GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
89
INGEKOMEN STUKKEN.
N°. 184. Leiden, 27 September 1883.
Ter vervulling eener vacature aan de Meisjesschool der 2de klasse, heb
ben wij de eer U hierbij aan te bieden eene voordracht, opgemaakt in
overleg met den Arrondissements-Schoolopziener, na ingewonnen advies
van bet hoofd der betrokken school, dat ter inzage van de leden in de
leeskamer is nedergelegd, ter benoeming van eene derde onderwijzeres, op
eene jaarwedde van 600, vermeerderd met ƒ100 voor het geven van
onderwijs in de Fransche taal, als:
1°. Mejuffrouw Johanna Bertha Weijers, thans onderwijzeres aan de
Openbare school der 3d® klasse n°. 3.
2°. Mejuffrouw C. Van Altena, onderwijzeres te Boskoop, en
3°. Mejuffrouw W. F. Van Loenen, onderwijzeres te Zoeterwoude.
Wij nemen de vrijheid Uwe Vergadering uit te noodigen alsnu tot eene
benoeming te willen overgaan.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
N°. 185. Leiden, 27 September 1883.
Wij hebben de eer U hierbij aan te bieden eene voordracht, opgemaakt
in overleg met den Arrondissements-Schoolopziener, na ingewonnen advies
van het hoofd der betrokken school dat ter inzage van de leden in de
leeskamer is nedergelegd, ter benoeming van een derden onderwijzer aan de
Openbare school der 3d0 klasse n°. 2, en zulks ter vervulling van een
der aan die school bestaande vacatures, als
1°. Leendert van Oeveren, onderwijzer te Kolijnsplaat,
2°. Cornelis Jacobus Otto Arnoldus Nuys, onderwijzer te Zalt-Bommel, en
3°. Dirk Pronk, onderwijzer te Beverwijk.
Onder mededeeling dat aan die betrekking is verbonden eene jaarwedde
van ƒ550, vermeerderd met ƒ100 voor het bezit der akte van hoofdon
derwijzer, met 50, voor de akte voor het teekenen en met 25, voor
die voor de Gymnastiek, nemen wij de vrijheid Uwe Vergadering te ver
zoeken tot eene benoeming te willen overgaan.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
N°. 186. Leiden, 29 Septemder 1883.
Door het hoofd der school der 3de klasse n°. 3 wordt in overleg met
het hoofd der school n°. 2 voorgesteld om den onderwijzer J. W. Wuyster
van de eerstgenoemde naar de laatstgenoemde school over te plaatsen.
Uit het op dat voorstel ingewonnen advies van den Arrondissements-
Schoolopziener blijkt dat er bij hem tegen dat voorstel geen bezwaar be
staat, terwijl er ook bij ons daartegen geene bedenking is.
Wij geven Uwe Vergadering daarom in overweging genoemden onder
wijzer over te plaatsen van de school der 3d0 klasse n°. 3 naar die van n°. 2.
De betrekkelijke stukken zijn ter inzage van de leden in de leeskamer
nedergelegd.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
N°. 187. Leiden, 3 September 1883.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Naar aanleiding van het Raadsbesluit van 21 Juni 11., waarbij de Heer
F. A. Verster niet in aanmerking wenschte te komen om als lid van het
Stedelijk Museum benoemd te worden, heeft de Commissie van het Stede
lijk Museum de eer op nieuw het volgende dubbeltal aan te bieden, be
staande uit de Raadsleden
J. M. E. DERCKSEN en
Dr. E. F. VAN DISSEL.
Namens de Commissie voornoemd,
Hartevelt, President.
Jhr. W. I. C. Rammelman Elsevier, Secretaris.
N#. 188. Leiden, 26 September 1883.
