88
ten gevolge zoude, hebben.
ten tot eene beslissing komen, ten einde van deze aan die Vergadering
mededeeling worde gedaan en daardoor vóór den aanvang der voorberei
dende werkzaamheden, waartoe op de Provinciale begrooting voor 1884
een post is uitgetrokken, alle twijfel zij weggenomen, omtrent de vraag^
of de verbinding van den Rijn en de Vliet bewesten dan wel beoosten
uw stad een deel of hoofdtrek van het verbeteringsplan uitmaken zal.
De Gedeputeerde Staten, enz.
Zooals uit ons hierboven medegedeeld rapport blijkt achten wij den
aan les van de verbeterde vaart door de stad van het meeste belang voor
deze gemeente met het oog op de daarmede in verband staande verle'®"*
dising van handel en vertier, terwijl, mocht de vaart onverhoopt geleBd
worden aan de oostzijde van de stad, daardoor ontegenzeggelijk eene
gevoelige slag aan de welvaart der gemeente zoude worden toegebracht.
Wij aarzelen dan ook niet Uwe Vergadering in overweging te geven
om alle die maatregelen te nemen, welke noodig zijn om de verwezen
lijking van het plan te bevorderen, te minder nu, naar onze vaste over
tuiging althans, de scheepvaart in het algemeen daardoor met wordt
Het verschil toch in afstand tusschen de vaart ten oosten en die ten
westen van de stad is uiterst gering en de gedwongen doorvaart door
eene aanzienlijke gemeente levert voor de schipperij vele geriefelijkheden
en gemak op, daar zij zich alsdan, zonder een omweg te maken op de
meest gemakkelijke wijze van alle benoodigdheden kan voorzien. Op deze
omstandigheid werd dan ook reeds gewezen zoowel in het advies der
Kamer van Koophandel als in ons bovenaangehaald rapport.
Wat nu aangaat de door Ged. Staten gestelde voorwaarden, kunnen
wij ons daarmede in het algemeen vereenigen en naar ons oordeel zoude
de gemeente zonder bezwaar eene verbindtems kunnen aangaan als daarbij
wordt voorgesteld. Alleen het sub III vermelde punt komt niet gehee
overeen met het in bovenbedoelde conferentie besprokene. Daarbij wordt
gevorderd dat iedere brug voorzien zal moeten zijn van een wachthuisje
en elke dier wachthuisjes bezet met voor de bediening der brug, waartoe
het behoort, voldoend en waakzaam personeel, met uitzondering van de
beide bruggen bij de Haven en Oude Vest, die uit hetzelfde wachthuisje
en door hetzelfde personeel zullen kunnen worden bediend, terwijl alleen
na bekomen vergunning van het Gewestelijk Bestuur andere combinatiën
van twee kort bij elkaar gelegen bruggen zal mogen plaats hebben.
Deze bepalingen nu komen ons in het belang van eene geregelde be
diening der bruggen onnoodig voor en daardoor nog al bezwarend voor
^IT'de^'meer bedoelde conferentie werd door ons dan ook te kennen
gegeven dat thans reeds de Schrijversbrug des nachts door voldoend
personeel was bezet en dat er geen bezwaar bestond dergelijken maatregel
ook toe te passen ten aanzien van de Blauwpoortsbrug.
In dat geval zouden de schepen, zoowel zij die aan de oostzijde als
zij die aan de westzijde des nachts binnen komen, ongehinderd kunnen
passeeren, daar alsdan door het aan de uiteinden der stad gestationneerd
personeel voor eene tijdige opening der tusschenliggende bruggen kan
worden zorg gedragen, welke maatregel, gelijk de ondervinding heeft
aangetoond, tot niet de minste bezwaren voor de schipperij aanleiding
geeft terwijl bij drukkere scheepvaart het aantal met den nachtdienst
belaste brugwachters uit den aard der zaak zoude moeten worden uit-
vermeerdering van het aantal wachthuisjes komt ons derhalve
geheel overbedig voor, en wij achten het voldoende zooals in de be
doelde conferentie voorloopig werd overeengekomen, dat in de te sluit
verbindtenis alleen worde bepaald dat het Gemeentebestuur ten allen tijde
voor eene kostelooze en vlugge bediening bij dag en bij nacht zal zorg
dragen, zonder in nadere bijzonderheden te treden aangaande de wijze
dier bediening.
