Bij deze onze opvatting van het raadsbesluit van 14 April 1879 zoude,
strikt genomen, hetgeen door de Kweekschool meer dan 4,/2 percent aan
de gemeente wordt betaald, jaarlijks moeten worden aangewend tot kapi
taalvorming hetzij in den vorm van aankoop van Inschrijving hetzij in dien
van aflossing van schuld.
Afgezien alzoo van het onraadzame in het algemeen om in de gegeven
omstandigheden op het eenmaal genomen besluit terug te komen, zijn wij
van oordeel dat er in geenen deele aanleiding bestaat om te verklaren
dat door de ingevolge het meerbedoeld raadsbesluit gesloten overeenkomst
van de Kweekschool onbillijk te veel wordt gevorderd en geven wij Uwe
Vergadering mitsdien in overweging de bestaande regeling te handhaven.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz.
N°. 249. Aan den Raad der gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen de Commissie van Oppertoe
zicht en Beheer der Kweekschool voor Zeevaart te Leiden
dat zij met erkentelijkheid kennis genomen heeft van het voorstel van
Burg. en Weth. aan uwen Raad, opgenomen onder n°. 229 der ingeko
men stukken;
dat zij met groote belangstelling de gedachtenwisseling te dier zake,
zoo bij de voorbereidende behandeling van als bij de discussiën over de
gemeente-begrooting voor het jaar 1884 heeft gevolgd;
dat zij, nadat het college van Dagelijksch Bestuur zich bereid had ver
klaard eene voordracht voor eene billijker uitvoering van het Raadsbesluit
van 24 April 1879 aan Uw oordeel te onderwerpen, gemeend heeft voor-
loopig van hare zijde zich van het doen van eenigen stap in die richting
te moeten onthouden, omdat deze wellicht aan gemis van vertrouwen in
de toezegging van het Dagelijksch Bestuur zoude kunnen worden toegeschreven;
dat zij echter, door nu geheel het stilzwijgen te bewaren, gevaar zoude
loopen het vermoeden op zich te laden van, aangaande deze voor haar
zoo gewichtige zaak, geheel onverschillig te zijn, terwijl zij integendeel
op de aanneming van het in hoofde dezer gemelde voorstel hoogen prijs stelt.
Met bescheidenheid durft zij de meening uit te spreken, dat inderdaad
de uitvoering van het Raadsbesluit van 24 April 1879, noch met de be
doeling van den Raad, noch met die van den voorsteller van het amen
dement strookt; immers, zooals reeds in de voordracht van Burg. en
Weth. wordt herinnerd, had dit amendement ten doel aan de Kweekschool
voor Zeevaart, behalve de betaling eener rente van 4'/2 der besteede
som voor aanplemping, nog die van 1 #/0 op te leggen, ten einde te
strekken tot vermindering van het kapitaal voor den aangewonnen grond
besteed. Kan het nu billijk geacht worden, ja de Commissie meent zelfs
te mogen vragen, kan de Gemeenteraad van Leiden verdacht worden te
hebben bedoeld een schuldenaar eene jaarlijksche aflossing van schuld op
te leggen en niettemin te handelen alsof die schuld onveranderlijk
dezelfde blijft? Op beide vragen kan naar het oordeel der adressante slechts
een ontkennend antwoord volgen; maar dan pleit ook de rechtvaardig
heid voor het aannemen der voordracht van Burg. en Weth., welke ten
doel heeft eene juistere uitvoering van het Raadsbesluit van 14 April
1879 in de plaats van de tot nog toe gevolgde te stellen.
Redenen waarom adressante zich eerbiedig tot Uwen Raad wendt, met
het beleefd, doch dringend verzoek, dat Hij zich met het voorstel van
Burg. en Weth. vereenigt.
't Welk doende,
De commissie voornoemd,
A. Rutgers Van der Loeff, Voorzitter.
Leiden, 21 December 1883. C. H. De Goeje, Secretaris.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF.