GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 25 INGEKOMEN STUKKEN. N°. 53. Leiden, 12 April 1884. Naar aanleiding van de in onze handen gestelde voordracht van Borg. en Weth. betrekkelijk de plaatsing van het Gedenkteeken van Leiden's Ontzet, hebben wij de eer U mede te deelen dat, wanneer Uwe Vergade ring van oordeel is dat het gemeentebelang vordert dat het Monument geplaatst worde met de frontzijde naar de stad gekeerd, zooals ten vori- gen jare bij de aanwijzing van de Ruïne werd bedoeld, er alsdan ook onzes inziens termen bestaan om een bedrag van f 400, uit de gemeen tekas ter zake beschikbaar te stellen. Hoezeer het is te betreuren dat een aanvang is gemaakt met het stellen van het Gedenkteeken in eene richting die ten vorigen jare niet kon worden ondersteld en thans voor het maken van de vereischte veranderingen uit gaven worden gevorderd, zoo meenen wij toch dat de gevraagde som niet van zoodanig aanbelang is dat alleen op grond van het flnancieele be zwaar het voorstel zoude moeten worden verworpen en alzoo berust in de afwijking van het oorspronkelijk plan. Nu bovendien de gelden kunnen worden gevonden uit het vroeger voor de fundeering toegestaan bedrag, hebben wij uit een financieel oogpunt tegin de voordracht geene bedenking. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 54. Leiden, 21 April 1884. Ten aanzien van den in hare handen gestelden suppletoiren staat van begrooting en staat van af- en overschrijving op de begrooting van het Stedelijk Werkhuis dienst 1883, alsmede van de staten van af- en over schrijving op de begrooting van 1883 van de dienstdoende Schutterij en van het Evangelisch Luthersch Wees- en Oudeliedenhuis alhier, heeft de Commissie van Financiën de eer Uwe Vergadering te berichten dat haar onderzoek tot geene bedenkingen heeft geleid. Zij geeft U daarom in over weging die staten goed te keuren. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 55. Leiden, 24 April 1884. In de zitting van 18 October des vorigen jaars werd machtiging ver leend aan de Directie van den Leidschen tramweg om den dienst langs de Havenlijn tot 1 Mei 1884 te staken, zoodat 'op dat tijdstip met de exploitatie .dier lijn wederom een aanvang zoude moeten worden gemaakt. Inmiddels heeft onlangs op verzoek van den Directeur eene conferentie met ons college plaats gehad, waarin is medegedeeld dat de flnancieele resultaten der onderneming bij voortduring ongunstig zijn, dat nadere maatregelen zullen moeten worden genomen ten einde de zaak te kunnen blijven voortzetten en dat uit dien hoofde o. m. wordt voorgesteld ook gedurende dezen zomer den dienst Havenlijn bij wijze van proef te staken, terwijl het schriftelijk daartoe strekkend verzoek hierbij wordt overgelegd. Het komt ons voor dat door Uwe Vergadering op dit oogenblik hier omtrent bezwaarlijk eene beslissing zal kunnen worden genomen, omdat de gegevens ontbreken die voor eene juiste beoordeeling der zaak een dringend vereischte zijn. Wel is ten vorigen jare aan Uwe Vergadering overgelegd een overzicht der rekening over 1882 met eene raming der ontvangsten en uitgaven in 1883, doch voor eene grondige beslissing omtrent de al of niet opheffing of staking van de Havenlijn is het, onzes inziens, noodig dat de Raad volledig bekend zij met den financieelen toestand der onderneming van de oprichting af en mitsdien daaromtrent een nauwkeurig onderzoek worde ingesteld, waarvoor wordt vereischt de inzage van de rekeningen met alle daarbij behoorende bescheiden. Zoodanig onderzoek zal uit den aard der zaak moeten worden ingesteld door eene Commissie uit den Gemeenteraad en wij geven U daarom in overweging drie leden uit uw midden te committeeren met de opdracht bedoeld