82 onderwijzeressen, daar het van het grootste belang is, daar enkelen te hebben, die den jongeren tot voorbeeld kunnen strekken en hen bij het onderwijs kunnen leiden. Nu is er wel eene bepaling dat voor de akte in de Fransche taal een toelage van f 100 gegeven wordt, maar deze heeft alleen betrekking op scholen waar werkelijk onderwijs in die taal gegeven wordt. Dit is echter op de school van den heer Van Dijk niet het geval en er bestaat, zoover ik weet, geen reden daarin verandering te brengen. De akte, die mej. Boon bezit, stelt haar echter in staat onmiddellijk te solliciteeren naar een vacante plaats op een andere school, waar de Fransche taal onderwezen wordt, en die men haar naar billijkheid niet zou kunnen weigeren, maar waardoor zij voor de school van den heer Van Dijk natuurlijk zou ver loren gaan. Er bestaat dus, wil men mej. Boon aan de school verbonden houden, geen andere uitweg dan het toekennen van een personeele toelage en ik hoop dan ook, dat de Raad, voor ditmaal, van zijn beginsel zal afwijken en de gevraagde verhooging bij uitzondering zal toestaan. De Voorzitter. Ik heb met zeer veel genoegen van den heer De Goeje de verdediging van het voorstel gehoord. De heer Buys heeft o. a. ook gewezen op het lastige van antecedenten, iets dat ik volstrekt niet wil wegcijferen, omdat men er zich veelal op beroept, en die inderdaad dikwijls ook geldende argumenten zijn. Ik wil echter den heer Buys er attent op maken, dat men, bij ieder voorstel, waar het geldt het geven van eene personeele toelage of in het algemeen eene afwijking van den gestelden regel, moet oordeelen naar de speciale omstandigheden van het geval en dat zij die te beslissen hebben zich moeten weten los te maken van de antecedenten en de zaak op zich zelve beoordeelen. In het rapport van den heer Van Dijk en in de voordracht van Burg. en Weth. zijn overigens nog uitstekende argumenten aangevoerd, waar onder mij deze het sterkst toescheen: dat bij de splitsing van de scholen mej. Boon aan de school van den heer Van Dijk is behouden, niet bij loting, maar juist omdat zij daar zoo uitstekend op hare plaats was. Nu het blijkt dat zij bij voortduring den goeden dunk dien men van haar had rechtvaardigt en het in het belang van het onderwijs noodig is, dat zij daar werkzaam blijft, zou het toch wel wat hard zijn haar als het ware te doen Jboeten voor haar voortreffelijkste hoedanigheden. De heer Buys heeft ook gewezen op de vele uitgaven van het onder wijs. Zou het nu echter niet beter zijn een enkele honderd gulden meer voor het onderwijs te besteden, wanneer het daardoor zooveel betere vruchten droeg, dan die te bezuinigen, waardoor wij zeker minder goede resultaten zoude hebben van die toch eenmaal groote uitgaven. Men ver- gete niet dat het hier ook de opleiding van toekomstige onderwijzeressen geldt. Daarbij komt ook nog dat het Rijk de helft van de toelage, die wij zullen geven, zal betalen, waardoor het geheele bedrag ten slotte tot slechts vijftig gulden wordt herleid. Ik geloof dus dat er bepaald termen zijn om de voordracht goed te keuren, en dat er in dit geval weinig gevaar bestaat voor een beden kelijk antecedent. De heer Damstè. Het heeft mij moeite gekost in de Commissie van Financiën mijne goedkeurende stem aan de voordracht van Burg. en Weth. te geven, omdat ook ik niet gaarne personeele toelagen geef, en dit een gevaarlijken weg noem. Ditmaal ben ik echter over de bezwaren heengestapt. Mejuffrouw Boon vraagt overplaatsing naar eene meisjesschoolgeeft men haar echter hon derd gulden meer, dan zal zij blijven. Nu is het, m. i. veel gemakkelijker aan eene meisjesschool eene goede onderwijzeres te krijgen, dan aan de school van den heer Van Dijk, waar ook mannelijk personeel werk zaam is. Daarom ben ik er zeer voor de toelage te verleenen. De voordracht wordt, in stemming gebracht, goedgekeurd met 14 tegen 5 stemmen, die van de leden Buys, Dercksen, Scheltema, Van der Hoeven en Le Poole. X. Verzoek van mej. E. A. Lancel, om ontslag als derde onderwijzeres aan de school 3ae klasse n°. 3. (Zie Ing. St. n°. 225). Toegestaan zonder discussie of hoofdelijke stemming. XI. Verzoek van J. Leutner, om een brug te leggen over de Zoeter- woudsche Singelsloot. (Zie Ing. St. n°. 226). Toegestaan zonder discussie of hoofdelijke stemming. XII. Verzoek van P. Van der Horst, om een stoep te leggen. (Zie Ing. St. n°. 226). Toegestaan zonder discussie of hoofdelijke stemming. Niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergadering gesloten. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1883 | | pagina 4