GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. I 107 INGEKOMEN STUKKEN. N°. 835. ONTWERP-VERORDENING betreffende het verleenen van pensioen en wachtgeld aan gemeente-ambtenaren en bedienden. Art. 1. In de gevallen, onder de voorwaarden en naar de regelen bij deze verordening bepaald, wordt ten laste der gemeente pensioen verleend aan de gemeente-ambtenaren en bedienden 1°. die aanspraak op pensioen hebben volgens de verordeningen van 13 Januari 4876 (Gembl. n°. 1) en 19 April 1877 (Gembl. n°. 1); 2°. die na den lst8n Januari 1884 als zoodanig vast worden aangesteld en vermeld zijn op den bij deze verordening behoorenden staat. Bij het ontstaan van nieuwe ambten of betrekkingen wordt, op voor stel van Burg. en Weth., door den Gemeenteraad beslist of zij al dan niet op bovenbedoelden staat zullen vermeld worden. De eerste alinea van dit artikel is niet van toepassing op die gemeente ambtenaren en bedienden, aan wier ambt of bediening volgens andere wettelijke bepalingen reeds aanspraak op pensioen is verbonden. Bestaat die aanspraak slechts voor enkele deelen van het gemeentelijk ambt, dan blijven de voorschriften dezer verordening voor de overige deelen gelden, mits de daaraan verbonden baten althans een derde van het geheele ambtelijk inkomen uitmaken. Art. 2. De ambtenaren en bedienden, in het vorig artikel bedoeld, hebben, na bekomen eervol ontslag, recht op pensioen, wanneer zij I. den leeftijd van vijf en zestig jaren bereikt hebben, na minstens vijftien jaren onafgebroken in dienst der gemeente te zijn geweest; II. gedurende veertig jaren een of meer gemeente-ambten of bedienin gen hebben waargenomen III. ten gevolge van de uitoefening hunner functie wonden of gebreken hebben bekomen, waardoor zij voor den gemeentedienst ongeschikt zijn geworden IV. na tienjarigen dienst, uithoofde van ziels- of lichaamsgebreken, niet meer in staat zijn hunne betrekking waar te nemen. De ongeschiktheid voor den gemeentedienst, bedoeld sub III, en de gebreken, bedoeld sub IV, worden gestaafd door eene verklaring van twee deskundigen, door Burg. en Weth. te benoemen. Art. 3. Als maatstaf voor de berekening van het pensioen wordt aangenomen, voor den ambtenaar of bediende, bedoeld sub 1 van het eerste lid van artikel 1, de bezoldiging die hij gedurende de laatste twaalf maanden, aan zijn ontslag of wachtgeld voorafgaande, genoten heeft, en voor den ambtenaar of bediende, bedoeld sub 2 van het eerste lid van artikel 1, de middelsom over een jaar van de bezoldiging, die hij genoten heeft ge durende de laatste zestig maanden aan het ontslag of wachtgeld vooraf gaande, of, zoo deze maatstaf niet bestaat, gedurende het korter tijdvak dat hij in dienst der gemeente is geweest. Onder bezoldiging worden verstaan alle inkomsten, die, hetzij onder de benaming van jaarwedde, hetzij van percentsgewijze belooning, geldelijke of andere toelage, kleeding of vrije woning aan de ambtenaren of be dienden uitdrukkelijk zijn toegelegd. De vrije woning wordt bij taxatie bepaald, tenzij de vergoeding reeds is aangegeven. Wanneer behalve of in plaats van eene vaste jaarwedde, dag-, week of maandloonen, eene percentsgewijze belooning, eene geldelijke of andere toelage of vrije woning is toegekend, wordt een gemiddeld inkomen, op voordracht van Burg. en Weth. door den Raad vast te stellen, aangeno men ter berekening zoo van de bijdrage, bij art. 10 bedoeld, als van het pensioen. Art. 4. Het jaarlijksch pensioen bedraagt in de gevallen, omschreven sub I, II en IV van artikel 2, voor ieder jaar dienst een zestigste van de bezol diging, bedoeld in het vorig artikel, zonder het tweederde daarvan te kunnen overschrijden, en in het geval sub III van artikel 2 tweederde gedeelte van die bezoldiging Art. 5. Wachtgeld wordt verleend aan den ambtenaar of bediende, wiens be trekking is vermeld op den staat, bedoeld bij het eerste lid van artikel 1, ongeacht het tijdstip zijner benoeming, wanneer hij die betrekking verliest door hare opheffing. Het wachtgeld wordt bepaald op de helft der bezoldiging, door den titularis genoten op het oogenblik der opheffing van zijne betrekking. Wachtgeld wordt verleend gedurende vier jaren na de opheffing der betrekking, wanneer de titularis op het tijdstip van zijn ontslag den leeftijd van veertig jaren heeft bereikt en