Na kennisneming van de voordrachten van Burg. en Weth. tot ver
hooging van enkele artikelen der begrooting voor 1883, tot continuatie
van de bestaande heffing van bruggeld, tot regeling van de jaarwedde
van den Hoofdopzichter bij de gemeentewerken, tot afstand in eigendom
van een gedeelte der Zijlsingelgracht aan A. J. Koole, en tot beschik
baarstelling van gelden tot verbetering van den toestand van het Rapen
burg, hebben wij de eer U mede te deelen dat daartegen bij ons geene
bedenkingen zijn gerezen, zoodat wij Uwe Vergadering in overweging
geven om dienovereenkomstig te besluiten.
Wat de laatstgenoemde voordracht ten aanzien van het Rapenburg be
treft zijn wij met Burg. en Weth. overtuigd van de wenschelijkheid dat
in den tegenwoordigen toestand van die gracht de noodige verbetering
worde aangebracht en dat de beschikbaarstelling van de daarvoor vereischte
gelden alleszins is gerechtvaardigd, terwijl ook, onzes inziens, de kosten
voor de verbetering van het riool der Langebrug zullen kunnen worden
bestreden uit de buitengewone inkomsten, in casu uit de gelden afkom
stig van de onlangs gesloten 4 percents geldleening ad ƒ500,000.
Dit werk toch kan worden aangemerkt als van geheel buitengewonen
aard, waarvan eene blijvende verbetering van de rioleering in dit ge
deelte der gemeente het gevolg zal wezen.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz.
N°. 189. Leiden, 26 September 1883.
Hoezeer wij gaarne erkennen dat eenige verhooging der jaarwedden
van de Inspecteurs van Politie billijk en in het belang van den dienst
wenschelijk is, zoo kunnen wij ons toch bezwaarlijk vereenigen met het
thans door Burg. en Weth. aan Uwe Vergadering ingediend voorstel tot
nadere regeling dier jaarwedden. Daarbij wordt voorgesteld het maximum
der jaarwedde van den Hoofd-Inspecteur vast te stellen op 1400, en
van den tweeden en derden Inspecteur op 1200, waarvan eene blijvende
verhooging van het betrokken artikel der begrooting in de toekomst, wan
neer de belanghebbende ambtenaren het voorgeschreven aantal dienstjaren
zullen hebben vervuld, het gevolg zoude wezen.
Met het oog op den fmanciëelen toestand van onze gemeente, die/zich
uit den aard der zaak niet alle uitgaven van andere rijkere en meer
welvarende gemeenten kan veroorloven, komt ons zoodanige verhooging
niet wel gerechtvaardigd voor, terwijl wij niet overtuigd zijn dat bij eene
mindere jaarwedde dan thans wordt voorgesteld, geen voldoend geschikt
personeel zoude kunnen worden verkregen.
Bovendien ligt het in den aard der zaak dat een b. v. bekwaam
Hoofd-Inspecteur, al wordt zijne jaarwedde op 1400 vastgesteld, steeds
zal trachten de betrekking van Commissaris van Politie deelachtig te
worden, zoodat ook met toepassing van den voorgestelden maatregel het
behoud van zoodanig ambtenaar voor deze gemeente niet zal worden
verzekerd.
Wij zouden Uwe Vergadering uit dien hoofde in overweging wenschen
te geven het maximum van den Hoofd-Inspecteur vast te stellen op
1200 en van den tweeden en derden Inspecteur op 1000 en het
eerste gedeelte van het voorstel mitsdien aldus te wijzigen:
1°. Er zullen in de gemeente Leiden bij de Politie worden aangesteld
één Hoofd-Inspecteur op eene bezoldiging van 1100, na twee jaren
dienst te verhoogen met 100, twee Inspecteurs op eene bezoldiging van
900, na twee jaren dienst te verhoogen met 100, een Inspecteur op
eene bezoldiging van 400.
In dat geval zal de ontwerp-begrooting voor 1884 met 200 moeten
worden verhoogd, als 100 voor den Hoofd-Inspecteur en 100 voor
den Inspecteur Cloos, terwijl de Inspecteur Pronk met 1 Juli 1885 alsdan
voor eene verhooging met 100 in aanmerking komt.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF.