33
Zitting van Donderdag 29 Mel 1884,
geopend 's namiddags te twee uren.
Voorzitter: de heer Burgemeester L. M. DE LAAT DE KANTER.
Te behandelen onderwerpen:
4°. Benoeming van een lid der Commissie van Fabricage.
2°. Idem van een lid der Commissie^van Financiën.
3°. Idem van een Voorzitter der Commissie van Financiën.
4°. Voordracht tot het toekennen van eene buitengewone belooning aan
dén Directeur der Gasfabriek. (67 en 76)
5°. Staat van af- en overschrijving op de gemeente-begrooting, dienst
1883. (72 en 77)
6°. Voordracht tot verkoop van grond langs de Haarlemmertrekvaart.
(70 en 77)
7°. Verzoek van F. Den Hertog, om duikers te leggen door het Utrecht-
sche Jaagpad. (71)
8°. Voordracht tot onderhandsche verpachting van de tienden onder
Leiderdorp. (74)
9°. Suppletoire staat van begrooting en staat van af- en overschrijving,
dienst 1883, van het H. G. of Arme Wees- en Kinderhuis. (73)
10°. Voordracht tot het doen drukken van de door den heer H. J. Bool
overgelegde statistieke opgaven. (75)
Tegenwoordig 21 leden, als: de heeren De Geus, Zaalberg, Verster,
Damsté, Zaaijer, Land, Buys, Groll, Le Poole, Van der Hoeven, De Goeje,
Was, De Fremery, Hartevelt, Bool, Juta, Van Dissel, Driessen, Knappert,
Cock en de Voorzitter.
De heer Bredius heeft kennis gegeven verhinderd te zijn de vergacTering
bij te wonen.
De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag
15 Mei jl., worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede:
1°. Missive van den Gemeentebode-Concierge C. J. La Rivière.
De missive luidt als volgt:
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
Mijne Heeren.
Erkentelijk voor de bijzondere en stoffelijke blijken van waardeering
aan mij bewezen, bij gelegenheid van mijne 40-jarige dienstvervulling als
ambtenaar op den 18^en April jl., betuig ik langs dezen weg mijnen op
rechten dank, hopende, op dezelfde wijze, zoo lang mijne krachten het
mogen toelaten, met ijver en trouw de belangen dezer gemeente te blij
ven behartigen.
Hoogachtend heb ik de eer te zijn,
UEd. dienstwillige en onderdanige dienaar,
Leiden, 29 Mei 1884. C. J. La Rivièbe,
Concierge-Gemeentebode.
2°. Dispositie van de Gedeputeerde Staten der provincie Zuid-Holland,
van 13/15 Mei jl. G. S. n°. 1/1, ten geleide van het goedgekeurde raads
besluit tot af- en overschrijving op de begrooting dienst 1884, eener som
van f 150 (Toekenning geschenk concierge La Rivière).
3°. Missive van den Minister van Binnenl. Zaken, van 16 Mei jl.
n°. 1608/1 (afd. O), houdende mededeeling dat voor 1884 een bedrag
van f 10374 zal worden uitgekeerd wegens subsidie in de kosten van
het Gymnasium.
Worden voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Voordracht ter benoeming van een derden onderwijzer aan de
school der 3a® klasse n°. 1.
2°. Exploitatie-rekening van de Leidsche Duinwatermaatschappij over
1883, met balans.
Worden in de leeskamer ter inzage van de leden nedergelegd.
De Voorzitter deelt nog mede:
1°. dat, ingevolge raadsbesluit van 4 Juni 1863, volgens den rooster,
de Commissie voor de loting bij de Schutterij dit jaar zal zijn samenge
steld uit de leden Cock en Buys, terwijl de leden Bredius en Damsté de
Commissie van onderzoek bij de Schutterij zullen uitmaken, en dat inge
volge het aangehaalde raadsbesluit al de overige raadsleden als plaats
vervangers zijn aangewezen.
2°. Besluit van de Gedeputeerde Staten, van 28 April 1884, n°. 18,
waarbij wordt kennis gegeven dat aan den Inspecteur van het Lager
Onderwijs in de 2a® Inspectie is vergund, met ingang van 1 September
e.k. zijne vaste woonplaats van Amsterdam naar 's Gravenhage over te
brengen. (Provinciaal blad n°. 34 van 1884).
Worden voor kennisgeving aangenomen.
Aan de orde is:
I. Benoeming van een lid der Commissie van Fabricage.
De Voorzitter. Mag ik de heeren Zaalberg, Land en Van der Hoeven
verzoeken met mij het stembureau te willen uitmaken?.
De heer Groll wordt benoemd met 16 stemmenop ieder van de heeren
De Geus, Juta, Le Poole en Cock was één stem uitgebracht, terwijl één
briefje blanco was gelaten.
De heer Groll verklaarde zich bereid de benoeming te aanvaarden.
Zittenoverslag 1884.
II. Benoeming van een lid der Commissie van Financiën.
Bij de eerste vrije stemming verkregen de heeren: Cock 9, Driessen 5,
Was 4 en Juta 3 stemmen.
Aangezien niemand de volstrekte meerderheid had verkregen, moest
eene tweede vrije stemming plaats hebben. Daarbij verkregen de heeren
Cock 11, Driessen 5, Juta 4 stemmen en Was 1 stem.
De heer Cock werd dus benoemd.
De Voorzitter. Verklaart de heer Cock zich bereid de benoeming te
aanvaarden
De heer Cock. Tot mijn leedwezen, M. de V., moet ik voor het blijk
van vertrouwen, dat de Raad mij schenkt en dat ik op niet geringen prijs
stel, bedanken. Ik doe dit hoogst ongaarne. Het zal binnen weinige weken
juist achttien jaren zijn, dat ik de eer heb lid van dezen Raad te zijn
gedurende dat tijdperk is mij herhaaldelijk, ja zeer dikwijls, de onderschei
ding te beurt gevallen van benoemd te worden tot lid van verschillende
Raadscommissiën, en, zoo ver ik mij herinner, heb ik voor die benoemingen
nimmer bedankt. Ik meende, dat het mijn plicht was al mijne krachten,
naar vermogen, te wijden aan het belang dezer gemeente. Nu ik echter
heden benoemd word tot lid eener Commissie, waarin ik, zelfs met den
besten wil, niet met vrucht werkzaam kan zijn, waarin in tegendeel
mijne tegenwoordigheid aanleiding zal geven, niet tot eene vruchtbare
wrijving van gedachten, maar eerder tot tweespalt en disharmonie, ook
in dezen Raad, zonder eenige vruchten voor de gemeente af te werpen,
meen ik voor die benoeming te moeten bedanken. Vooral met het oog op
de toekomst onzer stedelijke financiën is er tusschen het Dagelijksch Bestuur,
hierin gesteund door de tegenwoordige Commissie van Financiën, en mij
een al te groot en tevens principieel verschil. De fmancieele politiek
zoo zij al dien naam verdient, die men hier thans volgt, is mijn inziens
verre van goed en lijnrecht in strijd met mijne beginselen en inzichten.
Intusschen wordt die politiek niet alleen gevolgd door de Commissie van
Financiën, maar, wat meer zegt, krachtig ondersteund of liever voorgestaan
door ons Dagelijksch Bestuur, dat wederom op zijne beurt krachtig wordt
gesteund, ook in deze, door de overgroote meerderheid van dezen Raad.
