43 Zitting ran Donderdag 17 Juli 1884, geopend 's namiddags te twee uren. Voorzitter: de heer Burgemeester L. M. DE LAAT DE KANTER. Te behandelen onderwerpen: 1°. Benoeming van drie leden van het bestuur van het Stedelijk Werk huis. (102) 2°. Verzoek van Ph. Van der Heyden, om een plankijs te leggen in den Nieuwen Rijn. (100) 3°. Voordracht tot het maken van eene schoeiing in de Heerensingelgracht en tot demping van een gedeelte van de Zijlsingelgracht. (101) 4°. Idem tot uitreiking van consenten voor het jachtrecht op waterwild in de vroon wateren. (103) 5°. Idem tot vaststelling van het te heffen percent in zake de plaatselijke directe belasting en suppletoire staat van begrooting, dienst 1884. (108) 6°. Rekening van de dienstdoende Schutterij over 1883. (104) 7°. Idem als voren van het Gereformeerd Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis. (105) 8°. Idem als voren van de Kamer van Koophandel en Fabrieken. (106) 9°. Idem als voren van de Plaatselijke Schoolcommissie. (107) 10°. Idem als voren van het Stedelijk Werkhuis. (109) Tegenwoordig 16 leden, als: de heeren Bool, Groll. Bredius, Zaaijer, De Fremery, Van Wensen, Was, Zaalberg, Knappert, Donner, Cock, Verster, Le Poole, Juta, Ilartevelt en de Voorzitter. De heeren Diiessen en Van Dissel hebben kennis gegeven verhinderd te zijn de vergadering bij te wonen. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 26 Juni jl., worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede: 1°. Dispositie van de Ged. Staten van Zuid-Holland, van 24/27 Juni jl., G. S. nu. 66, ten geleide van het goedgekeurd raadsbesluit van 29 Mei jl., tot verkoop van grond aan de Haarlemmer Trekvaart aan H. Den Haan en aan het Bestuur van den Broeker- en Simontjespolder. 2°. Missive van den Directeur van het Kabinet des Konings, van 1 Juli jl. n° 1, houdende dankbetuiging namens Z. M. den Koning, voor de toezending van een adres van rouwbeklag wegens het overlijden van Z. K. H. den Prins Alexander Prins van Oranje. Worden voor kennisgeving aangenomen. 3°. dat op 14 Juli jl. heeft plaats gehad de opneming der boeken en kas van den Gemeente-ontvanger, waarvan proces-verbaal is opgemaakt, dat ter inzage in de leeskamer is nedergelegd en in afschrift gezonden aan de Ged. Staten. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Verzoek van Dr. P. J. Blok, om eervol ontslag uit de betrekking van leeraar aan het Gymnasium, in verband met zijne benoeming tot Hoogleeraar te Groningen. 2°. Verzoek van A. Van Leeuwen, te Monnikendam, tot het leggen van een stoep voor het in aanbouw zijnd huis a/d Hoogewoerd n°. 1186 en tot het maken van een uitloozing naar het stadsriool in de Hoogewoerd. Worden gesteld in handen van Burg. en Weth. 3°. Rekening van het Nederl. Israël. Armbestuur over 1883. 4°. Rekening van de gemeente Leiden over 1883. 5°. Rekening over 1883 van het Heilige Geest- of Arme Wees- en Kinderhuis. Worden gesteld in handen van de Comm. van Fin. 1°. Missive van den Directeur der Stedelijke Gasfabriek, houdende dank betuiging voor de onderscheiding hem geschonken bij raadsbesluit van 26 Juni jl. Deze missive luidt als volgt: Leiden, 5 Juli 1884. Gevoelig voor elk bewijs van waardeering hem in zijne betrekking be wezen, betuigt de ondergeteekende Uwe Vergadering zijnen oprechten dank voor de waarde, welke zij aan de leiding en uitvoering der jongste uit breidingswerken van de Gasfabriek heeft gemeend te moeten hechten. Aan den Gemeenteraad De Directeur der Stedelijke Gasfabriek, van Leiden. D. Van der Horst. Wordt aangenomen voor kennisgeving. Aan de orde is: I. Benoeming van drie leden van het bestuur van het Stedelijk Werkhuis. (Zie Ing St. n°. 