35 De ontvangst op de Havenlijn zal derhalve ruim 40 °/o moeten stijgen, voor en aleer de dagelij ksche, loopende extrnkosten voor de exploitatie dezer lijn-alleen kunnen worden gedekt, waarbij wel in aanmerking genomen moet worden, dat de algemeene kosten (onderhoud, directie, enz.) bij deze becijfering geheel op rekening van de Plantagelijn blijven gesteld. Met de zooeven verkregen gegevens betreffende de Havenlijn kan nu de financiëele toestand van de Plantagelijn gemakkelijk bij benade ring berekend worden. De totale ontvangst over 1882 bedroeg. f 30226.34 Hiervan af: Havenlijn zes zomermaanden 2500. /ƒ1550 vier wintermaanden -X 4 ƒ1033.33, stel:) 1030. 3530.— Blijft alzoo ontvangst Plantagelijn 1882 26696.34 De totaal ontvangst over 1883 bedroeg27816.21 Hiervan af: Havenlijn zes zomermaanden2500. Blijft alzoo ontvangst Plantagelijn 1883 f 25316.21 In ronde cijfers: De ontvangsten op de Plantagelijn in ongunstige jaren bedragen 25 a 26000 gulden; de jaarlijksche uitgaven beloopen vol gens onze straks medegedeelde raming 28000. De ontvangst op de Plantagelijn behoeft derhalve slechts ongeveer 10 °/0 te stijgen, om de kosten van exploitatie dezerlijntedekken. Nemen we nu in aanmerking, dat de weersgesteldheid gedurende den zomer zoowel van 1882 als van 1883 ongunstig is geweest, en dat eene langzame doch geleidelijke vermeerdering van het aantal reizigers een normaal verschijnsel is bij de meeste middelen van personenvervoer, dan komt de meerderheid der Commissie want één harer leden durfde zulk eene gunstige verwachting niet onderschrijven tot het besluit, dat de Plantagelijn wel degelijk levensvatbaarheid bezit, en mettertijd aan de ondernemers een behoorlijke winst zal kunnen opleveren. Over de Havenlijn denken wij minder gunstig. Wij vreezer, althans dat er nog een reeks van jaren zal moeten verloopen, voordat de ont vangsten ook daar de uitgaven zullen kunnen dekken, indien dit al ooit het geval worden zal. Toch zouden deze minder gunstige vooruitzichten ons waarschijnlijk niet weerhouden om, in voldoening aan het tweede gedeelte van 's Raads opdracht, U in overweging te geven, afwijzend op het gedane verzoek te beschikken, en dus ook de Havenlijn in exploitatie te houden,indien wij maar de middelen konden aanwijzen, om de Maatschappij daartoe te noodzaken, zonder dat de gemeente dientengevolge het gevaar zou dreigen, de exploitatie op de beide lijnen te zien staken. Wij zouden namelijk eene afwijzende beschikking in geenen deele onbil lijk achten, vermits de Tramways Trust Company blijkbaar eene groote Maatschappij is, wier voortbestaan, niettegenstaande de verliezen die zij hier lijdt, bewijst dat zij elders van hare onderneming goede winsten trekt. Zonder eenigen aandrang dezerzijds heeft zij op 19 Juni 1882 de aan de firma Crans en Compagnie verleende concessie vrijwillig van deze over genomen, en de Raad heeft zelfs niet dan na aarzeling zijne goedkeuring aan deze overdracht gehecht. Nu is het wel mogelijk, dat de werkelijke waarde van den Leidschen Tramweg den nieuwen concessionaris bij nader inzien niet is meegevallendoch dit mag, naar ons inzien, voor den Raad geene aanleiding zijn, om hem telkens op nieuw van een gedeelte zijner verplichtingen te ontheffen. De eisch dat aan de ongeregelde exploitatie der Havenlijn thans op de eene of andere wijze een einde kome, is zeker niet onredelijk. Desniettemin meenen wij U te moeten ontraden, eenvoudig eene afwij zende beschikking op het verzoek te geven, en dat wel, omdat wij geene afdoende middelen tot bedwang kunnen aanwijzen. Wij zijn tegenover de Tramways Trust Company niet sterk. Het contract is gemaakt in de blijkbaar door de meerderheid van den Raad gedeelde vooronderstelling, dat de ontvangsten wel altijd de kosten zouden over treffen, dat derhalve de concessionaris wel min of meer voldoende winst zou genieten, en mitsdien waarde zou blijven hechten aan het voortduren der concessie en aan het behoud van zijn kapitaal of van hetgeen daarvoor is aangeschaft. Doch waar dat behoud geene waarde meer heeft, gelijk bij een voortdurend verlies het geval is, waar het voortduren der concessie voor den concessionaris geene aantrekkelijkheid meer bezit, waar we dus zouden komen te staan voor het niet voor ziene geval, dat de concessionaris niet langer gebruik wenscht te maken van de hem voor den tijd van 50 achtereenvolgende jaren verleende ver gunning, daar zoekt men te vergeefs in het contract naar een middel om hem te dwingen, zoodat het bij slot van rekening van den goeden wil der Maatschappij afhangt, of zij de Tramweg-onderneming alhier wil laten voortbestaan of niet. Was nu de concessie in handen van eene kleine Maatschappij, die geene andere dan deze onderneming had, dan zou zij vermoedelijk al zeer spoe dig tot finale staking van den dienst hebben moeten overgaan; immers, waar zou zij de gelden erlangen, die jaarlijks meer moeten worden uit gegeven dan er wordt ontvangen? Had zij haar kapitaal geheel of nage noeg geheel gebruikt voor den aanleg, dan zou zij de onderneming reeds thans niet meer hebben kunnen volhouden. Gelukkig evenwel is de concessie in handen van eene groote Maat schappij, welke de middelen bezit om aan den aanvankelijken tegenspoed het hoofd te bieden, en, het mag gezegd worden, met onbekrompen hand de te korten dekt en ondanks de geleden verliezen den Tramweg blijft exploiteeren op eene wijze die, zoowel wat 't materieel als wat :t perso neel betreft, waarlijk allen lof verdient. De Maatschappij vraagt thanfe voor de derde maal, tijdelijk ontheven te worden van hare verplichting tot exploitatie van de Havenlijn. In dat verzoek ligt tevens, naar ons inzien, opgesloten het aanbod van de Maat schappij, om de Plantagelijn geregeld te blijven exploiteeren, en alzoo van een gedeelte der concessie gebruik te blijven maken. Wij achten het raad zaam, deze aanbieding aan te nemen. Immers, indien wij te kennen gaven, hiermede niet tevreden te zijn, doch exploitatie van de beide geconcessio- neerde lijnen zouden vorderen, m. a. w. indien wij het verzoek om de Havenlijn dezen zomer niet te exploiteeren, eenvoudig van de hand wijzen, dan kan ons dit wij herhalen 't blootstellen aan het gevaar van geheele opheffing van den Tramdienst, en dit gevaar moet voorzeker in het belang der gemeente, of, wil men, van een zeer groot gedeelte van de gemeente zoo mogelijk afgewend worden. Uit dit alles volgt echter nog niet, dat het verzoek, gelijk het thans gedaan is, mag worden ingewilligd. Integendeel. Wij zeiden het straks reeds: aan de ongeregelde exploitatie van de Havenlijn moet thans op de eene of andere wijze een einde komen. Door het verzoek toe te staan zou die min wenschelijke toestand worden bestendigd. Indien in September 1883 gevraagd ware, den dienst op de Havenlijn gedurende een vol jaar te staken, dan zou zoodanig verzoek voorzeker door den Raad zijn afgewezen, omdat het niet billijk ware, de bewoners der Haarlem merstraat gedurende een vol jaar het ongerief van den Tramw eg te doen lijden, zonder hen het gemak van den Tram zeiven te doen genieten. Inwilliging van het thans gedaan verzoek zou echter feitelijk op hetzelfde neerkomen. Het wordt thans tijd dat een definitief besluit worde genomen. De Maatschappij zelve beoordeele, of zij door opheffing van de Havenlijn zou worden gebaat, dan wel of 't de voorkeur verdient, voorloopig en in de hoop op betere tijden het verlies op die lijn te blijven lijden, liever dan door de opheffing dier lijn, de reëele of, juister gezegd, de nominale waarde der concessie aanmerkelijk te zien verminderen. Maar in ieder geval mogen wij thans in alle billijkheid verlangen dat de Maatschappij aan de bestaande weifeling een einde make. De Commissie geeft u derhalve in overweging te besluiten, aan de Maatschappij de keuze te laten, om, binnen 3 weken na den dag waarop Uw Besluit zal vallen, öf den dienst op de Havenlijn te heropenen, öf, onder 's Raads voor dat geval reeds bij voorbaat verleende goedkeu ring, afstand te doen van de concessie voor de Tramlijn Zijlpoort-Blauw- poortsbrug, en voor dat gedeelte onmiddellijk op hare kosten over te gaan tot de toepassing van art. 10 der voorwaarden, d. i. de aldaar aangelegde werken weg te nemen, en alles weder in dien staat te brengen, waarin het zich vóór den aanleg bevond. Aan den Gemeenteraad. C. Cock. J. Groll. H. Van der Hoeven. Te Leiden ter Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1884 | | pagina 3