Nam ik in de Commissie plaats, ik zou in verre na de meeste gewichtige
gevallen afwijzende adviezen uitbrengen, afwijkende van die mijner colle
ga s, terwijl die afwijzende adviezen wederom door de groote meerderheid
van den Raad zouden afgewezen worden. Dat zoo iets op den duur voor
mij niet bemoedigend zou zijn, ware nog het minste kwaad; ik zou mij
daar wel over heen zetten. Maar, daar ook ik gewoon ben mijne opinie
met klem te verdedigen, vrees ik, of liever weet ik zeker, dat, dat alles
aanleiding zou geven tot onaangename verhoudingen, bittere discussiën en
disharmonie, zonder dat er en daar komt alles op aan eenig werke
lijk nut voor onze gemeente uit ontstond. Ook ik ben overtuigd, dat uit
wrijving van denkbeelden licht kan ontstaan, maar dan moet die wrijving
niet plaats hebben tusschen menschen, die'door eene al te groote klove
gescheiden zijn en die lijnrecht tegen over elkaar staande stelsels en be
ginsels zijn toegedaan. En nu herbaal iktusschen de overgroote meerder
heid van den Raad en mij bestaat in fmancieele zaken, vooral met het
oog op de toekomst, een al te groot verschil van inzicht, werkelijk eene
onoverkoombare klove. Ik spreek nog niet eens van ons stelsel van plaat
selijke belastingik bepaal mij heden tot de tegenwoordig gevoerde fman
cieele politiek, die ik noem eene politiek vandoch ik wil het leelijke
woord niet noemen; het zij genoeg gezegd te hebben, dat ik ze houd voor
eene politiek, die onvermijdelijk tot ruineering moet leiden en waardoor
onze financiën eene fatale toekomst tegemoet gaan.
Ik dank dus de leden van den Raad voor het in mij gesteld vertrou
wen, maar verklaar de benoeming niet te kunnen aanvaarden.
De heer Driessen. Gaarne zou ik, M. de V., den leden van den Raad
vriendelijk willen verzoeken, niet op mij te willen stemmen. Ik ben toch
reeds lid van eenige commissiën uit den Raad, maar bovendien zijn
mijne werkzaamheden zoo menigvuldig, dat ik die niet zou wenschen te
vermeerderen. Ik zou dus voor de eer eener benoeming moeten bedanken.
De heer Juta. Bij de laatstgehouden stemming hebben eenige leden
hun stem op mij uitgebracht. Ter vereenvoudiging der stemming wil ik
nu reeds mededeelen dat ik eene eventueele benoeming niet zoude kun
nen aannemen.
Worden alsnu uitgebracht op den heer Was 13 stemmen, op de heeren
De Geus, Groll en Juta ieder 2 stemmen en op de heeren Le Poole en
Verster ieder ééne stem.
De heer Was werd dus benoemd.
De Voorzitter. Is de heer Was bereid de benoeming te aanvaarden?
De heer Was. M. de Er bestaat inderdaad bij mij ernstig bezwaar
om de betrekking van lid der Commissie van Financiën aan te nemen,
zonder dat ik evenwel zoover wil gaan als de heer Cock door onmiddel
lijk te bedanken. Ik wensch echter eenige dagen van beraad, waartegen,
naar het mij voorkomt, wel geen bezwaar zal bestaan.
De Voorzitter. Ik stel den Raad voor, met den wensch van den
heer Was om de benoeming eenige dagen in beraad te houden genoegen
te nemen en in verband daarmede de benoeming van een president der
Commissie van Financiën aan te houden.
Aldus wordt besloten.
IV. Voordracht tot het toekennen van eene buitengewone belooning aan
den Directeur der Gasfabriek.
(Zie Ing. St. ns. 67 en 76).
De heer Le Poole. M. de V.! Ik had mij gevleid dat de Raad niet
weer zoo spoedig zou gesteld zijn voor een beloonings-quaestie, als met
dat voorstel van Burg. en Weth. thans aan de orde gesteld wordt.
Gaat het sommige leden, zoo als mij, dan is het al of niet toekennen
van dergelijke belooningen eene teedere quaestie, vooral wanneer het een
verdienstelijk man geldt, zooals bij deze voordracht ongetwijfeld het geval is.
Burg. en Weth. doen hun voorstel voornamelijk op twee argumenten
steunen, namelijk: