87
het bovenvermelde bedrag aan te vragen, en inmiddels het noodige voor
te bereiden, zoowel tot het erlangen van de vereischte onteigeningswet
ten als tot uitvoering van de werken waarvan hier sprake is;
b. heeft het Rijk het gevraagde subsidie toegezegd, aan deze Verga
dering nadere voorstellen te doen, zoowel omtrent de verdeeling van de
uitvoering der voorgenomen werken over eenige jaren en de dekking der
vereischte uitgaven, als omtrent de regeling van het beheer en het onder
houd der verbeterde vaart in de toekomst.
c. met het Gemeentebestuur van Leiden de noodige schikkingen te
treffen ten einde te verzekeren: i°. zoodanige veranderingen in de in-
irichting van de voor de doorvaart hinderlijke bruggen als bun wensche-
,'lijk zullen voorkomen, 2°. de goede en kostelooze bediening bij dag en
I bij nacht voor alle in de vaart gelegen of later te leggen bruggen.
V. Op de begrooting voor de enkel provinciale inkomsten en uitgaven
voor 1884 wordt eene som van f 8000 beschikbaar gesteld, tot goed
making d«r kosten, welke uit het bepaalde sub IV, litt. a zullen voort
vloeien.
VI. Voor rekening van de Provincie, behoudens eene schadeloosstelling
van het Hoogheemraadschap van Rijnland ten bedrage van f 4000, wordt
de Rijn geregeld uitgediept, en wel van Leiden tot Bodegraven op eene
diepte van 3 en van Bodegraven tot de kom der gemeente Woerden op
eene diepte van 2.40 MA P.
VII. Voor rekening van de Provincie worden de vaart van Vlaardingen
naar Delft zooveel verdiept en de daarover liggende bruggen zooveel
verhoogd als noodig is om die vaart bruikbaar te maken voor schepen,
diep gaande 1.50 M., breed 3.65 M. en een opperlast voerende van hoog
stens 1.70 M. A.P.
VIII. De gelden noodig voor de uitvoering der werken sub VI. VII. be
doeld, ten bedrage van f 43.000 en f 65.000, worden uitgetrokken op
de begrooting van enkel provinciale inkomsten en uitgaven voor het
jaar 1884.
Tevens wordt, op voorstel van den Voorzitter, besloten, het adres van
het hoofdbestuur der schippersvereeniging Schuttevaer, vermeld in de
notulen van den 5en dezer onder N°. XXVII, voor kennisgeving aan
te nemen.
De Staten voornoemd, enz.
Ged. Staten deelden ons daarbij het volgende mede:
„Naar wij vertrouwen zal door Uw bestuur worden gewaardeerd, dat in
dat besluit onder VI is opgenomen de regelmatige verdieping van den
Rijn van af Woerden tot Leiden en bovenal dat de Staten, door ten
aanzien der werken tot verbetering der vaartsgemeenschap tusschen Rijn
en Schie (I) te verwijzen naar de hoofdtrekken aangewezen in onzen
brief aan de Staten van 5 Juni 1883 n°. 83, van welken brief wij mede
een afdruk hiernevens voegen, van hunne ernstige gezindheid hebben doen
blijken, om, overeenkomstig onze voordracht, in het belang Uwer stad, bij
Uwe tot ons gerichte letteren van 29 Mei jl. voorgestaan, de verbinding
van Rijn en Schie, in stede beoosten Leiden in de richting der Roombur-
ger Wetering, ten Westen van Leiden te zoeken, en dien ten gevolge de
scheepvaart door Uwe stad (Galgewater, Oude Vestgracht en Haven) te leiden.
De Staten deden dit laatste evenwel in de veronderstelling, dat het
Bestuur van Leiden bereid zal worden gevonden, bij die inrichting van
het werk, met ons de noodige schikkingen te treffen, ten einde, door Uwe
Gemeente aan de Provincie, binnen het territoir van Leiden, zoowel de
veranderingen in de inrichting van de, voor de doorvaart hinderlijke brug
gen, welke ons wenschelijk zullen voorkomen, als de goede en kostelooze
bediening bij dag en bij nacht voor alle in de vaart gelegen of later te
leggen bruggen, voor altijd, worde verzekerd.
Vandaar de opdracht sub. IV c. aan ons gedaan.
Het komt ons wenschelijk voor, dat die schikkingen vóór de Vergade
ring der Staten van November a. s. tot stand worden gebracht, ten einde,
door hare mededeeling aan de Staten in die Vergadering, dezen hunne
bovengenoemde veronderstelling bewaarheid mogen zien, en daardoor vóór
den aanvang der voorbereidende werkzaamheden, waartoe op de enkel
Provinciale begrooting voor 1884 een post is uitgetrokken, alle twijfel
zij weggenomen omtrent de vraag of de verbinding van Rijn en Schie
bewesten, in stede van beoosten Uw stad, een deel of hoofdtrek van het
verbeteringsplan uitmaken blijve, al of niet."
Vandaar dat door hen werd voorgesteld wederom eene conferentie te
houden met eene Commissie uit hun midden ter bespreking van het
onderwerp en bepaaldelijk van hetgeen voor eene goede bediening wordt
vereischt en van de beste wijze om daarin te voorzien en die voorziening
voor de toekomst te verzekeren.
Die conferentie had plaats op 31 Augustus jl.
In die conferentie werden behandeld de diepte van het vaarwater in
('de gemeente in verband met die van de sluis aan den Leidschendam, de
doorvaartwijdte van de bruggen, eene eventueele verbetering der vaart
van de Haven naar den Ouden Singel, de vrijstelling van bruggeld voor
de doorvarende schepen en de bediening der bruggen bij dag en bij nacht,
I I omtrent welke punten met de Commissie voorloopig tot overeenstemming
werd gekomen.
Wij ontvingen daarop onder dagteekening van 11/15 September een
schrijven van Ged. Staten luidende als volgt:
„Wij hadden de eer bij onze letteren van 14 Augustus j.l. aan Uw Col-
legie een afschrift te doen geworden van het besluit der Staten van ons
gewest dd. 24 Juli n°. VII, strekkende tot verbetering der daarin ge
noemde vaarten, een besluit, waarbij de belangen Uwer gemeente in niet
geringe mate zijn betrokken.
B'j die letteren werd dan ook ons vertrouwen geuit op de waardeering
door het Bestuur Uwer gemeente, dat in gezegd besluit der Staten onder
n°. VI is opgenomen de regelmatige verdieping van den Rijn van af
Woerden tot Leiden; en bovenal, dat de Staten door ten aanzien der wer
ken tot verbetering der vaartsgemeenschap tusschen Rijn en Schie (n°. I)
te verwijzen naar de hoofdtrekken, aangewezen in onzen tot hen gerichten
brief van 5 Juni 1883 (van welken U mede een afdruk werd verstrekt)
van hunne ernstige gezindheid hebben doen blijken om, overeenkomstig onze
voordracht, in het belang uwer stad, in Uwe tot ons gerichte lette
ren van 29 Mei j.l. voorgestaan de verbinding van den Rijn en de
Vliet en dientengevolge de scheepvaart door Uwe stad (Haven, Oude Vest
gracht en Galgewater) te leiden.
Wij wezen er toen tevens reeds op, dat de Staten dit laatste evenwel
slechts deden in de veronderstelling, dat bij die inrichting van het werk
het gemeentebestuur van Leiden bereid zal worden bevonden met ons de
noodige schikkingen te treffen, ten einde door uwe gemeente aan de Pro
vincie op het territoir van Leiden zoowel de veranderingen in de inrich
ting van de voor de doorvaart hinderlijke bruggen, welke ons wensche
lijk zullen voorkomen, als de goede en kostelooze bediening bij dag en
bij nacht van alle in de vaart gelegen of later te leggen bruggen, voor
altijd worden verzekerd.
Daaraan is dan ook de bij punt IV c. van het bovengenoemd besluit
der Staten aan ons gedane opdracht tot het treffen dier schikkingen te wijten.
Die opdracht was goed gezien. Zal het geoorloofd zijn in Leiden's be
lang het werk der vaartsverbetering tusschen den Rijn en de Schie (d. i.
tusschen het IJ en de Maas) zoo in te richten, dat van de schipperij
worde gevergd den omweg door Leid'-n te volgen, in stede van Leiden
op eenigen afstand voorbij te varen, dan moet aan de schipperij minstens
de meest volledige zorg van het gemeentebestuur van Leiden vooral wat
het doorvaren dier stad gemakkelijk maken en tegen alle vermijdbaar
oponthoud beveiligen kan, voor alle toekomstige tijden verzekerd zijn.
Op ons voorstel gaf dan ook die uitnoodiging der Staten reeds aan
leiding tot eene bespreking of wisseling van denkbeelden, dat onderwerp
betreffende, tusschen Uw College en eene Commissie uit het onze op 31
Augustus jl.
Na het verslag dezer Commissie omtrent de in die conferentie geop
perde denkbeelden te hebben aangehoord, meenen wij Uw Collegie te
mogen uitnoodigen bij den Raad uwer gemeente een voorstel te doen;
„tot machtiging van Uw College, om namens de gemeente eene ver-
bindtenis jegens de Provincie aan te gaan, bij welke voor het geval bij
de verbetering der vaartsgemeenschap tusschen den Rijn en de Schie,
waartoe door de Staten der Provincie Zuid Holland in beginsel in hunne
zitting van 24 Juli jl. werd besloten, de daartoe behoorende verbinding
van den Rijn en de Leidsche Vliet tot stand wordt gebracht bewesten de
stad Leiden de gemeente Leiden ter verzekering der bruikbaarheid,
vrijheid en veiligheid der doorvaart door haar territoir in de richting
Schrijversburg, Haven, Oude Vestgracht en Galgewater op zich neemt:
I. Binnen haar territoir het midden van dit vaarwater te brengen en
voortdurend te houden op eene diepte van 20 centimeter beneden den
drempel van de sluis aan den Leidschendam, zooals die bij de voorge
nomen verandering dier sluis zal worden gelegd of in opvolgende tijden
mocht worden verlaagd, en zulks over eene breedte van minstens 12
meters
Ila. de brug over de Oude Vestgracht nabij de Turfmarkt ten koste
der gemeente zóó te veranderen, dat zij aan de schepen een doorvaart
wijdte biedt van 8 Meter;
b de thans bestaande doorvaartswijdte der overige bruggen nimmer te
vernauwen, en bij het eventueel leggen van nieuwe bruggen, waar zij
thans niet bestaan, aan deze zonder toestemming van het Provinciaal
gezag of dat wat het mocht vervangen geene mindere doorvaartswijdte
te geven dan van 8 Meter; en
c de thans tot openbare straat of plein bestemde gronden gelegen ten
Noorden van de Haven of ten Oosten van het deel der Heerengracht, dat
van de Haven tot de Oude Vestgracht strekt, niet van bestemming te
veranderen of te gedogen dat zulks geschiede, maar die gronden voor
het geval na de tot standkoming der voorgenomen vaartsverbetering te
eeniger tijd door het Provinciaal gezag, of dat wat hem mocht vervan
gen, verbetering der thans bestaande verbinding van Haven en Oude
Vestgracht door verlegging der thans daar gelegen bruggen of eene van
deze en vergraving van een deel der gezegde gronden wenschelijk mocht
worden geacht voor dat, alsdan, overeenkomstig nader overleg tusschen
gezegd gezag en het geraeentebestunr van Leiden tot stand te brengen
werk, beschikbaar te houden
III ten allen tijde te zorgen voor de beweegbaarheid van alle de over
de vaart thans gelegen of later te leggen bruggen en hare voor door
varende schepen kostelooze en vlugge bediening bij dag en bij nacht in
dier voege, dat zij bij nadering van eenig schip zonder eenig oponthoud
worden geopend, zullende tot dat einde iedere brug voorzien moeten zijn
van een wachthuisje en elke dier wachthuisjes bezet met voor de bediening
der brug, waartoe het behoort, voldoend en waakzaam personeel; met
deze uitzondering evenwel, dat de beide bruggen van de verbinding van
Haven en Oude Vestgracht uit hetzelfde wachthuisje en door hetzelfde
personeel mogen worden bediend, en dat ten aanzien ook van andere kort
bij elkander gelegen bruggen gecombineerde bediening bij nacht van 2
dier bruggen door hetzelfde personeel door Gedeputeerde Staten, of het
gezag dat hen in vervolg van tijden mocht vervangen, tijdelijk kan wor
den vergund."
Mocht de gemeenteraad de door ons tot heden voorgestane meening
deelen, dat Leiden's belang bij het behoud harer ligging aan de tegen
woordige, nu zoo aanzienlijk te vermeerderen, doorvaart van de schepen
vice-versa bestemd van het IJ tot Den Haag, Delft en de steden langs de
Maas, groot genoeg is om aan het Provinciaal gezag de vrijheid te geven
bij de voorgenomen vaartsverbetering den omweg door Leiden boven
eenen met andere belangen strookenden korteren en meer gerieflijken
weg te kiezen, zal zeker de Raad in die verbindtenis eene niet te bezwa
rende voorwaarde van het behoud voor Leiden van hare ligging aan de
doorvaart achten; terwijl in elk geval wij haar met het oog op het al
gemeen belang en toekomstige tijden voor het gebruik maken van die
vrijheid onontbeerlijk meenen te zijn. Bezwaar van den Raad tegen de
verleening aan Uw College van de door ons voorgestelde machtiging
zouden wij mitsdien aan niets anders kunnen wijten dan aan 's Raads
meening dat Leidens belang bij de doorvaart door ons werd overschat en
dientengevolge aan het Provinciaal gezag de vrijheid ontvalt, die het
meende te hebben.
Aangenaam zal het ons zijn, indien Uw College deze zaak met eenigen
spoed bij den Raad in behandeling mocht willen brengen. Wenschelijk
toch komt het ons voor, gelijk reeds bij onze vorige letteren te kennen
werd gegeven, dat zij vóór de aanstaande Novembervergadering der Sta-