gedurende twee jaren, wanneer hij dien leeftijd nog niet heeft bereikt. De op wachtgeld gestelde ambtenaar of bediende, die weigert eene gemeentebetrekking te aanvaarden, waarvan de bezoldiging gelijk staat met tweederde van het bedrag der bezoldiging, laatstelijk door hem ge noten, verliest dadelijk alle aanspraak op het genot van dat wachtgeld. Het wachtgeld van den ambtenaar of bediende, die tot eene betrek king bij een anderen tak van openbaar bestuur wordt benoemd, wordt verminderd met het bedrag der bezoldiging, door hem als zoodanig genoten. Art. 6. Het pensioen en wachtgeld wordt, op aanvraag van den belanghebbende, door Burg. en Weth. verleend bij een met redenen omkleed besluit, dat in afschrift aan den Raad wordt medegedeeld. Art. 7. Bij de aanvraag om pensioen of wachtgeld worden overgelegd: a. een geboorte-extrakt of doopcedul, waaruit de dag en plaats van geboorte blijken b. alle oorspronkelijke akten van aanstelling of ontslag, of andere stukken waaruit de bekleede ambten of bedieningen voldoende blijken c. een staat van dienst en van de bezoldigingen, gedurende de laatste zestig maanden genoten. Art. 8. Het pensioen of wachtgeld treedt in met den dag waarop het genot der bezoldiging ophoudt, indien het verzoek om in het genot van pensioen of wachtgeld gesteld te worden binnen drie maanden na het ontslag is ingediend en anders met den dag, waarop de aanvraag is geschied. Bij overlijden wordt aan de overgebleven echtgenoot of aan de bloed verwanten in de opgaande en nederdalende linie van den ambtenaar of bediende een kwartaal van het pensioen of wachtgeld, in te gaan met den dag van overlijden, uitgekeerd. Art. 9. Het genot van pensioen of wachtgeld vervalt in geval van veroordee ling wegens misdaad, of wegens diefstal niet met onteerende straf bedreigd, oplichting of misbruik van vertrouwen. Art. 10. De bijdrage, welke de gemeente-ambtenaren en bedienden verplicht zijn jaarlijks voor hun pensioen aan de gemeente bij te dragen, wordt gesteld: voor hen, bedoeld sub 1 van het eerste lid van artikel 1, op 1 pet., en voor hen, bedoeld sub 2 van het eerste lid van artikel 1, op 21/j pet. van hunne bezoldiging enz. en hare verhoogingen, of, zoo zij in het genot van wachtgeld zijn, van de bezoldiging, verbonden aan de laatstelijk door hen bekleede betrekking. Deze bijdrage is slechts verschuldigd over de bezoldiging, die voor pensioen van gemeentewege in aanmerking komt. Van de bijdragen, bij dit artikel bedoeld, kan in geen geval teruggave worden gevorderd. Zij worden geïnd op de wijze, door Burg. en Weth. vastgesteld of vast te stellen. Art. 11. De pensioenen en wachtgelden der gemeente-ambtenaren en bedienden worden op de begrooting der gemeente-uitgaven gebracht en de bijdragen, bij het vorig artikel bedoeld, onder de middelen tot dekking der ge meente-uitgaven opgenomen. Art. 12. Deze verordening treedt in werking den lBten Januari 1884, op welk tijdstip de verordeningen van 13 Januari 1876 (Gembl. n°. 1) en 19 April 1877 (Gembl. n°. 1) buiten werking worden gesteld. STAAT van ambten en bedieningen, bedoeld bij artikel 1 der Ontwerp-Verordening. Secretaris. Ontvanger. Vaste ambtenaren ter Secretarie. bij den Ontvanger. Architect. Hoofdopzichter bij de Fabricage. Opzichter Vast werkman Gemeentebode. Commissaris van Policie. Hoofdinspecteur van Policie. Inspecteur Agent Marktmeester. Adjunct-Marktmeester. Waagmeester. Directeur der Gasfabriek. Vaste beambten bij de Gasfabriek. werklieden Gemeente-Apotheker. Vaste bediende bij den Gemeente-Apotheker. Bewaarder der Stadstimmerwerf. Directeur van het Werkhuis. Vaste beambten van het Werkhuis. Vaste beambten der Bank van Leening. Machinist Stoomspuit en Liernurstelsel. Assistent Bewaarder van het Caecilia-Gasthuis. Brugwachter. Directeur Hoogere Burgerschool voor Jongens. Leeraar Directrice Meisjes. Leeraar of Leerares Hoogere Burgerschool voor Meisjes. Lector aan de Indische Inrichting. Leeraar of leerares aan de Kweekschool. Leeraar of leerares in het Teekenen. de Gymnastiek. Leerares in de vrouwelijke handwerken. Hoofdonderwijzeres Bewaarschool. Hulponderwijzeres Concierge van het Gymnasium. de Hoogere Burgerschool voor Jongens. Scheikunde. voor Meisjes. Kweekschool. het Stedelijk Museum.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1883 | | pagina 1