onderzoek in ie stellen en van den uitslag daarvan aan den Raad verslag te doen, met toevoeging van zoodanige voorstellen als door die Commissie in het belang der gemeente noodig worden geacht. De Directeur heeft zich bereid verklaard alle betrekkelijke stukken ter beschikking te stellen van den Raad en de inlichtingen te verstrekken die mochten worden verlangd. Voor het geval dit voorstel wordt aangenomen geven wij U tevens in overweging machtiging te verleenen tot voorloopige staking van de exploi tatie der Havenlijn totdat door de Commissie rapport zal zijn uitgebracht en daaromtrent eene beslissing zal zijn genomen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. 's Gravenhage, 22 April 1884. Aan Burgemeester en Wethouders van Leiden. Edel Achtbare Heeren. Met referte aan het mondeling onderhoud dat ik de eer had gisteren met Uw geacht College te voeren heb ik de eer UEA. te verzoeken mijner Maatschappij toe te staan dat de lijn station-Haven gedurende dezen zomer bij wijze van proef niet in dienst worde gesteld. Aangezien ik begrijp dat de Raad in deze zaak te beslissen heeft en dat die beslissing niet vóór 1° Mei a. s. zal kunnen worden genomen, veroorloof ik mij UEA. in overweging te geven dat mij voorloopig worde toegestaan de hervatting van den dienst op de lijn station-Haven uit te stellen tot 1° Juni a. s., of tot zooveel later UEA. zult noodig oordeelen om den Raad den noodigen tijd te geven om met kennis van zaken over de motieven te oordeelen, die mij genoopt hebben bovenstaand verzoek tot UEA. te richten. Ik stel mij volgaarne ter Uwer beschikking om aan den Raad alle be- noodigde inlichtingen en gegevens te verstrekken. De kwestie van eene eventueele verlaging nl. invoering van eene sectie stelsel zoude dan nader in overvleg met Uw College kunnen worden geregeld. Met verschuldigden eerbied heb ik de eer te zijn van UEdel Achtbaren, de Dw. Dienaar, Van Prehn, Directeur. N8. 56. Leiden, 24 April 1884. Zooals Uwe Vergadering bekend zal zijn heeft de concierge-gemeentebode C. J. La Rivière onlangs zijnen veertigjarigen dienst als gemeente-ambte naar vervuld. Wij achten het wenschelijk dat een stoffelijk blijk van be langstelling in deze aan den jubilaris van wege den Gemeenteraad worde toegekend, terwijl er in dit geval o. i. alleszins termen bestaan om voor dit doel eene zekere som uit de gemeentekas beschikbaar te stellen. Vooreerst toch geldt het hier eene betrekking die uit haren aard, meer dan in andere betrekkingen het geval is, ook op buitengewone tijden voortdurend tot allerlei bemoeingen aanleiding geeft; vervolgens heeft de bode La Rivière buiten eenigen twijfel steeds zijne werkzaamheden op de meest uitnemende wijze vervuld en daarbij van buitengewonen ijver blijk gegeven, terwijl eindelijk zijne hulp en medewerking in tal van zaken, die niet direct in verband staan met de betrekking van bode-concierge, her haaldelijk worden ingeroepen en steeds met de meeste nauwgezetheid door hem worden verleend. Wij vertrouwen uit dien hoofde dat Uwe Vergadering met ons van oordeel zal zijn dat het beschikbaar stellen van eenige gelden uit de gemeentekas, ten einde bedoelden beambte een blijk van belangstelling van gemeentewege aan te bieden, alleszins is gerechtvaardigd en geenerlei gevaar oplevert dat daardoor een antecedent zal worden gesteld voor het vervolg. Wij stellen U alsnu voor te dien einde eene som van f 150 beschik baar te stellen, te vinden uit den post van onvoorziene uitgaven der be grooting van dit jaar, wordende een staat Model A hierbij ter vaststelling aangeboden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Te Leiden ter Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1884 | | pagina 1