102) De Voorzitter. Mag ik de heeren De Fremery, Van Wensen, en Zaalbejg verzoeken met mij het stembureau uit te maken? Achtereenvolgens werden benoemd de heerenJ. Van Heukelom Jr. met algemeene stemmen; C. J. Leembruggen met 15 stemmen, éen stem werd op den heer A. J. Krantz uitgebracht; en A. J. Krantz, met algemeene stemmen. II. Verzoek van Ph. Van der Heijden, om een plankijs te leggen in den Nieuwen Rijn. (Zie Ing. St. n°. 100). Zitting verslag 1884. De heer Bredius. M. de V.Toen een dergelijk verzoek voorkomende oijider n°. 99 van de Ingekomen Stukken in de vorige vergadering werd behandeld, is door mij voorgesteld geworden de voorwaarden, waarop die vergunning zou worden verleend aan te vullen met die tot wederop- zegging. Ik heb dat toen gedaan, omdat ik de meening ben toegedaan, dat eene dergelijke bepaling bij dusdanige vergunningen noodzakelijk is. Het is mij echter gebleken, dat bij den Raad de meening vaststaat, dat, wanneer door de gemeente eene vergunning gegeven wordt zonder eenige tijdsbepaling, deze beschouwd moet worden als durende tot wederopzegging, Ik deel echter dat gevoelen niet en meen, dat voor eene gemeente dezelfde voorschriften gelden om zich te verbinden als voor ieder persoon of ieder ander zedelijk lichaam. De Raad schijnt nochtans van een ander gevoelen en daarom stel ik voor in het voorstel van Burg. en Weth. te laten vervallen de woorden: mits tot wederopzeggens, en deze clausule in het vervolg aan te verlee- nen vergunningen weg te laten. Ik zal nog even meedeelen, waarop mijn gevoelen berust. De Raad heeft nu eenmaal als richtsnoer aangenomen om alleen nu te bespreken: „Gij hebt vergunning!" zonder dat het noo- dig geacht wordt eene tijdsbepaling te maken. Ik acht het dus ook onnoo- dig eene dergelijke bepaling op te nemen, maar vind het tevens voor een Gemeenteraad minder passend in een contract of besluit een woordspelling te maken, zooals nu geschiedt met de clausule „tot wederopzegging." Hier vindt men het, daar weder niet; zonder dat ik eenig onderscheid kan maken in den aard en de strekking van het verzoek. Echter niet alleen ter wille van de consequentie, maar vooral omdat ik het spelen met dergelijke be langrijke bepalingen in contracten of besluiten voor de gemeente hoogst gevaarlijk acht. Veronderstelt, dat vier personen tegelijkertijd aanvrage doen tot het leggen van een riool, stoep, duiker of het plaatsen van eene schoeiing. Nu verkrijgen de twee eersten eenvoudig vergunning, maar bij de twee anderen wordt bepaald tot wederopzegging 1 Die nu vergunning heeft tot wederopzegging, weet waaraan zich te houdenmaar is dit niet het geval, dan kan hij er gebruik van maken, zoolang hij maar wenscht. Gesteld dat de gemeente van haar recht ge bruik wil maken om de vergunning in te trekken, dan zal de betrokken persoon kunnen antwoorden: dat kunt ge niet doen, er is geen tijdsbe paling bij de vergunning gemaakt! en was dat gedaan, dan zoude ik er nooit toe zijn overgegaan om de moeite en kosten te doen, die ik nu wel ge daan heb. Ik zal, zoolang ik het goedvind, van de vergunning gebruik maken en gij hebt geen recht die terug te nemen. Dan zal de gemeente wel beweren, dat, al is het dan ook niet uitdruk kelijk in het contract bepaald, zij nooit een andere bedoeling