten strijde gereed! en ik voeg er hij: Yideant consules ne quid respublica capiat detr-iraenti. De Voorzitter. Ik ben nog niet met mij zeiven eens dat de afsluiting bepaald nuttig zoude zijnhet is toch zeer de vraag of die maatregel geen gevolgen zoude hebben, die erger waren dan het kwaad dat men er mede wilde voorkomen. Meer overweging verdient de vermeerdering van standpijpen, alwaar men water tegen betaling, en gratis voor zoover de onvermogenden betreft, kan bekomen; dit was ook echter reeds mijn plan. Dat de door den heer Zaalberg bedoelde drinkkraan des Zondags gesloten is, is inderdaad, zooals die geachte spreker giste, een gevolg van de dienstregeling der brugwachters. Hoe goed het toezicht is dat wordt gehouden bij de drinkkranen, toch zijn zij herhaaldelijk defect en eischen zij dikwijls herstelling. Er zijn wel vele soorten van drinkkranen uitgevonden, doch zoodanige die bij het gebruik groote waterverspilling voorkomen en eenigszins bestand zijn tegen beschadiging zijn nog niet bekend. Eenige van dezelfde soort als die op de Beestenmarkt zijn nog in aanmaak, geheel afgescheiden van de cholera quaestie, en waarvan spoedig gebruik zal kunnen gemaakt worden. Dat er een veelvuldig ge bruik gemaakt wordt van die eene die bestaat is zeker en dat geeft eenige hoop, dat wellicht na verloop van tijd de bevolking zich zal ge wennen aan hetgeen zij de flauwe smaak van het water noemt en dat zij aan het duinwater de voorkeur zal geven boven het geurige grachtwater. Niets meer aan de orde zijnde wordt de vergadering gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkerij van A. W. SlJTllOFF.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1884 | | pagina 4