GMETOAAD VAK LEIDEN.
99
INGEKOMEN STUKKEN.
N#. 315. Leiden, 24 October 1883.
De Comm. van Fin. heeft de eer Uwe Vergadering mede te deelen dat
er bij haar geen bedenking is tegen de onderhandsche verpachting van
het Raamland voorbij de Utrechtsche brug voor één jaar aan de Weduwe
Kooreman voor den prijs van ƒ650 en onder de bestaande voorwaarden.
Zij geeft U derhalve in overweging dienovereenkomstig te besluiten.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 210. Leiden, 24 October 1883.
Ter vervulling eener vacature aan de school der 3de klasse n°. 3, heb
ben wij de eer U hierbij aan te bieden eene voordracht, opgemaakt in
overleg met den Arrondissement-schoolopziener, na ingewonnen bericht van
het hoofd der school, dat ter inzage van de leden in de leeskamer is
nedergelegd, ter benoeming van een derden onderwijzer op eene jaarwedde
van 550, als:
1°. Marinus Gerardus Van Ewijk, thans tijdelijk met de waarneming
dier betrekking belast;
2°. Christiaan Jacobus Otto Arnoldus Nuys, onderwijzer te Zalt Bommelen
3°. Dirk Pronk, onderwijzer te Beverwijk.
Wij nemen de vrijheid U te verzoeken tot eene benoeming te willen
overgaan.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders van Leiden.
N#. 217. Leiden, 25 October 1883.
Onder overlegging van bijgaande stukken hebben wij de eer U mede
te deelen, dat er ook bij ons geen bezwaar bestaat tegen de inwilliging
van het verzoek van het Bestuur der Leidsche Broodfabriek tot het leggen
van eene loozing naar de Rijnsburgersingelgracht.
Wij geven Uwe Vergadering daarom in overweging de gevraagde ver
gunning te verleenen.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders van Leiden.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen: het Bestuur der Leidsche
Broodfabriek alhier;
dat het door het dempen der Binnenvestgracht genoodzaakt is voor het
ketelwater eene andere loozing te laten maken en deze nu op eigen terrein
naar de Singelgracht wenschte te laten uitloopen.
Waarvoor beleefdelijk Uwe toestemming wordt verzocht.
't Welk doende,
A. W. Sijthoff, Comm.-President.
Leiden, 16 October 1883. G. J. De Casparis, Directeur.
Leiden, 23 October 1883.
De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van het
bestuur der Leidsche Broodfabriek te berichten, dat er bij haar geen bezwaar
bestaat tegen het verleenen der gevraagde vergunning, om uit de fabriek
op eigen grond een loozingskanaal te leggen dat uitstort in de Rijns
burgersingelgracht.
Aan Heeren Burg. en Weth. De Commissie van Fabricage,
der gemeente Leiden.
N°. 210. Leiden, 2 November 1883.
Ter vervulling der vacature aan de school der 4de klasse n°. 1, tenge
volge van de overplaatsing van Mej. C. Van der Harst, hebben wij de
eer U hierbij aan te bieden eene voordracht, bestaande uit slechts twee
personen, de eenige sollicitanten naar de betrekking van derde onderwij
zeres aan de genoemde school, als:
1°. Mejuffrouw Wilhelmina Du Pon, onderwijzeres te Noordwijkerhout en
2°. Mejuffrouw Catharina Maria Elisabeth Van Alfen, onderwijzeres te
Zalt-Bommel.
Die voordracht is opgemaakt in overleg met den heer Arrondissements
schoolopziener na ingewonnen advies van het hoofd der betrokken school,
terwijl de beide betrekkelijke berichten in de leeskamer ter inzage van
de leden zijn nedergelegd.
Onder verdere mededeeling dat aan de genoemde betrekking eene jaar
wedde van ƒ550 is verbonden, geven wij Uwe Vergadering in overweging
tot eene benoeming over te gaaa.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 219. Leiden, 1 November 1883.