gehad heeft dan eene vergunning tot wederopzeggens te verleenen; maar in dat geval zal de wederpartij en terecht er op wijzen, dat bij andere vergunningen van dien aard wel degelijk de ontbindende voorwaarde is opgenomen en in de hare niet; dat er derhalve onderscheid is gemaakt in het verleenen der verschillende vergunningen, waardoor de gevolgen van ieder derzelve verschillen, evenals de daaruit voortvloeiende rechten. In die laatste omstandigheid zal hij dan een krachtig wapen vinden, waardoor de gemeente met ernstig nadeel bedreigd wordt. Het is op die beide gronden, dat ik voorstel de bepaling tot weder- opzeggens uit de voordracht van Burg. en Weth. te doen vervallen. De Voorzitter. Wordt het amendement van den heer Bredius onder steund De heer Verster. Ik ondersteun het amendement, M. de V., hoewel ik daardoor nog niet wil te kennen geven, dat ik er voor zal stemmen. Mijne bedoeling is alléén om het amendement in discussie te brengen. De heer Donner. Om dezelfde reden wensch ook ik het amendement te ondersteunen. De Voorzitter. Verlangt iemand het woord over het amendement? De heer Verster. Ik verlang zelf niet het woord over het amende ment te voeren, maar zou gaarne zien, dat een van onze rechtsgeleerde medeleden daarover zijne meening te kennen gaf. Ik ben het overigens met den heer Bredius eens, dat het wel eene vreemde houding zoude hebben, wanneer in de vergunning van de heeren Le Poole de clausule „tot wederopzeggens" niet noodig werd geoordeeld, die dan aan deze vergunning toetevoegen. De clausule is noodig of zij is het niet. Is zij het niet, dan kan m. i. de toevoeging desniettemin niet schaden. Immers: supperflua non nocent. De heer Cock. Hoewel ik volstrekt niet zooveel aanmatiging bezit om als rechtsgeleerd raadsman van mijn geachte medeleden op te treden, wil ik echter niet nalaten aan het verzoek van den heer Verster te voldoen. Naar mijn opinie is de clausule, hoewel overbodig, echter tegelijk geheel onschadelijk. Men moet wel de distinctie in het oog houden, dat de hier bedoelde vergunningen, zooals daar zijn vergunningen tot het op deze of gene bepaalde wijze gebruik maken van de openbare straten, vaarwateren, bruggen, pleinen enz., eene publiekrechtelijke strekking hebben. Het gebruik en de wijze van gebruik van die, ten dienste van het algemeen publiek bestemde, straten, wateren enz. wordt geregeld en zoo noodig be perkt door den Raad uit kracht van zijn regeeringsrecht; de Raad treedt hier niet als privaat-eigenaar, maar als publiekrechtelijk beheerder op. Uit den aard der zaak volgt, dat hij de heden gegeven vergunning morgen kan intrekken. Bij het verleenen van dergelijke vergunningen neemt de Raad eenvoudig een besluit van publiekrechtelijken aard maar gaat in de verste verte geen privaatrechtelijk contract aan, welk dan ook. Dergelijke raadsbesluiten geven aan den belanghebbende eene eenvoudige vergunning, om op de daarbij bepaalde meer bijzondere wijze gebruik te maken van de publieke straat, het publieke water enz., en wel in casu door in dat vaarwater een hout-vlot of plankijs te plaatsen. Zoodra nu de Raad meent, dat de daaruit geboren toestand niet meer vereenigbaar is met het ge meentebelang, doet hij eenvoudig die vergunning vervallen en trekt haar in. Al moge dan ook uit het door mij aangevoerde blijken, dat de clausule „tot wederopzegging toe" eigenlijk geheel ex abundantia wordt gebruikt,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1884 | | pagina 1