Uit den aard der zaak zal het Gemeenbestuur, met het oog op de be-
lanoen, die ook voor deze gemeente bij eene geregelde bediening van de
scheepvaart zijn betrokken, steeds zorg dragen dat die bediening tot geene
gegronde klachten aanleiding geeft en tot de aanstelling van meerdere
brugwachters overgaan, wanneer het blijkt dat daaraan in der daad be-
h0De6 vaststelling van de wijze der bediening door Ged. Staten zoude bo
vendien reeds aanleiding geven tot eene inmenging van het Gewestelijk
Bestuur in de huishouding der gemeente, welke allicht moeiehjkheden
Tot toelichting verder van hetgeen voorkomt onder litt. c van punt 11
kan worden medegedeeld dat de bochten tusschen den Ouden Singel en de
Haven alleen voor schepen van ruim 50 meter lengte eenige moeite ver
oorzaken, zoodat ze geenerlei bezwaren kunnen opleveren voor het passeeren
van schepen tot eene lengte van 25 meter, waarvoor de vaart bepaaldelijk
wordt aangelegd, terwijl vooreerst niet is te wachten dat van de vaart
door schepen van meerdere lengte gebruik zal worden gemaakt.
Intusschen bestaat de mogelijkheid dat later, bij veranderde omstandig
heden, de bestaande toestand tot moeilijkheden zoude aanleiding kunnen
geven en verandering noodig zoude kunnen worden, op grond waarvan
het wenschelijk is in het belang der zaak dat het Gemeentebestuur eene
verplichting op zich neme als door Ged. Staten voorgesteld, eene verbin
tenis overigens die in geenerlei opzicht voor de gemeente bezwarend kan
worden geacht. ha
Ten slotte zij medegedeeld dat van de bestaande bruggen alleen de
Turfmarktsbrug zal moeten worden verwijd, waarvan de kosten zijn ge
raamd op ongeveer f 5000.
Op grond van het vorenstaande stellen wij alzoo Uwe Vergadering voor
ons College te machtigen aan Ged. Staten te kennen te geven dat de Ge
meenteraad bereid is tot het aangaan van de voorgestelde verbindtenis
jegens de provincie, met wijziging van Punt III in dier voege dat daarbij
alleen bepaald wordt dat het Gemeentebestuur de verplichting op zich
neme ten allen tijde te zorgen voor de beweegbaarheid van alle over de
vaart thans gelegen of later te leggen bruggen en hare voor doorvarende
schepen kostelooze en vlugge bediening bij dag en bij nacht.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
N° 182. Leiden, 27 September 1883.
Ons refereerende aan nevensgaand advies van de Comm. van Fabr. geven
wij Uwe Vergadering in overweging: ,M
1°. te verklaren dat niet meer voor den openbaren dienst bestemd zijn
centiaren water der Zijlsingelgracht, kadastraal bekend onder perceel
Sectie n°. 483;
2°. bedoeld water in eigendom af te staan aan A. J. Koole onder
door de Commissie voorgestelde voorwaarden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
De ondergeteekende A. J. Koole voornemens zijnde eene meelfabriek te
stichten op een terrein aan de Looierstraat, Kad. Sectie a n 782, zou
gaarne daarbij een deel van de Singelgracht innemen, ten einde diep-
gaande schepen te kunnen doen aanleggen.