Onder verwijzing naar nevensgaand rapport der Comm. van Fab. geven
wij Uwe Vergadering in overweging den daarbij bedoelden grond van den
Vestwal bij de Zijlpoort tot wederopzeggens in gebruik te geven aan
P. Fontein, onder de voorgestelde voorwaarden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan Wel-Ed. Achtb. Heeren Burg. en Weth. der gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen, ondergeteekende, P. Fon
tein Jr., dat hij in eigendom wenscht te bekomen, een strook grond, (volgens
bijgaanden kadastralen legger) aan de Zijlpoort, om daarop en op den hem
toebehoorenden grond, eene woning te doen bouwen.
In afwachting van UEd. Achtb. goedgunstig besluit hierop.
Leiden, 11 October 1883. 't Welk doende,
P. Fontein Jr.
Leiden, 23 October 1883.
Bij Raadsbesluit van 18 October 1866 is aan P. Fontein in eigendom
afgestaan het gedeelte grond gelegen aan den Vestwal tusschen de Zijl
poort en het vaarwater den Ouden Rijn, ter grootte van 630 centiaren
benevens een door aanplemping te verheelen gedeelte water groot 45 cen
tiaren, te zamen 675 centiaren tegen 1 de centiare.
Daarbij is derhalve uitgezonderd en aan de gemeente in eigendom ge
bleven de strook grond langs en tusschen de contreforten der Zijlpoort,
ten einde die poort in haar geheel te behouden en bij de destijds aan
hangige en gedeeltelijk uitgevoerde plannen tot afbraak der poorten, den
toestand niet te veranderen door afstand van aangrenzenden bouwgrond.
Nu door P. Fontein bij het hiernevens gevraagd request de eigendom
wordt gevraagd van een gedeelte grond ter bebouwing met een woonhuis,
waardoor een der contreforten zou worden bedekt en de daarachter lig
gende grond onbereikbaar en zonder eenige bestemming zou blijven, meent
de Comm. van Fabr. bezwaar te moeten maken tegen den afstand van
het bedoelde gedeelte grond ter grootte van 64 centiaren, dat nu gebleken
is reeds ingenomen te zijn door het plaatsen van een loods of werkplaats.
Bovendien zou, ingeval later werd besloten tot de afbraak van de Zijl
poort, dat woonhuis een onregelmatige richting geven aan den open grond,
die eindigt aan de Binnenvestgracht.
De Comm. zou er alleen toe kunnen komen om het gebruik van dien
grond tot wederopzeggens toe te vergunnen, ten einde de daarop geplaatste
werkplaats of loods te behouden, mits de grond wordt ontruimd binnen
zes maanden na daartoe door of van wege Burg. en Weth. schriftelijk
te zijn aangemaand en voorts tegen betaling van het recht voor de 64
centiaren, bepaald bij art. 3 n°. 26 van het tarief, vastgesteld den 5d«n
Maart 1857.
Aan Heeren Burg. en Weth.
der Gemeente Leiden.
De Commissie van Fabricage.
N°. 220- Leiden, 5 November 1883.
Wij hebben de eer aan Uwe Vergadering hiernevens over te leggen
een schrijven van den Directeur der Bouwmaatschappij Vreewijk, waarin
wordt medegedeeld dat om daarbij vermelde redenen van de in de raads
zitting van 4 October jl. verleende vergunning, tot het leggen van eene
brug over de Wittesingelgracht geen gebruik zal worden gemaakt, zoodat
wij U in overweging geven die vergunning in te trekken.
Wat betreft de mededeeling dat een adres van adhaesie ten Raadhuize
in het ongereede zoude zijn geraakt, is ons alleen bekend dat de heer
W. Kok, Timmerman en Architect alhier, heeft verklaard een adres te
hebben gegeven aan een jongen en dat dit adres door den jongen
volgens diens bewering zoude zijn ter hand gesteld aan een van de boden,
terwijl geen der boden zich herinnert het stuk te hebben ontvangen.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders van Leiden.
's Gravenhage, 2 November 1883.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden.
Mijne Heeren
Onder dankzegging voor de mededeeling in Ulo 8 October 11., omtrent
de beslissing van den Raad op het adres der Bouwmaatschappij Vreewijk
van den 31st8n Juli bevorens, welk adres was medegeteekend door de
Commissarissen J. H. De Groot, W. F. Peltzer en J. E. H. Hanckar, heb
ik de eer U kennis te geven dat de Maatschappij haar daarbij gedaan
drieledig verzoek beschouwt als geheel gewezen van de hand.
Werd gevraagd
1°. het leggen eener brug, tegenover de Kaiserstraat, voor rekening
der Maatschappij, volgens overgelegde teekening, onder ge-
meentetoezicht
2°. onderhoud voor rekening der gemeente, na goedgekeurde opleve
ring; en
3°. verkoop voor afbraak van den jaagpaardenstal aan den Vliet.
De beide laatste punten werden onvoorwaardelijk afgewezen en omtrent
het eerste werd gezwegen van de overgelegde teekening; maar
geëischt een plan of bestek door het Gemeentebestuur goed te keuren.
Dus is ons plan, volgens die teekening, afgekeurd.
De Maatschappij berust nu, om het geringe belang dat zij bij de zaak
heeft en die haar althans geen grooter offer waard is, in die algeheele
afwijzing van haar verzoek en heeft verder niets te doen dan haar dank
te brengen voor den welwillenden vorm waarin die afwijzing is vervat.
Die vorm toch is zoodanig, dat de meeste onderteekenaars der drie adres
sen van adhaesie in de meening verkeeren dat ons verzoek is ingewilligd.
Alvorens te eindigen, wenscht de Maatschappij omtrent een ander punt,
mede behandeld in de Raadsvergadering van 4 October 11., nog een enkel
woord in het midden te brengen.
Nu besloten is het Rapenburg niet te dempen vindt mogelijk het ver
standig denkbeeld om een dam in den Singel bij de Kaiserstraat te leggen,
bijval in Uwen Raad. Het practisch nut daarvan voor de waterverver-
schïng, werd reeds door uw uiterst deskundig medelid, Ingenieur van
Rijnland, aangetoond. De goedkeuring van Rijnland is hierop wellicht te
verkrijgen, wanneer een duiker van minstens een meter doorsnee in den
dam wordt gelegd.
Mocht dergelijk plan tot uitvoering komen, dan verklaart de Maat
schappij zich bereid, wanneer ook hare belangen daarmede gebaat zijn,
daartoe zeer belangrijk bij te dragen, U verzoekende hiervan, te zijner tijd,
nota te willen nemen.
Hoogachtend heb ik de eer te zijn,
voor de Bouwmaatschappij Vreewijk,
Swaan, Directeur.
De 38 onderteekenaars van één der 3 adressen, ten Raadhuize in het ongereede
geraakt, zijn de heeren: H. G. Van de Sande Bakhuizen, A. H. Adriaan, R. M. Beuth
Zonen, D. Klinkenberg, A. Wagemans Sr., R. Adama, C. Das, P. Van Romburgh Jr.,
J. A. Loeber, B. Van Ewijk, J. G. A. v. d. Upwich, J. Hieremet, W. L. Van Kaathoven,
P. v. Ruttinga Wichers, Mev. E. J. C. Kern, W. Epskamp, S. G. Van Binsbergen, Jani,
F. Oostdijk, C. F. De Lange, C. W. Konw, A. W. Willebrands, J. C. Peereboom, D. Poptie,
A. Wagemans Jr., P. De Carpentier Wildervanck, Jac. Noest, J. v. d. Dop, A. Van
Hemert, G. J. Bos, W. Cramer, J. Niesten, C. v. d. Worm, J. J. Goddijn Jr., J. Loeber,
J. Klinkenberg, Jan Brevée, J. Roem.