Onder overlegging van de daarop betrekking hebbende situatieteke
ning, waarop de gewenschte richting onder a is aangegeven, neemt hij de
vrijheid eerbiedig te verzoeken dat hem de vereischte toestemming worde
verleend.
Leiden, 8 September 1883.
't Welk doende,
A. J. Koole.
Leiden, 25 September 1883.
De Comm. van Fabr. heeft de eer op het request van A J. Koole te
berichten dat daarbij vergunning wordt gevraagd om een gedeelte van de
Zijlsingelgracht langs het aan den requestrant toebehoorend terrein op
den Vestwal uitkomende in de Looierstraat te mogen dempen en verhee-
len aan het perceel bij het Kadaster bekend, onder Sectie n°. 782,
liggende tusschen de perceelen toebehoorende aan de Koninklijke Neder-
landsche Grofsmederij en de firma De Heijder Co.
Dat gedeelte water heeft eene lengte van 40 Meters en een gemiddelde
breedte van 3,30 Meters en behoort tot het perceel bij het Kadaster be
kend onder Sectie a n°. 483 eigendom der gemeente Leiden.
De Commissie meent dat door de bedoelde demping geen hinder aan
de scheepvaart en den waterstroom zal worden veroorzaakt en daartoe reeds
de vergunning van het Hoogheemraadschap van Rijnland gevraagd en ver
kregen is, terwijl de koopprijs moet worden berekend naar het gedeelte
Singel water, dat bij Raadsbesluit van 22 Juni 1882 aan M. W. Jaeger is
°De Commissie stelt derhalve voor, aan den openbaren dienst te ont
trekken 132 centiaren water van het perceel Sectie a n 483, om ver
volgens aan A. J. Koole in eigendom te worden afgestaan, tegen een
koopprijs van 50 cents de centiare, benevens de kosten van overdracht,
alsmede onder bepaling dat de aangeplempte grond worde voorzien van een
behoorlijke loodrechte schoeiing, op zijn kosten te maken en te onder
houden, onder toezicht van den Gemeente-Architect.
Aan Heeren Burg. en Weth. De Commissie van Fabricage,
der gemeente Leiden.
N° 183. Leiden, 27 September 1883.
Onder overlegging van de betrekkelijke stukken geven wij Uwe Verga
dering in overweging aan de firma J. Parmentier en Zonen de gevraagde
vergunning tot het leggen van buizen te verleenen onder de door de Com.
van Fabr. voorgestelde voorwaarden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen J. Kuiper, firma J. Parmen
tier Zonen, fabrikant alhier, dat hij van af de bestaande filter aan de
Mare een aanvoerbuis met put naar het ketelhuis wenschte te leggen
en een afvoerbuis uit den stoomketel naar de Mare, beide op de ingeslo
ten situatie aangegeven.
Waarvoor beleefdelijk de toestemming uwer vergadering wordt verzocht.
Leiden, 10 September 1883. 't Welk doende,
J. Kuiper,
firma J. Parmentier Zonen.
Leiden, 25 September 1883.
De Comm. van Fabr., heeft de eer op het request van de firma J. Par
mentier Zonen te berichten, dat daarbij gevraagd wordt, om de be
staande aanvoerbuis tot voeding van den stoomketel van hare fabriek aan de
Vierde Binnenvestgracht te vervangen door eene andere, te leggen in de
Gedemptegracht naar de filter of put aan den wal van de Mare en daar
naast te leggen een afvoerbuis voor de afgewerkte stoom naar de Mare
dat tegen het verleenen der gevraagde vergunning geen bezwaar bestaat
mits onder toezicht van den Gemeente Architect en de afgewerkte stoom
zich ontlast beneden den laagsten waterstand, alsmede tegen betaling dei-
rechten, bepaald bij art. 3. n». 11, 16 en 17 van het Tarief, vastgesteld,
den 5 Maart 1857.
Aan Heeren Burg. en Weth. De Commissie van Fabricage,
der gemeente Leiden.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF.